{"regions": {"search": {"terms": [], "terms_string": "", "tag": "IJsdwergen", "results": [{"url": "/actueel/nieuws/_detail/gli/kuipergordel-mogelijk-omvangrijker-dan-gedacht/", "items": [{"term": "IJsdwergen", "excerpt": "
De Kuipergordel – het uitstrekte buitengebied van ons zonnestelsel – is wellicht aanzienlijk groter dan gedacht. Dat blijkt uit gegevens van een instrument van NASA-ruimtesonde New Horizons dat bijhoudt met hoeveel (microscopisch kleine) stofdeeltjes de ruimtesonde in botsing komt terwijl hij met een snelheid van 50.000 kilometer per uur door de ruimte raast.
New Horizons werd in 2006 gelanceerd om de verre dwergplaneet Pluto en zo mogelijk nog enkele kleinere ijsachtige objecten te gaan bekijken. Inmiddels is de ruimtesonde al bijna 9 miljard kilometer van ons verwijderd, maar hij stuurt nog steeds gegevens naar de aarde.
De verwachting was dat New Horizons, naarmate hij zich verder van de zon verwijdert, steeds minder stofdeeltjes tegen zou komen – de minuscule ijzige overblijfselen van botsingen tussen de grote objecten die de Kuipergordel bevolken. Maar dat lijkt dus niet het geval. Volgens planeetwetenschappers wijst dit erop dat de Kuipergordel miljarden kilometers breder is dan geschat. Buiten de Kuipergordel zou zich zelfs nog een tweede gordel van ijzig materiaal kunnen bevinden.
De metingen komen op een moment dat wetenschappers van de New Horizons-missie, met behulp van telescopen zoals de Japanse Subaru-telescoop op Hawaï, een aantal Kuipergordelobjecten hebben ontdekt die zich ver voorbij de ‘traditionele’ buitenste rand van de Kuipergordel ophouden. Gedacht werd dat deze rand, waar de aantallen objecten beginnen af te nemen, zich op ongeveer 7,5 miljard kilometer van de zon bevindt, maar nieuw bewijs suggereert dat dit eerder 12 miljard kilometer of meer zal zijn. Wel is het denkbaar dat een deel van de geregistreerde deeltjes in het binnenste deel van de Kuipergordel zijn ontstaan, en door de stralingsdruk van de zon en andere factoren naar buiten zijn geduwd. Een andere mogelijkheid is dat New Horizons op een populatie van kortlevende ijsdeeltjes is gestuit, waarmee in de bestaande modellen van de Kuipergordel geen rekening is gehouden.
Naar verwachting heeft New Horizons nog voldoende raketbrandstof en stroom om tot zeker 2040 te blijven functioneren. In dat geval zou de stofmeter t.z.t. zelfs de overgang kunnen registeren naar een gebied dat door interstellaire deeltjes – deeltjes van buiten ons zonnestelsel dus – wordt gedomineerd. (EE)
De Kuipergordel – het uitstrekte buitengebied van ons zonnestelsel – is wellicht aanzienlijk groter dan gedacht. Dat blijkt uit gegevens van een instrument van NASA-ruimtesonde New Horizons dat bijhoudt met hoeveel (microscopisch kleine) stofdeeltjes de ruimtesonde in botsing komt terwijl hij met een snelheid van 50.000 kilometer per uur door de ruimte raast.
New Horizons werd in 2006 gelanceerd om de verre dwergplaneet Pluto en zo mogelijk nog enkele kleinere ijsachtige objecten te gaan bekijken. Inmiddels is de ruimtesonde al bijna 9 miljard kilometer van ons verwijderd, maar hij stuurt nog steeds gegevens naar de aarde.
De verwachting was dat New Horizons, naarmate hij zich verder van de zon verwijdert, steeds minder stofdeeltjes tegen zou komen – de minuscule ijzige overblijfselen van botsingen tussen de grote objecten die de Kuipergordel bevolken. Maar dat lijkt dus niet het geval. Volgens planeetwetenschappers wijst dit erop dat de Kuipergordel miljarden kilometers breder is dan geschat. Buiten de Kuipergordel zou zich zelfs nog een tweede gordel van ijzig materiaal kunnen bevinden.
De metingen komen op een moment dat wetenschappers van de New Horizons-missie, met behulp van telescopen zoals de Japanse Subaru-telescoop op Hawaï, een aantal Kuipergordelobjecten hebben ontdekt die zich ver voorbij de ‘traditionele’ buitenste rand van de Kuipergordel ophouden. Gedacht werd dat deze rand, waar de aantallen objecten beginnen af te nemen, zich op ongeveer 7,5 miljard kilometer van de zon bevindt, maar nieuw bewijs suggereert dat dit eerder 12 miljard kilometer of meer zal zijn. Wel is het denkbaar dat een deel van de geregistreerde deeltjes in het binnenste deel van de Kuipergordel zijn ontstaan, en door de stralingsdruk van de zon en andere factoren naar buiten zijn geduwd. Een andere mogelijkheid is dat New Horizons op een populatie van kortlevende ijsdeeltjes is gestuit, waarmee in de bestaande modellen van de Kuipergordel geen rekening is gehouden.
Naar verwachting heeft New Horizons nog voldoende raketbrandstof en stroom om tot zeker 2040 te blijven functioneren. In dat geval zou de stofmeter t.z.t. zelfs de overgang kunnen registeren naar een gebied dat door interstellaire deeltjes – deeltjes van buiten ons zonnestelsel dus – wordt gedomineerd. (EE)
De verre dwergplaneten Eris en Makemake zijn mogelijk geologisch actief, net zoals Pluto. Dat wordt afgeleid uit recent onderzoek met de Webb-ruimtetelescoop (Icarus, april 2024).
Voor geologische processen zijn aanzienlijke hoeveelheden warmte nodig. Omdat Pluto en andere objecten in de zogeheten Kuipergordel van ons zonnestelsel zijn ontstaan uit zeer koude materialen en nooit dicht genoeg in de buurt van de zon zijn gekomen om significant op te warmen, werd daarom lang aangenomen dat dergelijke ijswerelden vrijwel geen geologische activiteit zouden vertonen. Toch bleek uit opnamen van ruimtesonde New Horizons dat het oppervlak van Pluto in recente tijden is ‘ververst’.
Voorlopig zijn er geen plannen om een ruimtesonde naar Eris en Makemake te sturen, maar dankzij de Webb-ruimtetelescoop kunnen planeetwetenschappers toch veel over hen te weten komen. Een team onder leiding van Christopher Glein (Southwest Research Institute, VS) heeft Webb gebruikt om het door de dwergplaneten weerkaatste zonlicht te analyseren. De daarbij vastgelegde infraroodspectra bevatten informatie over de chemische samenstelling van hun oppervlakken.
Uit de spectra blijkt dat Eris en Makemake beide veel methaanijs op hun oppervlak hebben, maar anders dan bij Makemake zijn er bij Eris ook aanwijzingen voor stikstofijs. Opvallend is verder dat geen van beide koolstofmonoxide lijken te bevatten, hoewel dat een belangrijk bestanddeel is van het ijs op kometen, waarvan wordt aangenomen dat ze eveneens uit de Kuipergordel afkomstig zijn. Ook zijn er geen tekenen te zien van grotere organische moleculen, zoals die zich vormen wanneer methaan aan straling wordt blootgesteld.
Het ontbreken van diverse soorten ijs en organische moleculen op het oppervlak van beide dwergplaneten is opmerkelijk. Volgens de onderzoekers kan dit een aanwijzing zijn dat er via cryovulkanisme nog ‘verse’ methaan vanuit hun inwendige aan de oppervlakte komt. En dat zou dan weer kunnen betekenen dat de kernen van Eris en Makemake nog genoeg warmte afgeven om een ondergrondse oceaan in stand te houden, zoals ook diverse manen van Jupiter en Saturnus die hebben. (EE)
De verre dwergplaneten Eris en Makemake zijn mogelijk geologisch actief, net zoals Pluto. Dat wordt afgeleid uit recent onderzoek met de Webb-ruimtetelescoop (Icarus, april 2024).
Voor geologische processen zijn aanzienlijke hoeveelheden warmte nodig. Omdat Pluto en andere objecten in de zogeheten Kuipergordel van ons zonnestelsel zijn ontstaan uit zeer koude materialen en nooit dicht genoeg in de buurt van de zon zijn gekomen om significant op te warmen, werd daarom lang aangenomen dat dergelijke ijswerelden vrijwel geen geologische activiteit zouden vertonen. Toch bleek uit opnamen van ruimtesonde New Horizons dat het oppervlak van Pluto in recente tijden is ‘ververst’.
Voorlopig zijn er geen plannen om een ruimtesonde naar Eris en Makemake te sturen, maar dankzij de Webb-ruimtetelescoop kunnen planeetwetenschappers toch veel over hen te weten komen. Een team onder leiding van Christopher Glein (Southwest Research Institute, VS) heeft Webb gebruikt om het door de dwergplaneten weerkaatste zonlicht te analyseren. De daarbij vastgelegde infraroodspectra bevatten informatie over de chemische samenstelling van hun oppervlakken.
Uit de spectra blijkt dat Eris en Makemake beide veel methaanijs op hun oppervlak hebben, maar anders dan bij Makemake zijn er bij Eris ook aanwijzingen voor stikstofijs. Opvallend is verder dat geen van beide koolstofmonoxide lijken te bevatten, hoewel dat een belangrijk bestanddeel is van het ijs op kometen, waarvan wordt aangenomen dat ze eveneens uit de Kuipergordel afkomstig zijn. Ook zijn er geen tekenen te zien van grotere organische moleculen, zoals die zich vormen wanneer methaan aan straling wordt blootgesteld.
Het ontbreken van diverse soorten ijs en organische moleculen op het oppervlak van beide dwergplaneten is opmerkelijk. Volgens de onderzoekers kan dit een aanwijzing zijn dat er via cryovulkanisme nog ‘verse’ methaan vanuit hun inwendige aan de oppervlakte komt. En dat zou dan weer kunnen betekenen dat de kernen van Eris en Makemake nog genoeg warmte afgeven om een ondergrondse oceaan in stand te houden, zoals ook diverse manen van Jupiter en Saturnus die hebben. (EE)
Het dubbele ringenstelsel van de Centaur Chariklo dankt zijn bestaan mogelijk aan een klein maantje. Dat is de conclusie die onderzoekers van het Planetary Science Institute (VS) trekken uit computersimulaties van dit intrigerende object (The Planetary Science Journal, 6 februari).
Centaurs zijn kleine objecten die qua afmetingen op planetoïden lijken, maar qua samenstelling meer weghebben van kometen. Ze cirkelen in wijde banen om de zon, veelal tussen de omloopbanen van de planeten Jupiter en Neptunus.
Chariklo is ongeveer 250 kilometer groot en is de eerste Centaur waarbij ringen zijn ontdekt. De computersimulaties laten zien dat de huidige configuratie van dit ringenstelsel kan worden toegeschreven aan een maantje van ongeveer drie kilometer groot. Of dit maantje ook echt bestaat, zal nog moeten blijken: vanwege de grote afstand van Chariklo – ruwweg 2,4 miljard kilometer – valt een object van deze grootte buiten het bereik van de telescopen op aarde.
Het hypothetische maantje is ook niet de enig mogelijke verklaring voor het bestaan van het huidige ringenstelsel van Chariklo. Het is ook denkbaar dat zich op het oppervlak van deze Centaur een zwaartekrachtsanomalie bevindt (bijvoorbeeld een gebergte), en dat de ringen in resonantie zijn met de rotatie van zijn kern.
Chariklo vertoont twee ringen van een paar kilometer breed. Om de ringen zo dun te houden, moet er een mechanisme bestaan dat voorkomt dat het ringmateriaal zich verspreidt. In hun publicatie laten de wetenschappers zien dat een Chariklo-achtig ringenstelsel zónder maantje mettertijd steeds breder wordt.
De onderzoekers vermoeden dat de ringen van Chariklo voornamelijk uit ijsdeeltjes bestaan, net als die van de grote planeten van ons zonnestelsel. Voor het overige is er nog bijzonder weinig over bekend. (EE)
Het dubbele ringenstelsel van de Centaur Chariklo dankt zijn bestaan mogelijk aan een klein maantje. Dat is de conclusie die onderzoekers van het Planetary Science Institute (VS) trekken uit computersimulaties van dit intrigerende object (The Planetary Science Journal, 6 februari).
Centaurs zijn kleine objecten die qua afmetingen op planetoïden lijken, maar qua samenstelling meer weghebben van kometen. Ze cirkelen in wijde banen om de zon, veelal tussen de omloopbanen van de planeten Jupiter en Neptunus.
Chariklo is ongeveer 250 kilometer groot en is de eerste Centaur waarbij ringen zijn ontdekt. De computersimulaties laten zien dat de huidige configuratie van dit ringenstelsel kan worden toegeschreven aan een maantje van ongeveer drie kilometer groot. Of dit maantje ook echt bestaat, zal nog moeten blijken: vanwege de grote afstand van Chariklo – ruwweg 2,4 miljard kilometer – valt een object van deze grootte buiten het bereik van de telescopen op aarde.
Het hypothetische maantje is ook niet de enig mogelijke verklaring voor het bestaan van het huidige ringenstelsel van Chariklo. Het is ook denkbaar dat zich op het oppervlak van deze Centaur een zwaartekrachtsanomalie bevindt (bijvoorbeeld een gebergte), en dat de ringen in resonantie zijn met de rotatie van zijn kern.
Chariklo vertoont twee ringen van een paar kilometer breed. Om de ringen zo dun te houden, moet er een mechanisme bestaan dat voorkomt dat het ringmateriaal zich verspreidt. In hun publicatie laten de wetenschappers zien dat een Chariklo-achtig ringenstelsel zónder maantje mettertijd steeds breder wordt.
De onderzoekers vermoeden dat de ringen van Chariklo voornamelijk uit ijsdeeltjes bestaan, net als die van de grote planeten van ons zonnestelsel. Voor het overige is er nog bijzonder weinig over bekend. (EE)
NASA heeft een aangepast plan aangekondigd om de missie van ruimtesonde New Horizons voort te zetten. Vanaf 2025 zal New Horizons zich richten op het verzamelen van fysische gegevens over de zogeheten heliosfeer. De verlenging biedt tevens de mogelijkheid om de ruimtesonde te gebruiken voor een toekomstige flyby langs een Kuipergordelobject, al is op dit moment nog geen geschikt object bekend. Voor dit doel wordt alvast zuinig omgesprongen met brandstof.
Zoals het er nu naar uitziet zullen de activiteiten van New Horizons doorgaan totdat de ruimtesonde de Kuipergordel heeft verlaten, wat naar verwachting in 2028 of 2029 het geval zal zijn.
New Horizons werd op 18 januari 2006 gelanceerd en heeft wetenschappers in staat gesteld om een aantal ijzige hemellichamen aan de rand van ons zonnestelsel van dichtbij te onderzoeken, waaronder de dwergplaneet Pluto en diens maan Charon, en het Kuipergordelobject Arrokoth – een dubbellobbig overblijfsel van de vorming van ons zonnestelsel. (EE)
NASA heeft een aangepast plan aangekondigd om de missie van ruimtesonde New Horizons voort te zetten. Vanaf 2025 zal New Horizons zich richten op het verzamelen van fysische gegevens over de zogeheten heliosfeer. De verlenging biedt tevens de mogelijkheid om de ruimtesonde te gebruiken voor een toekomstige flyby langs een Kuipergordelobject, al is op dit moment nog geen geschikt object bekend. Voor dit doel wordt alvast zuinig omgesprongen met brandstof.
Zoals het er nu naar uitziet zullen de activiteiten van New Horizons doorgaan totdat de ruimtesonde de Kuipergordel heeft verlaten, wat naar verwachting in 2028 of 2029 het geval zal zijn.
New Horizons werd op 18 januari 2006 gelanceerd en heeft wetenschappers in staat gesteld om een aantal ijzige hemellichamen aan de rand van ons zonnestelsel van dichtbij te onderzoeken, waaronder de dwergplaneet Pluto en diens maan Charon, en het Kuipergordelobject Arrokoth – een dubbellobbig overblijfsel van de vorming van ons zonnestelsel. (EE)
Een groot internationaal team van astronomen heeft ontdekt dat de dwergplaneet Quaoar niet één, maar minstens twee ringen heeft. De tweede ring werd opgemerkt tijdens onderzoek van de eerste ring, waarvan het bestaan pas sinds februari van dit jaar bekend is.
Quaoar is een dwergplaneet in de Kuipergordel. Hij werd in 2002 ontdekt door de Amerikaanse astronomen Michael Brown en Chad Trujillo. Uit later onderzoek bleek dat hij ongeveer half zo groot is als Pluto en tekenen van ijsvulkanisme vertoont. Ook heeft Quaoar een kleine maan, die Weywot wordt genoemd.
Beide ringen van Quaoar liggen buiten de zogeheten Rochelimiet, wat in tegenspraak is met theorieën die het ontstaan van manen en ringen beschrijven. Tot voor kort dachten wetenschappers dat materiaal binnen de Roche-limiet uit elkaar getrokken zou moeten worden, waardoor zich een ring vormt. Materiaal buiten de Rochelimiet zou juist moeten samenklonteren tot een maan. Waarom dit bij Quaoar niet het geval is, is onduidelijk, maar mogelijk heeft de aanwezigheid van Weywot daar iets mee te maken.
De twee ringen van Quaoar zijn niet rechtstreeks waarneembaar met telescopen op aarde: daarvoor is de hoeveelheid zonlicht die zij weerkaatsen te gering. Ze zijn ontdekt toen de dwergplaneet toevallig voor achtergrondsterren langs schoof en hun licht temperde. (EE)
Een groot internationaal team van astronomen heeft ontdekt dat de dwergplaneet Quaoar niet één, maar minstens twee ringen heeft. De tweede ring werd opgemerkt tijdens onderzoek van de eerste ring, waarvan het bestaan pas sinds februari van dit jaar bekend is.
Quaoar is een dwergplaneet in de Kuipergordel. Hij werd in 2002 ontdekt door de Amerikaanse astronomen Michael Brown en Chad Trujillo. Uit later onderzoek bleek dat hij ongeveer half zo groot is als Pluto en tekenen van ijsvulkanisme vertoont. Ook heeft Quaoar een kleine maan, die Weywot wordt genoemd.
Beide ringen van Quaoar liggen buiten de zogeheten Rochelimiet, wat in tegenspraak is met theorieën die het ontstaan van manen en ringen beschrijven. Tot voor kort dachten wetenschappers dat materiaal binnen de Roche-limiet uit elkaar getrokken zou moeten worden, waardoor zich een ring vormt. Materiaal buiten de Rochelimiet zou juist moeten samenklonteren tot een maan. Waarom dit bij Quaoar niet het geval is, is onduidelijk, maar mogelijk heeft de aanwezigheid van Weywot daar iets mee te maken.
De twee ringen van Quaoar zijn niet rechtstreeks waarneembaar met telescopen op aarde: daarvoor is de hoeveelheid zonlicht die zij weerkaatsen te gering. Ze zijn ontdekt toen de dwergplaneet toevallig voor achtergrondsterren langs schoof en hun licht temperde. (EE)
Planetoïden die hun baan delen met de planeet Neptunus vertonen een breed scala aan roodtinten, zo blijkt uit nieuw onderzoek door een internationaal team van astronomen, onder wie Jan van Roestel van het Anton Pannekoek Instituut voor Sterrenkunde. De ontdekking wijst op het bestaan van twee populaties van planetoïden in dat deel van ons zonnestelsel (MNRAS Letters, 28 maart).
Het onderzoeksteam heeft in totaal achttien planetoïden waargenomen die in dezelfde baan om de zon draaien als Neptunus en daarom bekendstaan als neptunische trojanen. Ze zijn tussen de vijftig en honderd kilometer groot en bevinden zich op een afstand van ongeveer 4,5 miljard kilometer van de zon.
Zulke verre planetoïden zijn erg zwak en laten zich dus maar moeilijk bekijken. Vóór dit nieuwe onderzoek waren nog maar een stuk of tien neptunische trojanen bestudeerd, en daar waren enkele van de grootste telescopen ter wereld voor nodig. De nieuwe gegevens zijn in de loop van twee jaar verzameld met behulp van de groothoekcamera WASP van de Palomar-sterrenwacht in Californië, en spectrografische camera’s op Hawaï en in het noorden van Chili.
Van de achttien waargenomen neptunische trojanen zijn verscheidene veel roder dan de meeste planetoïden – roder ook dan eerder onderzochte trojanen van Neptunus. Aangenomen wordt dat rode planetoïden nog verder van de zon zijn ontstaan. Een bekende populatie van deze objecten bevindt zich zelfs voorbij de baan van dwergplaneet Pluto, op ongeveer zes miljard kilometer van de zon. De nu waargenomen neptunische trojanen zijn ook anders dan de trojanen van de planeet Jupiter, die doorgaans neutraler van kleur zijn.
De roodheid van de planetoïden impliceert dat zij meer vluchtige soorten ijs bevatten, zoals ammoniak en methanol. Deze zijn uiterst gevoelig voor warmte en gaan bij hogere temperaturen snel in gasvorm over. Op grote afstand van de zon, waar het heel koud is, zijn ze stabieler.
De aanwezigheid van rodere planetoïden tussen de neptunische trojanen suggereert dat er een overgangsgebied bestaat tussen neutraler getinte en rodere objecten. De rodere neptunische trojanen hebben zich mogelijk voorbij dit grensgebied gevormd, en zijn later door Neptunus ‘ingevangen’. Dat zou zijn gebeurt toen de deze ijzige reuzenplaneet van het binnenste deel van ons zonnestelsel naar zijn huidige omloopbaan is gemigreerd. (EE)
Planetoïden die hun baan delen met de planeet Neptunus vertonen een breed scala aan roodtinten, zo blijkt uit nieuw onderzoek door een internationaal team van astronomen, onder wie Jan van Roestel van het Anton Pannekoek Instituut voor Sterrenkunde. De ontdekking wijst op het bestaan van twee populaties van planetoïden in dat deel van ons zonnestelsel (MNRAS Letters, 28 maart).
Het onderzoeksteam heeft in totaal achttien planetoïden waargenomen die in dezelfde baan om de zon draaien als Neptunus en daarom bekendstaan als neptunische trojanen. Ze zijn tussen de vijftig en honderd kilometer groot en bevinden zich op een afstand van ongeveer 4,5 miljard kilometer van de zon.
Zulke verre planetoïden zijn erg zwak en laten zich dus maar moeilijk bekijken. Vóór dit nieuwe onderzoek waren nog maar een stuk of tien neptunische trojanen bestudeerd, en daar waren enkele van de grootste telescopen ter wereld voor nodig. De nieuwe gegevens zijn in de loop van twee jaar verzameld met behulp van de groothoekcamera WASP van de Palomar-sterrenwacht in Californië, en spectrografische camera’s op Hawaï en in het noorden van Chili.
Van de achttien waargenomen neptunische trojanen zijn verscheidene veel roder dan de meeste planetoïden – roder ook dan eerder onderzochte trojanen van Neptunus. Aangenomen wordt dat rode planetoïden nog verder van de zon zijn ontstaan. Een bekende populatie van deze objecten bevindt zich zelfs voorbij de baan van dwergplaneet Pluto, op ongeveer zes miljard kilometer van de zon. De nu waargenomen neptunische trojanen zijn ook anders dan de trojanen van de planeet Jupiter, die doorgaans neutraler van kleur zijn.
De roodheid van de planetoïden impliceert dat zij meer vluchtige soorten ijs bevatten, zoals ammoniak en methanol. Deze zijn uiterst gevoelig voor warmte en gaan bij hogere temperaturen snel in gasvorm over. Op grote afstand van de zon, waar het heel koud is, zijn ze stabieler.
De aanwezigheid van rodere planetoïden tussen de neptunische trojanen suggereert dat er een overgangsgebied bestaat tussen neutraler getinte en rodere objecten. De rodere neptunische trojanen hebben zich mogelijk voorbij dit grensgebied gevormd, en zijn later door Neptunus ‘ingevangen’. Dat zou zijn gebeurt toen de deze ijzige reuzenplaneet van het binnenste deel van ons zonnestelsel naar zijn huidige omloopbaan is gemigreerd. (EE)
Astronomen hebben een nieuw ringenstelsel ontdekt in ons zonnestelsel. Het bevindt zich rond Quaoar – een dwergplaneet, half zo groot als Pluto, die voorbij de planeet Neptunus om de zon draait (Nature, 8 februari). Het ringenstelsel van Quaoar is uitzonderlijk wijd, wat vragen oproept over het ontstaan van dit soort structuren.
De ontdekking is gedaan onder leiding van een internationaal team onder leiding van Bruno Morgado van de Universiteit van Rio de Janeiro (Brazilië), dat gebruik heeft gemaakt van een extreem gevoelige camera van Britse makelij die is gekoppeld aan de 10,4-meter Gran Telescopio Canarias op het Canarische eiland La Palma.
Zelfs met deze geavanceerde apparatuur is het ringenstelsel van Quaoar niet direct waarneembaar: daarvoor is het te klein en lichtzwak. Dat het desondanks kon worden opgespoord, is te danken aan vier sterbedekkingen die tussen 2018 en 2021 hebben plaatsgevonden. Bij deze gebeurtenissen schoof de dwergplaneet voor een verre achtergrondster langs en hield hij diens licht – zoals verwacht – gedurende ongeveer een minuut tegen. Maar onverwachts waren ook vóór en ná de bedekking twee dipjes in het licht van de ster te zien, en dat wijst op de aanwezigheid van een ringenstelsel rond Quaoar.
Ringenstelsels zijn relatief zeldzaam in ons zonnestelsel. Naast de reuzenplaneten Saturnus, Jupiter, Uranus en Neptunus zijn slechts twee andere, veel kleinere, objecten omgeven door ringen: Chariklo en Haumea. Voor al deze ringsystemen geldt dat ze in stand blijven doordat ze zich dicht bij hun moederplaneet bevinden, zodat getijdenkrachten voorkomen dat het ringmateriaal samenklontert tot manen.
Wat het ringenstelsel rond Quaoar zo bijzonder maakt, is dat het zich op meer dan zeven maal de straal van de dwergplaneet bevindt. Dat is ver buiten de zogeheten Rochelimiet: de afstand waar voorbij de getijdenkrachten te zwak zijn om het samenklonteren van ringmateriaal tegen te gaan. Ter vergelijking: de ringen van Saturnus bevinden zich allemaal binnen drie maal de straal van de planeet.
Het lijkt er dus op dat de Rochelimiet geen absolute grens is als het om ringenstelsels gaat. Volgens de onderzoekers wordt het opvallend wijde ringenstelsel van Quaoar mogelijk in stand gehouden door onderlinge botsingen tussen brokken ringmateriaal of door externe factoren, zoals baanresonanties. Problematisch is wel dat de ring in dat geval veel breder zou moeten zijn dan nu het geval is. (EE)
Astronomen hebben een nieuw ringenstelsel ontdekt in ons zonnestelsel. Het bevindt zich rond Quaoar – een dwergplaneet, half zo groot als Pluto, die voorbij de planeet Neptunus om de zon draait (Nature, 8 februari). Het ringenstelsel van Quaoar is uitzonderlijk wijd, wat vragen oproept over het ontstaan van dit soort structuren.
De ontdekking is gedaan onder leiding van een internationaal team onder leiding van Bruno Morgado van de Universiteit van Rio de Janeiro (Brazilië), dat gebruik heeft gemaakt van een extreem gevoelige camera van Britse makelij die is gekoppeld aan de 10,4-meter Gran Telescopio Canarias op het Canarische eiland La Palma.
Zelfs met deze geavanceerde apparatuur is het ringenstelsel van Quaoar niet direct waarneembaar: daarvoor is het te klein en lichtzwak. Dat het desondanks kon worden opgespoord, is te danken aan vier sterbedekkingen die tussen 2018 en 2021 hebben plaatsgevonden. Bij deze gebeurtenissen schoof de dwergplaneet voor een verre achtergrondster langs en hield hij diens licht – zoals verwacht – gedurende ongeveer een minuut tegen. Maar onverwachts waren ook vóór en ná de bedekking twee dipjes in het licht van de ster te zien, en dat wijst op de aanwezigheid van een ringenstelsel rond Quaoar.
Ringenstelsels zijn relatief zeldzaam in ons zonnestelsel. Naast de reuzenplaneten Saturnus, Jupiter, Uranus en Neptunus zijn slechts twee andere, veel kleinere, objecten omgeven door ringen: Chariklo en Haumea. Voor al deze ringsystemen geldt dat ze in stand blijven doordat ze zich dicht bij hun moederplaneet bevinden, zodat getijdenkrachten voorkomen dat het ringmateriaal samenklontert tot manen.
Wat het ringenstelsel rond Quaoar zo bijzonder maakt, is dat het zich op meer dan zeven maal de straal van de dwergplaneet bevindt. Dat is ver buiten de zogeheten Rochelimiet: de afstand waar voorbij de getijdenkrachten te zwak zijn om het samenklonteren van ringmateriaal tegen te gaan. Ter vergelijking: de ringen van Saturnus bevinden zich allemaal binnen drie maal de straal van de planeet.
Het lijkt er dus op dat de Rochelimiet geen absolute grens is als het om ringenstelsels gaat. Volgens de onderzoekers wordt het opvallend wijde ringenstelsel van Quaoar mogelijk in stand gehouden door onderlinge botsingen tussen brokken ringmateriaal of door externe factoren, zoals baanresonanties. Problematisch is wel dat de ring in dat geval veel breder zou moeten zijn dan nu het geval is. (EE)
Wetenschappers hebben met behulp van de Webb-ruimtetelescoop waargenomen hoe de dunne ringen rond de Centaur-planetoïde Chariklo voor een ster langs schoven. Chariklo is een klein, ijzig hemellichaam voorbij de baan van Saturnus. Met een middellijn van slechts 250 kilometer is hij circa 51 keer kleiner dan de aarde.
In 2013 ontdekten Felipe Braga-Ribas en medewerkers met telescopen op aarde dat Chariklo is omgeven door twee dunne ringen. De ontdekking kwam als een verrassing: zulke ringenstelsels werden alleen bij grote planeten als Jupiter en Neptunus verwacht.
Braga-Ribas en collega’s hadden naar een ster gekeken toen Chariklo, zoals voorspeld, voor deze langs schoof en diens licht tegenhield. Dat verschijnsel wordt een sterbedekking genoemd. Tot hun verbazing knipperde de ster tweemaal aan en uit voordat hij achter Chariklo verdween, en opnieuw nadat de ster weer tevoorschijn kwam. Deze lichtdipjes werden veroorzaakt door twee dunne ringen op ongeveer 400 kilometer van het centrum van Chariklo – de eerste die ooit bij zo’n klein object zijn waargenomen.
Pablo Santos-Sanz van het Instituto de Astrofísica de Andalucía in Granada (Spanje) heeft op 18 oktober 2020 opnieuw een sterbedekking waargenomen waar Chariklo bij betrokken was, ditmaal met de Webb-ruimtetelescoop. Hij en zijn team gebruikten de nabij-infraroodcamera van Webb om de ster Gaia DR3 6873519665992128512 nauwlettend in de gaten te houden, terwijl het ringenstelsel van Chariklo voor deze langs schoof. Daarbij werden inderdaad de verwachte helderheidsdipjes in het licht van de ster geregistreerd.
Tijdens de sterbedekking(en) bleef Chariklo zelf net buiten het zicht van de Webb. Maar kort daarna werd Webb opnieuw op de Centaur gericht, ditmaal om waarnemingen te doen van het zonlicht dat door hem en zijn ringen wordt weerkaatst. Hun gezamenlijke spectrum, dat voor ongeveer tachtig procent voor rekening komt van Chariklo, vertoont drie duidelijke absorptiebanden van waterijs. Dat versterkt het al bestaande vermoeden dat de ringen van het kleine hemellichaam bestaan uit kleine ijsdeeltjes, vermengd met donkerder materiaal. Dit materiaal is waarschijnlijk afkomstig van een ander object dat in een ver verleden met Chariklo in botsing is gekomen. (EE)
Wetenschappers hebben met behulp van de Webb-ruimtetelescoop waargenomen hoe de dunne ringen rond de Centaur-planetoïde Chariklo voor een ster langs schoven. Chariklo is een klein, ijzig hemellichaam voorbij de baan van Saturnus. Met een middellijn van slechts 250 kilometer is hij circa 51 keer kleiner dan de aarde.
In 2013 ontdekten Felipe Braga-Ribas en medewerkers met telescopen op aarde dat Chariklo is omgeven door twee dunne ringen. De ontdekking kwam als een verrassing: zulke ringenstelsels werden alleen bij grote planeten als Jupiter en Neptunus verwacht.
Braga-Ribas en collega’s hadden naar een ster gekeken toen Chariklo, zoals voorspeld, voor deze langs schoof en diens licht tegenhield. Dat verschijnsel wordt een sterbedekking genoemd. Tot hun verbazing knipperde de ster tweemaal aan en uit voordat hij achter Chariklo verdween, en opnieuw nadat de ster weer tevoorschijn kwam. Deze lichtdipjes werden veroorzaakt door twee dunne ringen op ongeveer 400 kilometer van het centrum van Chariklo – de eerste die ooit bij zo’n klein object zijn waargenomen.
Pablo Santos-Sanz van het Instituto de Astrofísica de Andalucía in Granada (Spanje) heeft op 18 oktober 2020 opnieuw een sterbedekking waargenomen waar Chariklo bij betrokken was, ditmaal met de Webb-ruimtetelescoop. Hij en zijn team gebruikten de nabij-infraroodcamera van Webb om de ster Gaia DR3 6873519665992128512 nauwlettend in de gaten te houden, terwijl het ringenstelsel van Chariklo voor deze langs schoof. Daarbij werden inderdaad de verwachte helderheidsdipjes in het licht van de ster geregistreerd.
Tijdens de sterbedekking(en) bleef Chariklo zelf net buiten het zicht van de Webb. Maar kort daarna werd Webb opnieuw op de Centaur gericht, ditmaal om waarnemingen te doen van het zonlicht dat door hem en zijn ringen wordt weerkaatst. Hun gezamenlijke spectrum, dat voor ongeveer tachtig procent voor rekening komt van Chariklo, vertoont drie duidelijke absorptiebanden van waterijs. Dat versterkt het al bestaande vermoeden dat de ringen van het kleine hemellichaam bestaan uit kleine ijsdeeltjes, vermengd met donkerder materiaal. Dit materiaal is waarschijnlijk afkomstig van een ander object dat in een ver verleden met Chariklo in botsing is gekomen. (EE)
Het is al een tijdje stil rond de ruimtesonde New Horizons, die in 2015 de eerste detailrijke foto’s maakte van dwergplaneet Pluto en diens maan Charon, en in 2019 van ijsdwerg of plutoïde Arrokoth. Sindsdien staat de activiteit van het toestel op een laag pitje, om energie te besparen voor een twee jaar durende vervolgmissie, waarvoor op 1 oktober jl. het startschot is gegeven.
Op 1 maart volgend jaar wordt New Horizons uit zijn winterslaap gehaald om opnamen te kunnen maken van Uranus en Neptunus, de verste planeten van ons zonnestelsel. Daarnaast zal de ruimtesonde gegevens gaan verzamelen over het relatief lege buitengebied van ons zonnestelsel, dat hij nauwkeuriger kan onderzoeken dan zijn voorgangers Voyager 1 en 2.
Aangenomen wordt dat New Horizons zich in het overgangsgebied bevindt tussen het binnenste, stofrijke deel van de zogeheten Kuipergordel en het buitenste, relatief lege deel. Met behulp van de stofdetector aan boord van de ruimtesonde hopen wetenschappers te kunnen vaststellen om hoeveel stof het gaat en tot waar de Kuipergordel precies reikt.
De opnamen van Uranus en Neptunus zullen worden gebruikt om de bewegingen van de wolken in hun atmosferen te volgen. Het is de bedoeling dat het tweetal in het najaar van 2023 (bijna) gelijktijdig ook wordt bekeken door de Hubble-ruimtetelescoop en met diverse telescopen op aarde. Voor New Horizons zijn Uranus en Neptunus weliswaar slechts waarneembaar als nietige stipjes, maar het ontstaan en verdwijnen van wolken resulteert in kleine helderheidsveranderingen die de ruimtesonde kan meten.
Tussendoor zal New Horizons ook een stuk of tien soortgenoten van Arrokoth (van grote afstand) bekijken, om meer te weten te komen over hun vormen en afmetingen en mogelijke maantjes te kunnen ontdekken. De hoop bestaat dat de ruimtesonde tot na 2040 in bedrijf kan blijven. Mocht er in de tussentijd nog een tweede ijsdwerg/plutoïde worden ontdekt die, met een koerscorrectie, binnen zijn bereik ligt, dan zal het huidige onderzoek voor dat doel worden stilgelegd om zoveel mogelijk brandstof te besparen.
New Horizons bevindt zich momenteel op ongeveer 55 astronomische eenheden (AE) van de zon, oftewel 55 keer de afstand aarde-zon (150 miljoen kilometer), en daar komt elk jaar ongeveer 3 AE bij. (EE)
Het is al een tijdje stil rond de ruimtesonde New Horizons, die in 2015 de eerste detailrijke foto’s maakte van dwergplaneet Pluto en diens maan Charon, en in 2019 van ijsdwerg of plutoïde Arrokoth. Sindsdien staat de activiteit van het toestel op een laag pitje, om energie te besparen voor een twee jaar durende vervolgmissie, waarvoor op 1 oktober jl. het startschot is gegeven.
Op 1 maart volgend jaar wordt New Horizons uit zijn winterslaap gehaald om opnamen te kunnen maken van Uranus en Neptunus, de verste planeten van ons zonnestelsel. Daarnaast zal de ruimtesonde gegevens gaan verzamelen over het relatief lege buitengebied van ons zonnestelsel, dat hij nauwkeuriger kan onderzoeken dan zijn voorgangers Voyager 1 en 2.
Aangenomen wordt dat New Horizons zich in het overgangsgebied bevindt tussen het binnenste, stofrijke deel van de zogeheten Kuipergordel en het buitenste, relatief lege deel. Met behulp van de stofdetector aan boord van de ruimtesonde hopen wetenschappers te kunnen vaststellen om hoeveel stof het gaat en tot waar de Kuipergordel precies reikt.
De opnamen van Uranus en Neptunus zullen worden gebruikt om de bewegingen van de wolken in hun atmosferen te volgen. Het is de bedoeling dat het tweetal in het najaar van 2023 (bijna) gelijktijdig ook wordt bekeken door de Hubble-ruimtetelescoop en met diverse telescopen op aarde. Voor New Horizons zijn Uranus en Neptunus weliswaar slechts waarneembaar als nietige stipjes, maar het ontstaan en verdwijnen van wolken resulteert in kleine helderheidsveranderingen die de ruimtesonde kan meten.
Tussendoor zal New Horizons ook een stuk of tien soortgenoten van Arrokoth (van grote afstand) bekijken, om meer te weten te komen over hun vormen en afmetingen en mogelijke maantjes te kunnen ontdekken. De hoop bestaat dat de ruimtesonde tot na 2040 in bedrijf kan blijven. Mocht er in de tussentijd nog een tweede ijsdwerg/plutoïde worden ontdekt die, met een koerscorrectie, binnen zijn bereik ligt, dan zal het huidige onderzoek voor dat doel worden stilgelegd om zoveel mogelijk brandstof te besparen.
New Horizons bevindt zich momenteel op ongeveer 55 astronomische eenheden (AE) van de zon, oftewel 55 keer de afstand aarde-zon (150 miljoen kilometer), en daar komt elk jaar ongeveer 3 AE bij. (EE)
Aan de hand van computersimulaties hebben NASA-wetenschappers Jessica Noviello en Steve Desch uitgeplozen hoe dwergplaneet Haumea, die zich in de ijzige Kuipergordel voorbij de baan van de buitenste planeet Neptunus bevindt, een van de meest exotische objecten van ons zonnestelsel kon worden.
Haumea is bijna net zo groot als Pluto, maar heeft een aantal uitzonderlijke eigenschappen. Ze draait bijvoorbeeld veel sneller om haar as dan andere hemellichamen van deze omvang: één draaiing duurt maar vier uur. Door deze snelle rotatie heeft Haumea de vorm van een deels leeggelopen Amerikaanse voetbal aangenomen. Haar oppervlak, dat grotendeels uit waterijs bestaat, lijkt niet op dat van de overige objecten in de Kuipergordel, behalve dan op die van een tiental ‘broertjes en zusjes’ die vergelijkbare omloopbanen om de zon volgen.
Haumea is te ver weg om zich nauwkeurig met telescopen op aarde te laten bekijken, en heeft ook nog geen bezoek gehad van een ruimtesonde. Om haar te kunnen onderzoeken moeten wetenschappers dus hun toevlucht nemen tot computermodellen.
Noviello en Desch begonnen hun onderzoek met slechts drie stukjes informatie: de geschatte grootte en massa van Haumea, en haar korte rotatietijd. Hun computermodellen deden op basis daarvan een ‘voorspelling’ van de gemiddelde dichtheid van de dwergplaneet en de dichtheid en grootte van haar kern. Op deze informatie werden vervolgens wiskundige vergelijkingen losgelaten, waarmee de hoeveelheid ijs op Haumea en het volume van de dwergplaneet kon worden bepaald.
Aan de hand van deze gegevens zijn simulaties gedaan van de levensloop van Haumea, om na te gaan welke combinatie van eigenschappen zij als ‘baby’ moet hebben gehad om tot de huidige dwergplaneet te evolueren.
De wetenschappers namen aan dat baby-Haumea drie procent meer massa had dan nu, om het bestaan van de broertjes en zusjes, die waarschijnlijk ooit deel van haar hebben uitgemaakt, te kunnen verklaren. Ze namen tevens aan dat Haumea een andere draaisnelheid en een groter volume had. Vervolgens werd in de computermodellen telkens een van deze kenmerken veranderd. Uiteindelijk resulteerde dit in een scenario waar de huidige versie van Haumea uitrolde.
Op basis van hun computerberekeningen komen Noviello en Desch tot de conclusie dat Haumea vroeg in de geschiedenis van ons zonnestelsel in botsing is gekomen met een ander object. Hoewel daarbij stukken van Haumea zijn weggeslagen, denken de beide wetenschappers niet dat dit de uiteindelijke broertjes en zusjes van Haumea waren, zoals andere onderzoekers hebben gesuggereerd. Bij zo’n krachtige inslag zouden zulke brokstukken veel meer zijn verspreid.
De huidige Haumea-familie ontstond pas later, toen de dwergplaneet haar uiteindelijke vorm aannam. Door de warmte die vrijkwam bij het verval van radioactieve elementen, werd het ijs van Haumea zacht, waardoor rotsachtig materiaal naar het centrum zakte en lichter ijs naar de oppervlakte steeg. Hierdoor ging de dwergplaneet nog sneller draaien dan nu het geval is. En dat zou ertoe hebben geleid dat brokken ijs van het oppervlak werden weggeslingerd: de huidige broertjes en zusjes van Haumea.
Ondertussen ontstond ook een tijdelijke oceaan van vloeibaar water onder het oppervlak van Haumea. Dit water drong door in het gesteente dat zich in haar kern had verzameld en deed dit opzwellen tot een grote ‘bal’ klei. Door dit opzwelproces vertraagde de draaiing van Haumea tot haar huidige snelheid. (EE)
Aan de hand van computersimulaties hebben NASA-wetenschappers Jessica Noviello en Steve Desch uitgeplozen hoe dwergplaneet Haumea, die zich in de ijzige Kuipergordel voorbij de baan van de buitenste planeet Neptunus bevindt, een van de meest exotische objecten van ons zonnestelsel kon worden.
Haumea is bijna net zo groot als Pluto, maar heeft een aantal uitzonderlijke eigenschappen. Ze draait bijvoorbeeld veel sneller om haar as dan andere hemellichamen van deze omvang: één draaiing duurt maar vier uur. Door deze snelle rotatie heeft Haumea de vorm van een deels leeggelopen Amerikaanse voetbal aangenomen. Haar oppervlak, dat grotendeels uit waterijs bestaat, lijkt niet op dat van de overige objecten in de Kuipergordel, behalve dan op die van een tiental ‘broertjes en zusjes’ die vergelijkbare omloopbanen om de zon volgen.
Haumea is te ver weg om zich nauwkeurig met telescopen op aarde te laten bekijken, en heeft ook nog geen bezoek gehad van een ruimtesonde. Om haar te kunnen onderzoeken moeten wetenschappers dus hun toevlucht nemen tot computermodellen.
Noviello en Desch begonnen hun onderzoek met slechts drie stukjes informatie: de geschatte grootte en massa van Haumea, en haar korte rotatietijd. Hun computermodellen deden op basis daarvan een ‘voorspelling’ van de gemiddelde dichtheid van de dwergplaneet en de dichtheid en grootte van haar kern. Op deze informatie werden vervolgens wiskundige vergelijkingen losgelaten, waarmee de hoeveelheid ijs op Haumea en het volume van de dwergplaneet kon worden bepaald.
Aan de hand van deze gegevens zijn simulaties gedaan van de levensloop van Haumea, om na te gaan welke combinatie van eigenschappen zij als ‘baby’ moet hebben gehad om tot de huidige dwergplaneet te evolueren.
De wetenschappers namen aan dat baby-Haumea drie procent meer massa had dan nu, om het bestaan van de broertjes en zusjes, die waarschijnlijk ooit deel van haar hebben uitgemaakt, te kunnen verklaren. Ze namen tevens aan dat Haumea een andere draaisnelheid en een groter volume had. Vervolgens werd in de computermodellen telkens een van deze kenmerken veranderd. Uiteindelijk resulteerde dit in een scenario waar de huidige versie van Haumea uitrolde.
Op basis van hun computerberekeningen komen Noviello en Desch tot de conclusie dat Haumea vroeg in de geschiedenis van ons zonnestelsel in botsing is gekomen met een ander object. Hoewel daarbij stukken van Haumea zijn weggeslagen, denken de beide wetenschappers niet dat dit de uiteindelijke broertjes en zusjes van Haumea waren, zoals andere onderzoekers hebben gesuggereerd. Bij zo’n krachtige inslag zouden zulke brokstukken veel meer zijn verspreid.
De huidige Haumea-familie ontstond pas later, toen de dwergplaneet haar uiteindelijke vorm aannam. Door de warmte die vrijkwam bij het verval van radioactieve elementen, werd het ijs van Haumea zacht, waardoor rotsachtig materiaal naar het centrum zakte en lichter ijs naar de oppervlakte steeg. Hierdoor ging de dwergplaneet nog sneller draaien dan nu het geval is. En dat zou ertoe hebben geleid dat brokken ijs van het oppervlak werden weggeslingerd: de huidige broertjes en zusjes van Haumea.
Ondertussen ontstond ook een tijdelijke oceaan van vloeibaar water onder het oppervlak van Haumea. Dit water drong door in het gesteente dat zich in haar kern had verzameld en deed dit opzwellen tot een grote ‘bal’ klei. Door dit opzwelproces vertraagde de draaiing van Haumea tot haar huidige snelheid. (EE)
Een team van Leidse astronomen, onder leiding van Simon Portegies Zwart, is erin geslaagd om de eerste 100 miljoen jaar van de geschiedenis van de zogeheten Oortwolk door te rekenen. Tot nu toe waren alleen stukjes van de geschiedenis los van elkaar bestudeerd. De sterrenkundigen publiceren hun allesomvattende simulatie en de gevolgen daarvan binnenkort in het vakblad Astronomy & Astrophysics.
De Oortwolk vormt een enorme schil, bestaande uit zo’n 100 miljard komeetachtige objecten, aan de rond van ons zonnestelsel. Hij werd in 1950 bedacht door de Nederlandse sterrenkundige Jan Hendrik Oort, om te verklaren waardoor er steeds nieuwe kometen met langgerekte banen in ons zonnestelsel opduiken. De wolk, die pas begint op meer dan 3000 keer de afstand aarde-zon, moet overigens niet verward worden met de Kuipergordel – de gordel van brokken steen, gruis en ijs waar de dwergplaneet Pluto deel van uitmaakt en die zich veel dichterbij bevindt.
Hoe de Oortwolk precies is ontstaan, was tot nu toe een raadsel. Dat komt doordat er een reeks gebeurtenissen heeft plaatsgevonden die een computer lastig in zijn geheel kan nabootsen. Sommige processen duurden slechts een paar jaar en vonden op relatief korte afstanden plaats, vergelijkbaar met de afstand aarde-zon. Andere processen duurden miljarden jaren en vonden plaats over lichtjaren afstand, vergelijkbaar met de afstanden tussen sterren.
De Leidse onderzoekers zijn, net als bij eerdere onderzoeken, van losse gebeurtenissen uitgegaan, maar nieuw is dat ze de gebeurtenissen vervolgens met elkaar hebben weten te verbinden. Ze gebruikten bijvoorbeeld het eindresultaat van de eerste berekening als startpunt voor de volgende berekening. Zo konden ze de hele ontstaansgeschiedenis van de Oortwolk in kaart brengen. De simulaties bevestigen dat de Oortwolk een overblijfsel is van de protoplanetaire schijf met gas en stof waaruit ons zonnestelsel zo’n 4,6 miljard jaar geleden is ontstaan.
De komeetachtige objecten in de Oortwolk komen grofweg uit twee plekken uit het heelal. Een deel ervan komt van dichtbij, uit ons eigen zonnestelsel. Het zijn brokstukken en planetoïden die door de grote planeten naar buiten zijn geslingerd. Het andere deel van de objecten is afkomstig van andere sterren. Toen de zon net was geboren, waren er nog een stuk of duizend andere sterren in de buurt. De Oortwolk kan kometen hebben ingevangen die oorspronkelijk bij die andere sterren hoorden.
Overigens konden de Leidse sterrenkundigen ook een aantal gebeurtenissen weerleggen, waaronder de in 2005 geopperde hypothese dat de Oortwolk een gevolg zou zijn van de migratie van de reuzenplaneten in het zonnestelsel. Deze hypothese, die dus onjuist blijkt te zijn, zou de vele oude kraters op de maan moeten verklaren. (EE)
Een team van Leidse astronomen, onder leiding van Simon Portegies Zwart, is erin geslaagd om de eerste 100 miljoen jaar van de geschiedenis van de zogeheten Oortwolk door te rekenen. Tot nu toe waren alleen stukjes van de geschiedenis los van elkaar bestudeerd. De sterrenkundigen publiceren hun allesomvattende simulatie en de gevolgen daarvan binnenkort in het vakblad Astronomy & Astrophysics.
De Oortwolk vormt een enorme schil, bestaande uit zo’n 100 miljard komeetachtige objecten, aan de rond van ons zonnestelsel. Hij werd in 1950 bedacht door de Nederlandse sterrenkundige Jan Hendrik Oort, om te verklaren waardoor er steeds nieuwe kometen met langgerekte banen in ons zonnestelsel opduiken. De wolk, die pas begint op meer dan 3000 keer de afstand aarde-zon, moet overigens niet verward worden met de Kuipergordel – de gordel van brokken steen, gruis en ijs waar de dwergplaneet Pluto deel van uitmaakt en die zich veel dichterbij bevindt.
Hoe de Oortwolk precies is ontstaan, was tot nu toe een raadsel. Dat komt doordat er een reeks gebeurtenissen heeft plaatsgevonden die een computer lastig in zijn geheel kan nabootsen. Sommige processen duurden slechts een paar jaar en vonden op relatief korte afstanden plaats, vergelijkbaar met de afstand aarde-zon. Andere processen duurden miljarden jaren en vonden plaats over lichtjaren afstand, vergelijkbaar met de afstanden tussen sterren.
De Leidse onderzoekers zijn, net als bij eerdere onderzoeken, van losse gebeurtenissen uitgegaan, maar nieuw is dat ze de gebeurtenissen vervolgens met elkaar hebben weten te verbinden. Ze gebruikten bijvoorbeeld het eindresultaat van de eerste berekening als startpunt voor de volgende berekening. Zo konden ze de hele ontstaansgeschiedenis van de Oortwolk in kaart brengen. De simulaties bevestigen dat de Oortwolk een overblijfsel is van de protoplanetaire schijf met gas en stof waaruit ons zonnestelsel zo’n 4,6 miljard jaar geleden is ontstaan.
De komeetachtige objecten in de Oortwolk komen grofweg uit twee plekken uit het heelal. Een deel ervan komt van dichtbij, uit ons eigen zonnestelsel. Het zijn brokstukken en planetoïden die door de grote planeten naar buiten zijn geslingerd. Het andere deel van de objecten is afkomstig van andere sterren. Toen de zon net was geboren, waren er nog een stuk of duizend andere sterren in de buurt. De Oortwolk kan kometen hebben ingevangen die oorspronkelijk bij die andere sterren hoorden.
Overigens konden de Leidse sterrenkundigen ook een aantal gebeurtenissen weerleggen, waaronder de in 2005 geopperde hypothese dat de Oortwolk een gevolg zou zijn van de migratie van de reuzenplaneten in het zonnestelsel. Deze hypothese, die dus onjuist blijkt te zijn, zou de vele oude kraters op de maan moeten verklaren. (EE)
Na miljarden kilometers richting zon te hebben gereisd, heeft een verdwaald komeetachtig object een tijdelijke rustplek gevonden. Het is neergestreken bij een familie van ingevangen oude planetoïden – zogeheten trojanen – die in dezelfde baan om de zon draaien als de planeet Jupiter. Het is voor het eerst dat zo'n object in de buurt van de trojanenpopulatie is waargenomen.
De onverwachte bezoeker behoort tot een klasse van ijsachtige objecten die tussen de omloopbanen van de planeten Jupiter en Neptunus worden aangetroffen. Wanneer ze voor het eerst de zon naderen worden deze zogeheten centaurs actief: door opwarming begint hun ijs te verdampen en daardoor hullen ze zich in een wolk van stof en gas die kan uitwaaieren tot een lange staart. Kortom: ze veranderen in kometen.
De Hubble-ruimtetelescoop heeft het gevolg van deze ontwikkeling nu waargenomen bij het ijsachtige object P/2019 LD2, dat in juni 2019 werd ontdekt met telescopen op Hawaï. Waarschijnlijk is dit object niet lang daarvóór ongezien dicht langs Jupiter gescheerd en door de planeet ingevangen. Daarbij is LD2 tussen de stoet trojanen beland die ongeveer 270 miljoen kilometer voor Jupiter uit ‘lopen’.
De onverwachte gast zal niet lang tussen de trojanen verblijven. Computersimulaties laten zien dat hij over ongeveer twee jaar opnieuw dicht bij Jupiter zal komen en zijn reis naar het centrale deel van het zonnestelsel zal vervolgen.
De oorsprong van P/2019 LD2 ligt waarschijnlijk in de Kuipergordel – een gordel van miljoenen ijsachtige objecten voorbij de baan van de planeet Neptunus. Kuipergordelobjecten zijn waarschijnlijk overblijfselen van het ontstaansproces van de planeten van ons zonnestelsel, dat zich 4,6 miljard jaar geleden heeft voltrokken. Door onderlinge interacties kunnen deze objecten zodanig uit koers raken, dat ze richting zon migreren. (EE)
Na miljarden kilometers richting zon te hebben gereisd, heeft een verdwaald komeetachtig object een tijdelijke rustplek gevonden. Het is neergestreken bij een familie van ingevangen oude planetoïden – zogeheten trojanen – die in dezelfde baan om de zon draaien als de planeet Jupiter. Het is voor het eerst dat zo'n object in de buurt van de trojanenpopulatie is waargenomen.
De onverwachte bezoeker behoort tot een klasse van ijsachtige objecten die tussen de omloopbanen van de planeten Jupiter en Neptunus worden aangetroffen. Wanneer ze voor het eerst de zon naderen worden deze zogeheten centaurs actief: door opwarming begint hun ijs te verdampen en daardoor hullen ze zich in een wolk van stof en gas die kan uitwaaieren tot een lange staart. Kortom: ze veranderen in kometen.
De Hubble-ruimtetelescoop heeft het gevolg van deze ontwikkeling nu waargenomen bij het ijsachtige object P/2019 LD2, dat in juni 2019 werd ontdekt met telescopen op Hawaï. Waarschijnlijk is dit object niet lang daarvóór ongezien dicht langs Jupiter gescheerd en door de planeet ingevangen. Daarbij is LD2 tussen de stoet trojanen beland die ongeveer 270 miljoen kilometer voor Jupiter uit ‘lopen’.
De onverwachte gast zal niet lang tussen de trojanen verblijven. Computersimulaties laten zien dat hij over ongeveer twee jaar opnieuw dicht bij Jupiter zal komen en zijn reis naar het centrale deel van het zonnestelsel zal vervolgen.
De oorsprong van P/2019 LD2 ligt waarschijnlijk in de Kuipergordel – een gordel van miljoenen ijsachtige objecten voorbij de baan van de planeet Neptunus. Kuipergordelobjecten zijn waarschijnlijk overblijfselen van het ontstaansproces van de planeten van ons zonnestelsel, dat zich 4,6 miljard jaar geleden heeft voltrokken. Door onderlinge interacties kunnen deze objecten zodanig uit koers raken, dat ze richting zon migreren. (EE)
De kans dat zich in het donkere buitengebied van ons zonnestelsel nog een negende grote planeet verschanst is een stuk kleiner dan tot nu toe werd aangenomen. Tot die conclusie komt een internationaal onderzoeksteam, op basis van een statistische analyse van de verdeling van ‘mini-planeetjes’ buiten de omloopbaan van de planeet Neptunus.
In 2016 verkondigden onderzoekers van het California Institute of Technology (Caltech) dat ze aanwijzingen hadden gevonden voor het bestaan van een nog onbekende planeet – ‘Planeet 9’ – aan de rand van ons zonnestelsel. Ze baseerden zich op de waarneming van een bijzondere opeenhoping van ‘mini-planeetjes’ voorbij Neptunus oftewel trans-Neptunische objecten (TNO’s). Deze opeenhoping zou erop wijzen dat de ijsachtige objecten onder invloed staan van een nog onbekende grote planeet.
Het nieuwe onderzoek trekt die conclusie in twijfel. In hun op arXiv verschenen voorpublicatie stellen de wetenschappers dat de vermeende ophoping heel goed het gevolg zou kunnen zijn van een vertekenend statistisch effect: bias. Door hun grote afstanden zijn TNO’s alleen waarneembaar wanneer ze zich relatief dicht bij de zon bevinden. Om ze met een telescoop te kunnen opmerken, moeten astronomen dus op een specifiek moment naar een specifiek stuk van de hemel kijken. En zo krijg je een ‘bevooroordeeld’ beeld van hun verdeling.
Om aan te tonen dat de waarnemingen van de Caltech-onderzoekers weleens het gevolg kunnen zijn van bias, verzamelden de auteurs gegevens van veertien extreem verre TNO’s die met verschillende telescopen zijn waargenomen. Geen van deze objecten maakte deel uit van het eerdere Caltech-onderzoek.
De statistische analyse van de verzamelde data heeft nu laten zien dat de veertien verre mini-planeetjes niet merkbaar worden beïnvloed door de zwaartekracht van een grote onbekende planeet. Volgens de auteurs is de kans dan ook groot dat de eerder waargenomen opeenhoping van TNO’s is veroorzaakt door het feit dat deze verre objecten zich bij toeval op de plek bevonden waar de telescopen van het Caltech-team op waren gericht.
De auteurs benadrukken overigens dat hun onderzoek het bestaan van Planeet 9 niet helemaal kan uitsluiten. Maar de kans dat de hypothetische planeet werkelijk bestaat, is wel een stuk kleiner geworden. (EE)
De kans dat zich in het donkere buitengebied van ons zonnestelsel nog een negende grote planeet verschanst is een stuk kleiner dan tot nu toe werd aangenomen. Tot die conclusie komt een internationaal onderzoeksteam, op basis van een statistische analyse van de verdeling van ‘mini-planeetjes’ buiten de omloopbaan van de planeet Neptunus.
In 2016 verkondigden onderzoekers van het California Institute of Technology (Caltech) dat ze aanwijzingen hadden gevonden voor het bestaan van een nog onbekende planeet – ‘Planeet 9’ – aan de rand van ons zonnestelsel. Ze baseerden zich op de waarneming van een bijzondere opeenhoping van ‘mini-planeetjes’ voorbij Neptunus oftewel trans-Neptunische objecten (TNO’s). Deze opeenhoping zou erop wijzen dat de ijsachtige objecten onder invloed staan van een nog onbekende grote planeet.
Het nieuwe onderzoek trekt die conclusie in twijfel. In hun op arXiv verschenen voorpublicatie stellen de wetenschappers dat de vermeende ophoping heel goed het gevolg zou kunnen zijn van een vertekenend statistisch effect: bias. Door hun grote afstanden zijn TNO’s alleen waarneembaar wanneer ze zich relatief dicht bij de zon bevinden. Om ze met een telescoop te kunnen opmerken, moeten astronomen dus op een specifiek moment naar een specifiek stuk van de hemel kijken. En zo krijg je een ‘bevooroordeeld’ beeld van hun verdeling.
Om aan te tonen dat de waarnemingen van de Caltech-onderzoekers weleens het gevolg kunnen zijn van bias, verzamelden de auteurs gegevens van veertien extreem verre TNO’s die met verschillende telescopen zijn waargenomen. Geen van deze objecten maakte deel uit van het eerdere Caltech-onderzoek.
De statistische analyse van de verzamelde data heeft nu laten zien dat de veertien verre mini-planeetjes niet merkbaar worden beïnvloed door de zwaartekracht van een grote onbekende planeet. Volgens de auteurs is de kans dan ook groot dat de eerder waargenomen opeenhoping van TNO’s is veroorzaakt door het feit dat deze verre objecten zich bij toeval op de plek bevonden waar de telescopen van het Caltech-team op waren gericht.
De auteurs benadrukken overigens dat hun onderzoek het bestaan van Planeet 9 niet helemaal kan uitsluiten. Maar de kans dat de hypothetische planeet werkelijk bestaat, is wel een stuk kleiner geworden. (EE)
Nieuwe waarnemingen met onder meer de Gemini Noord-telescoop op Hawaï hebben bevestigd dat het in 2018 ontdekte zwakke object met de bijnaam ‘Farfarout’ inderdaad het verst bekende lid van ons zonnestelsel is.
Farfarout werd in januari 2018 opgespoord met de Subaru-telescoop, die eveneens op Hawaï is gestationeerd. Direct al was duidelijk het object zich heel ver weg bevond – vandaar diens bijnaam – maar om zijn exacte afstand te kunnen vaststellen, waren meer waarnemingen nodig.
De afgelopen jaren heeft een team rond Scott Sheppard van het Carnegie Institution for Science Farfarout met diverse telescopen waargenomen, om zijn omloopbaan te kunnen bepalen. Uit de waarnemingen blijkt dat het object momenteel 132 astronomische eenheden van de zon verwijderd is – ruim drie keer zo ver als de dwergplaneet Pluto. (Een astronomische eenheid is de gemiddelde afstand tussen zon en aarde oftewel 150 miljoen kilometer.)
Daarmee staat vast dat Farfarout verder van de zon verwijderd is dan de vorige recordhouder: het object Farout, dat zich momenteel op een afstand van 124 astronomische eenheden bevindt. De omloopbaan van Farfarout is echter heel langgerekt. Het verste punt ervan ligt op 175 astronomische eenheden van de zon, maar het meest nabije punt op slechts 27 astronomische eenheden. Farfarout kan de zon dus dichter naderen dan de planeet Neptunus.
Astronomen vermoeden dat Farfarout op enig moment zo dicht langs Neptunus gescheerd, dat hij naar het verre buitengebied van ons zonnestelsel werd geslingerd. En de kans is groot dat hij in de toekomst opnieuw door Neptunus zal worden beïnvloed, omdat hij diens omloopbaan kruist. Dat zal overigens nog wel even duren, want zijn omlooptijd bedraagt ongeveer duizend jaar.
Op basis van de (geringe) helderheid en grote afstand van Farfarout wordt geschat dat het object ongeveer 400 kilometer groot is. Als straks mocht blijken dat hij (vrijwel) bolvormig is, zou hij tot de dwergplaneten kunnen worden gerekend. (EE)
Nieuwe waarnemingen met onder meer de Gemini Noord-telescoop op Hawaï hebben bevestigd dat het in 2018 ontdekte zwakke object met de bijnaam ‘Farfarout’ inderdaad het verst bekende lid van ons zonnestelsel is.
Farfarout werd in januari 2018 opgespoord met de Subaru-telescoop, die eveneens op Hawaï is gestationeerd. Direct al was duidelijk het object zich heel ver weg bevond – vandaar diens bijnaam – maar om zijn exacte afstand te kunnen vaststellen, waren meer waarnemingen nodig.
De afgelopen jaren heeft een team rond Scott Sheppard van het Carnegie Institution for Science Farfarout met diverse telescopen waargenomen, om zijn omloopbaan te kunnen bepalen. Uit de waarnemingen blijkt dat het object momenteel 132 astronomische eenheden van de zon verwijderd is – ruim drie keer zo ver als de dwergplaneet Pluto. (Een astronomische eenheid is de gemiddelde afstand tussen zon en aarde oftewel 150 miljoen kilometer.)
Daarmee staat vast dat Farfarout verder van de zon verwijderd is dan de vorige recordhouder: het object Farout, dat zich momenteel op een afstand van 124 astronomische eenheden bevindt. De omloopbaan van Farfarout is echter heel langgerekt. Het verste punt ervan ligt op 175 astronomische eenheden van de zon, maar het meest nabije punt op slechts 27 astronomische eenheden. Farfarout kan de zon dus dichter naderen dan de planeet Neptunus.
Astronomen vermoeden dat Farfarout op enig moment zo dicht langs Neptunus gescheerd, dat hij naar het verre buitengebied van ons zonnestelsel werd geslingerd. En de kans is groot dat hij in de toekomst opnieuw door Neptunus zal worden beïnvloed, omdat hij diens omloopbaan kruist. Dat zal overigens nog wel even duren, want zijn omlooptijd bedraagt ongeveer duizend jaar.
Op basis van de (geringe) helderheid en grote afstand van Farfarout wordt geschat dat het object ongeveer 400 kilometer groot is. Als straks mocht blijken dat hij (vrijwel) bolvormig is, zou hij tot de dwergplaneten kunnen worden gerekend. (EE)
In een jong stersysteem op 400 lichtjaar afstand is koolmonoxidegas ontdekt dat zich met hoge snelheid van de centrale ster (‘NO Lup’) verwijdert. De ontdekking wijst erop dat de ontwikkeling van zonnestelsels als het onze gecompliceerder verloopt dan gedacht. Het snelle gas is gedetecteerd met de Atacama Large Millimeter/submillimeter Array (ALMA) in Chili.
Hoewel onduidelijk is hoe het gas met zo’n hoge snelheid kan ontsnappen, denken de ontdekkers, een team onder leiding van de Universiteit van Cambridge, dat het afkomstig is van ijzige objecten in de planetoïdengordel rond de ster.
De detectie van koolmonoxidegas rond NO Lup is gedaan bij een survey van jonge sterren van klasse III. Dat zijn sterren die nog omgeven zijn door schijven van puin waarin frequente botsingen optreden tussen kometen, planetoïden en planetesimalen (‘planetaire bouwstenen’). Mettertijd blijft, doordat zich planeten vormen, slechts een zwakke gordel van koud stof rond zo’n ster achter, vergelijkbaar met de Kuipergordel van ons eigen zonnestelsel.
Ook bij NO Lup is een zwakke stofschijf waargenomen, maar hij was de enige van de onderzochte sterren waarbij koolstofmonoxide werd gedetecteerd. Hoewel bekend is dat de planeet-vormende schijven rond veel jonge sterren veel gas bevatten, is NO Lup verder ontwikkeld, en zou het planeetvormingsproces al veel van zijn gas moeten hebben opgeruimd.
Maar wat het meest opvallend is aan de ontdekking is de snelheid waarmee het koolstofmonoxidegas zich van de ster verwijdert: het lijkt met een snelheid van ongeveer 22 kilometer per seconde te zijn ‘gelanceerd’. Modelberekeningen laten zien dat deze hoge snelheid verklaarbaar is als het gas is vrijgekomen bij botsingen tussen ijzige planetoïden of door de verdamping van kometen.
Er zijn recente aanwijzingen dat ditzelfde proces zich ook in ons eigen zonnestelsel heeft afgespeeld. Bij waarnemingen van de ijsdwerg Arrokoth, een komeetachtig object in de Kuipergordel, heeft de ruimtesonde New Horizons in 2019 aanwijzingen gevonden dat dit object 4,5 miljard jaar geleden veel gas is kwijtgeraakt. (EE)
In een jong stersysteem op 400 lichtjaar afstand is koolmonoxidegas ontdekt dat zich met hoge snelheid van de centrale ster (‘NO Lup’) verwijdert. De ontdekking wijst erop dat de ontwikkeling van zonnestelsels als het onze gecompliceerder verloopt dan gedacht. Het snelle gas is gedetecteerd met de Atacama Large Millimeter/submillimeter Array (ALMA) in Chili.
Hoewel onduidelijk is hoe het gas met zo’n hoge snelheid kan ontsnappen, denken de ontdekkers, een team onder leiding van de Universiteit van Cambridge, dat het afkomstig is van ijzige objecten in de planetoïdengordel rond de ster.
De detectie van koolmonoxidegas rond NO Lup is gedaan bij een survey van jonge sterren van klasse III. Dat zijn sterren die nog omgeven zijn door schijven van puin waarin frequente botsingen optreden tussen kometen, planetoïden en planetesimalen (‘planetaire bouwstenen’). Mettertijd blijft, doordat zich planeten vormen, slechts een zwakke gordel van koud stof rond zo’n ster achter, vergelijkbaar met de Kuipergordel van ons eigen zonnestelsel.
Ook bij NO Lup is een zwakke stofschijf waargenomen, maar hij was de enige van de onderzochte sterren waarbij koolstofmonoxide werd gedetecteerd. Hoewel bekend is dat de planeet-vormende schijven rond veel jonge sterren veel gas bevatten, is NO Lup verder ontwikkeld, en zou het planeetvormingsproces al veel van zijn gas moeten hebben opgeruimd.
Maar wat het meest opvallend is aan de ontdekking is de snelheid waarmee het koolstofmonoxidegas zich van de ster verwijdert: het lijkt met een snelheid van ongeveer 22 kilometer per seconde te zijn ‘gelanceerd’. Modelberekeningen laten zien dat deze hoge snelheid verklaarbaar is als het gas is vrijgekomen bij botsingen tussen ijzige planetoïden of door de verdamping van kometen.
Er zijn recente aanwijzingen dat ditzelfde proces zich ook in ons eigen zonnestelsel heeft afgespeeld. Bij waarnemingen van de ijsdwerg Arrokoth, een komeetachtig object in de Kuipergordel, heeft de ruimtesonde New Horizons in 2019 aanwijzingen gevonden dat dit object 4,5 miljard jaar geleden veel gas is kwijtgeraakt. (EE)
De verre ijsdwerg Arrokoth, voorheen bekend als Ultima Thule, is in de eerste 100 miljoen jaar van zijn bestaan waarschijnlijk flink van vorm veranderd. Volgens een internationaal onderzoeksteam is de huidige vorm van Arrokoth, die op een platgeslagen sneeuwpop lijkt, het gevolg van ontgassing onder invloed van de zonnewarmte (Nature Astronomy, 5 oktober).
Begin 2019 vloog NASA-ruimtesonde New Horizons dicht langs het slechts enkele tientallen kilometers grote object Arrokoth, dat grotendeels uit bevroren gassen bestaat. Arrokoth bleek een opvallende tweelobbige vorm te vertonen, zoals die ook bij sommige kometen is waargenomen. Maar onduidelijk is of deze ijsdwerg deze vorm altijd heeft gehad, of dat deze geleidelijk tot stand is gekomen.
Tot nu toe werd aangenomen dat objecten zoals Arrokoth, die zich op miljarden kilometers van de zon bevinden, mettertijd nauwelijks veranderen. Het feit dat oppervlak van Arrokoth vrijwel geen inslagkraters te zien zijn, trekt deze veronderstelling echter in twijfel. Ook de afgeplatte vorm van het object wijst erop dat deze ijsdwerg veranderingen heeft ondergaan. Wetenschappers gaan ervan uit dat objecten als deze zijn ontstaan door samenklontering van stof en gas in de begintijd van ons zonnestelsel, maar dat levert normaal gesproken min of meer bolvormige objecten op.
Op basis van modelberekeningen zijn de onderzoekers nu tot de conclusie gekomen dat Arrokoth waarschijnlijk het resultaat is van een niet-destructieve botsing tussen een bolvormig en een enigszins afgeplat object. Zijn huidige vorm zou het gevolg zijn van opwarming door de zon. Deze zou ertoe hebben geleid dat de meest vluchtige gassen uit de beide lobben konden ontsnappen.
De modelberekeningen laten zien dat de oriëntatie van Arrokoth een cruciale rol heeft gespeeld bij de totstandkoming van zijn uiteindelijke vorm. Tijdens zijn trage draaiing om de zon is zijn ene pool de helft van de tijd naar de zon gericht, terwijl de andere pool de andere kant op wijst. De gebieden rond zijn evenaar ondergaan slechts kleine dagelijkse verschillen in opwarming. Als gevolg hiervan warmen de polen het sterkst op, en ontsnapt daar ook het meeste gas. (EE)
De verre ijsdwerg Arrokoth, voorheen bekend als Ultima Thule, is in de eerste 100 miljoen jaar van zijn bestaan waarschijnlijk flink van vorm veranderd. Volgens een internationaal onderzoeksteam is de huidige vorm van Arrokoth, die op een platgeslagen sneeuwpop lijkt, het gevolg van ontgassing onder invloed van de zonnewarmte (Nature Astronomy, 5 oktober).
Begin 2019 vloog NASA-ruimtesonde New Horizons dicht langs het slechts enkele tientallen kilometers grote object Arrokoth, dat grotendeels uit bevroren gassen bestaat. Arrokoth bleek een opvallende tweelobbige vorm te vertonen, zoals die ook bij sommige kometen is waargenomen. Maar onduidelijk is of deze ijsdwerg deze vorm altijd heeft gehad, of dat deze geleidelijk tot stand is gekomen.
Tot nu toe werd aangenomen dat objecten zoals Arrokoth, die zich op miljarden kilometers van de zon bevinden, mettertijd nauwelijks veranderen. Het feit dat oppervlak van Arrokoth vrijwel geen inslagkraters te zien zijn, trekt deze veronderstelling echter in twijfel. Ook de afgeplatte vorm van het object wijst erop dat deze ijsdwerg veranderingen heeft ondergaan. Wetenschappers gaan ervan uit dat objecten als deze zijn ontstaan door samenklontering van stof en gas in de begintijd van ons zonnestelsel, maar dat levert normaal gesproken min of meer bolvormige objecten op.
Op basis van modelberekeningen zijn de onderzoekers nu tot de conclusie gekomen dat Arrokoth waarschijnlijk het resultaat is van een niet-destructieve botsing tussen een bolvormig en een enigszins afgeplat object. Zijn huidige vorm zou het gevolg zijn van opwarming door de zon. Deze zou ertoe hebben geleid dat de meest vluchtige gassen uit de beide lobben konden ontsnappen.
De modelberekeningen laten zien dat de oriëntatie van Arrokoth een cruciale rol heeft gespeeld bij de totstandkoming van zijn uiteindelijke vorm. Tijdens zijn trage draaiing om de zon is zijn ene pool de helft van de tijd naar de zon gericht, terwijl de andere pool de andere kant op wijst. De gebieden rond zijn evenaar ondergaan slechts kleine dagelijkse verschillen in opwarming. Als gevolg hiervan warmen de polen het sterkst op, en ontsnapt daar ook het meeste gas. (EE)
Met behulp van gegevens van de Dark Energy Survey (DES) hebben onderzoekers meer dan 300 kleine, ijsachtige hemellichamen opgespoord voorbij de omloopbaan van de planeet Neptunus. Meer dan honderd van deze ‘transneptunische objecten’ (TNO’s) waren nog niet eerder opgemerkt.
Het eigenlijke doel van de DES, die afgelopen januari na zes jaar van waarnemingen is afgerond, is om meer te weten te komen over de mysterieuze donkere energie, die het heelal versneld doet uitdijen. De vele hemelopnamen die daarvoor zijn gemaakt, kunnen echter ook voor andere doeleinden worden gebruikt.
Om de DES-data te onderzoeken op TNO’s, moest wel een technische horde worden genomen. De survey was ontworpen om sterrenstelsels en supernova’s te onderzoeken – verre hemelobjecten die niet van hun plek komen. De veel nabijere TNO’s verraden zich juist doordat ze zich ten opzichte van de vaste sterren verplaatsen. Dergelijke objecten worden doorgaans opgespoord door stukjes hemel om de paar uur te fotograferen.
Bij het nieuwe onderzoek is in eerste instantie juist gekeken welke objecten nachten achtereen op dezelfde plek bleven staan. Op die manier kon het overgrote deel van de 7 miljard ‘stippen’ die bij de DES-survey waren vastgelegd al worden afgeschreven. Wat resteerde was een database van 22 miljoen objecten, die vervolgens op kleine, systematische verplaatsingen werden onderzocht.
Na die laatste selectie resteerden nog ongeveer 400 kandidaten, waarvan er na verder onderzoek uiteindelijk 316 overbleven. In 139 gevallen ging het om nieuwe ontdekkingen – TNO’s op afstanden van 30 tot 90 astronomische eenheden. (Een astronomische eenheid is de gemiddelde afstand aarde-zon oftewel 150 miljoen kilometer.)
De verwachting is dat de gebruikte opsporingsmethode ook kan worden gebruikt om de beeldarchieven van andere (toekomstige) hemelsurveys op nieuwe TNO’s te onderzoeken. (EE)
Met behulp van gegevens van de Dark Energy Survey (DES) hebben onderzoekers meer dan 300 kleine, ijsachtige hemellichamen opgespoord voorbij de omloopbaan van de planeet Neptunus. Meer dan honderd van deze ‘transneptunische objecten’ (TNO’s) waren nog niet eerder opgemerkt.
Het eigenlijke doel van de DES, die afgelopen januari na zes jaar van waarnemingen is afgerond, is om meer te weten te komen over de mysterieuze donkere energie, die het heelal versneld doet uitdijen. De vele hemelopnamen die daarvoor zijn gemaakt, kunnen echter ook voor andere doeleinden worden gebruikt.
Om de DES-data te onderzoeken op TNO’s, moest wel een technische horde worden genomen. De survey was ontworpen om sterrenstelsels en supernova’s te onderzoeken – verre hemelobjecten die niet van hun plek komen. De veel nabijere TNO’s verraden zich juist doordat ze zich ten opzichte van de vaste sterren verplaatsen. Dergelijke objecten worden doorgaans opgespoord door stukjes hemel om de paar uur te fotograferen.
Bij het nieuwe onderzoek is in eerste instantie juist gekeken welke objecten nachten achtereen op dezelfde plek bleven staan. Op die manier kon het overgrote deel van de 7 miljard ‘stippen’ die bij de DES-survey waren vastgelegd al worden afgeschreven. Wat resteerde was een database van 22 miljoen objecten, die vervolgens op kleine, systematische verplaatsingen werden onderzocht.
Na die laatste selectie resteerden nog ongeveer 400 kandidaten, waarvan er na verder onderzoek uiteindelijk 316 overbleven. In 139 gevallen ging het om nieuwe ontdekkingen – TNO’s op afstanden van 30 tot 90 astronomische eenheden. (Een astronomische eenheid is de gemiddelde afstand aarde-zon oftewel 150 miljoen kilometer.)
De verwachting is dat de gebruikte opsporingsmethode ook kan worden gebruikt om de beeldarchieven van andere (toekomstige) hemelsurveys op nieuwe TNO’s te onderzoeken. (EE)
Het verste en meest ‘primitieve’ object in ons zonnestelsel dat bezoek heeft gehad van een ruimtesonde – het tweelobbige Kuipergordelobject Arrokoth (eerder bekend als Ultima Thule) – staat centraal in drie publicaties die in het wetenschappelijke tijdschrift Science zijn verschenen.
Op nieuwjaarsdag 2019 kreeg Arrokoth bezoek van de Amerikaanse ruimtesonde New Horizons, die op een afstand van slechts een paar duizend kilometer langs zijn oppervlak vloog. Dat resulteerde al in mei 2019 in een aantal publicaties, maar die waren gebaseerd op minder dan tien procent van de gegevens die de ruimtesonde tijdens de scheervlucht had verzameld. De overige gegevens werden pas later in 2019 – stukje bij beetje – naar de aarde overgeseind. Bij de nu gepubliceerde artikelen is gebruik gemaakt van de volledige dataset.
In een van de artikelen doen wetenschappers verslag van computersimulaties die meer inzicht geven in het ontstaan van Arrokoth. De resultaten wijzen erop dat de beide lobben van de ijsdwerg in elkaars nabijheid, maar los van elkaar zijn gevormd. Pas later hebben de twee zich met een snelheid van slechts enkele meters per seconde samengevoegd. Dat zou al heel vroeg in de geschiedenis van het zonnestelsel zijn gebeurd, mogelijk ten gevolge van de wrijving die de beide objecten ondervonden van het gas dat toen nog in de nevel rond de jonge zon aanwezig was.
Een ander onderzoeksteam komt in zijn publicatie tot de conclusie dat de beide lobben van Arrokoth minder plat zijn, en dus een groter volume hebben, dan aanvankelijk werd aangenomen. Hun afmetingen zijn respectievelijk ongeveer 21x20x9 kilometer en 15x14x10 kilometer. Dat resulteert in een totaal volume van ruim 3200 kubieke kilometer – dertig procent meer dan eerdere schattingen aangaven.
Anders dan de meeste andere objecten in ons zonnestelsel die van dichtbij zijn onderzocht vertoont Arrokoth weinig inslagkraters, waarvan de meeste nog geen kilometer groot zijn. Uit de gemeten kraterdichtheid leiden de onderzoekers af dat het oppervlak van de ijsdwerg de laatste 4 miljard jaar nauwelijks veranderd is. Dat wijst erop dat Arrokoth in een eigen, afzonderlijk deel van de zonnenevel is gevormd.
De derde publicatie gaat in op de samenstelling, kleur en temperatuur van het oppervlak van Arrokoth. Dat oppervlak blijkt een gelijkmatige rode tint te vertonen en bedekt te zijn met methanolijs en complexe organische moleculen. Dat methanol is mogelijk ontstaan door de inwerking van kosmische straling op een mengsel van water en methaanijs. (EE)
Het verste en meest ‘primitieve’ object in ons zonnestelsel dat bezoek heeft gehad van een ruimtesonde – het tweelobbige Kuipergordelobject Arrokoth (eerder bekend als Ultima Thule) – staat centraal in drie publicaties die in het wetenschappelijke tijdschrift Science zijn verschenen.
Op nieuwjaarsdag 2019 kreeg Arrokoth bezoek van de Amerikaanse ruimtesonde New Horizons, die op een afstand van slechts een paar duizend kilometer langs zijn oppervlak vloog. Dat resulteerde al in mei 2019 in een aantal publicaties, maar die waren gebaseerd op minder dan tien procent van de gegevens die de ruimtesonde tijdens de scheervlucht had verzameld. De overige gegevens werden pas later in 2019 – stukje bij beetje – naar de aarde overgeseind. Bij de nu gepubliceerde artikelen is gebruik gemaakt van de volledige dataset.
In een van de artikelen doen wetenschappers verslag van computersimulaties die meer inzicht geven in het ontstaan van Arrokoth. De resultaten wijzen erop dat de beide lobben van de ijsdwerg in elkaars nabijheid, maar los van elkaar zijn gevormd. Pas later hebben de twee zich met een snelheid van slechts enkele meters per seconde samengevoegd. Dat zou al heel vroeg in de geschiedenis van het zonnestelsel zijn gebeurd, mogelijk ten gevolge van de wrijving die de beide objecten ondervonden van het gas dat toen nog in de nevel rond de jonge zon aanwezig was.
Een ander onderzoeksteam komt in zijn publicatie tot de conclusie dat de beide lobben van Arrokoth minder plat zijn, en dus een groter volume hebben, dan aanvankelijk werd aangenomen. Hun afmetingen zijn respectievelijk ongeveer 21x20x9 kilometer en 15x14x10 kilometer. Dat resulteert in een totaal volume van ruim 3200 kubieke kilometer – dertig procent meer dan eerdere schattingen aangaven.
Anders dan de meeste andere objecten in ons zonnestelsel die van dichtbij zijn onderzocht vertoont Arrokoth weinig inslagkraters, waarvan de meeste nog geen kilometer groot zijn. Uit de gemeten kraterdichtheid leiden de onderzoekers af dat het oppervlak van de ijsdwerg de laatste 4 miljard jaar nauwelijks veranderd is. Dat wijst erop dat Arrokoth in een eigen, afzonderlijk deel van de zonnenevel is gevormd.
De derde publicatie gaat in op de samenstelling, kleur en temperatuur van het oppervlak van Arrokoth. Dat oppervlak blijkt een gelijkmatige rode tint te vertonen en bedekt te zijn met methanolijs en complexe organische moleculen. Dat methanol is mogelijk ontstaan door de inwerking van kosmische straling op een mengsel van water en methaanijs. (EE)
Het Kuipergordelobject 2014 MU69, beter bekend als Ultima Thule, heet vanaf nu officieel Arrokoth – het woord waarmee de Powhatan/Algonkin-indianen van Noord-Amerika de (sterren)hemel aanduiden.
Arrokoth is een van de duizenden kleine ijsobjecten voorbij de omloopbaan van de planeet Neptunus. Op 1 januari van dit jaar is deze merkwaardig gevormde ‘ijsdwerg’ van dichtbij gefotografeerd door NASA-ruimtesonde New Horizons.
Het New Horizons-team gebruikte toen nog de bijnaam Ultima Thule voor 2014 MU69 – naar de mythische noordelijkste plaats op aarde. Deze aanduiding leverde echter de nodige kritiek op, omdat die benaming in Nazi-Duitsland werd gebruikt voor het ’thuisland’ van het Arische volk.
Vandaar dat het team dat 2014 MU69 heeft ontdekt nu – met goedkeuring van vertegenwoordigers van de Powhatan-stam – voor een andere naam heeft gekozen. (EE)
Het Kuipergordelobject 2014 MU69, beter bekend als Ultima Thule, heet vanaf nu officieel Arrokoth – het woord waarmee de Powhatan/Algonkin-indianen van Noord-Amerika de (sterren)hemel aanduiden.
Arrokoth is een van de duizenden kleine ijsobjecten voorbij de omloopbaan van de planeet Neptunus. Op 1 januari van dit jaar is deze merkwaardig gevormde ‘ijsdwerg’ van dichtbij gefotografeerd door NASA-ruimtesonde New Horizons.
Het New Horizons-team gebruikte toen nog de bijnaam Ultima Thule voor 2014 MU69 – naar de mythische noordelijkste plaats op aarde. Deze aanduiding leverde echter de nodige kritiek op, omdat die benaming in Nazi-Duitsland werd gebruikt voor het ’thuisland’ van het Arische volk.
Vandaar dat het team dat 2014 MU69 heeft ontdekt nu – met goedkeuring van vertegenwoordigers van de Powhatan-stam – voor een andere naam heeft gekozen. (EE)
Wetenschappers van het New Horizons-team hebben de eerste resultaten gepubliceerd van de kortstondige verkenning van de verre ijsdwerg MU69 (bijnaam Ultima Thule), die op nieuwjaarsdag 2019 plaatsvond (Science, 17 mei). Veel van de resultaten zijn in de loop van de afgelopen maanden al bekend geworden, maar eigenlijk is dit nog maar het topje van de ijsberg. Het leeuwendeel van de gegevens die ruimtesonde New Horizons heeft verzameld moet nog naar de aarde worden overgeseind. En dat kost nog zeker een jaar.
Zoals bekend is MU69 een tweelobbig object, bestaande uit twee zeer verschillende delen. Vermoedelijk hebben deze ooit om elkaar heen gewenteld, en zijn ze pas later samengesmolten. Wanneer en hoe dat precies is gebeurd, is onduidelijk. Zeker is alleen dat het een ‘zachte’ botsing moet zijn geweest.
In het Science artikel bespreken de wetenschappers een aantal van de oppervlaktestructuren van Ultima Thule, waaronder heldere vlekken, heuvels en dalen, en inslagkraters. De grootste van deze laatste heeft een diameter van acht kilometer, wat reusachtig is voor een object dat maar 36 kilometer lang is. Enkele kleinere ‘kuilen’ op het oppervlak lijken door instorting te zijn ontstaan of door sublimatie van ijs.
Qua kleur en samenstelling lijkt Ultima Thule veel op andere objecten die in de Kuipergordel voorbij de planeet Neptunus zijn aangetroffen. Het is rood van kleur – roder zelfs dan Pluto. Aangenomen wordt dat deze kleur wordt veroorzaakt door de inwerking van kosmische straling op de organische verbindingen op het oppervlak.
New Horizons is inmiddels 6,6 miljard kilometer van de aarde verwijderd, en daar komt elk uur 53.000 kilometer bij. Hij doet nog steeds waarnemingen van Kuipergordelobjecten, maar alleen van grote afstand. (EE)
Wetenschappers van het New Horizons-team hebben de eerste resultaten gepubliceerd van de kortstondige verkenning van de verre ijsdwerg MU69 (bijnaam Ultima Thule), die op nieuwjaarsdag 2019 plaatsvond (Science, 17 mei). Veel van de resultaten zijn in de loop van de afgelopen maanden al bekend geworden, maar eigenlijk is dit nog maar het topje van de ijsberg. Het leeuwendeel van de gegevens die ruimtesonde New Horizons heeft verzameld moet nog naar de aarde worden overgeseind. En dat kost nog zeker een jaar.
Zoals bekend is MU69 een tweelobbig object, bestaande uit twee zeer verschillende delen. Vermoedelijk hebben deze ooit om elkaar heen gewenteld, en zijn ze pas later samengesmolten. Wanneer en hoe dat precies is gebeurd, is onduidelijk. Zeker is alleen dat het een ‘zachte’ botsing moet zijn geweest.
In het Science artikel bespreken de wetenschappers een aantal van de oppervlaktestructuren van Ultima Thule, waaronder heldere vlekken, heuvels en dalen, en inslagkraters. De grootste van deze laatste heeft een diameter van acht kilometer, wat reusachtig is voor een object dat maar 36 kilometer lang is. Enkele kleinere ‘kuilen’ op het oppervlak lijken door instorting te zijn ontstaan of door sublimatie van ijs.
Qua kleur en samenstelling lijkt Ultima Thule veel op andere objecten die in de Kuipergordel voorbij de planeet Neptunus zijn aangetroffen. Het is rood van kleur – roder zelfs dan Pluto. Aangenomen wordt dat deze kleur wordt veroorzaakt door de inwerking van kosmische straling op de organische verbindingen op het oppervlak.
New Horizons is inmiddels 6,6 miljard kilometer van de aarde verwijderd, en daar komt elk uur 53.000 kilometer bij. Hij doet nog steeds waarnemingen van Kuipergordelobjecten, maar alleen van grote afstand. (EE)
De meeste grote ijsdwergen in de Kuipergordel, buiten de baan van Neptunus, hebben naast een catalogusnummer ook een eigen naam. Bekende voorbeelden zijn Pluto, Eris, Haumea, Sedna, Makemake, Quaoar, Orcus en Varuna. Inde meeste gevallen gaat het om namen van goden uit verschillende culturen die te maken hebben met de onderwereld, met chaos, of met scheppingsmythen.
\r\nEr is echter één grote ijsdwerg - 2007 OR10 - die nog steeds geen officiële naam heeft, hoewel het hemellichaam met een middellijn van ca. 1535 kilometer de op twee na grootste bewoner van de Kuipergordel is. 2007 OR10 is daarmee het grootste hemellichaam in het zonnestelsel dat naamloos door het leven gaat.
\r\nDe Planetary Society heeft nu drie namen voorgesteld voor 2007 OR10: Gonggong (een Chinese watergod), Holle (een Germaanse wintergodin; bij ons ook bekend uit het sprookje van Vrouw Holle) en Vili (een Noorse godheid). Het grote publiek kan stemmen op een van deze drie namen; de naam die het grootste aantal stemmen ontvangt zal voorgedragen worden aan de betreffende commissie van de Internationale Astronomische Unie als officiële naam voor 2007 OR10. De stemming sluit op 10 mei 2019. (GS)
De meeste grote ijsdwergen in de Kuipergordel, buiten de baan van Neptunus, hebben naast een catalogusnummer ook een eigen naam. Bekende voorbeelden zijn Pluto, Eris, Haumea, Sedna, Makemake, Quaoar, Orcus en Varuna. Inde meeste gevallen gaat het om namen van goden uit verschillende culturen die te maken hebben met de onderwereld, met chaos, of met scheppingsmythen.
\r\nEr is echter één grote ijsdwerg - 2007 OR10 - die nog steeds geen officiële naam heeft, hoewel het hemellichaam met een middellijn van ca. 1535 kilometer de op twee na grootste bewoner van de Kuipergordel is. 2007 OR10 is daarmee het grootste hemellichaam in het zonnestelsel dat naamloos door het leven gaat.
\r\nDe Planetary Society heeft nu drie namen voorgesteld voor 2007 OR10: Gonggong (een Chinese watergod), Holle (een Germaanse wintergodin; bij ons ook bekend uit het sprookje van Vrouw Holle) en Vili (een Noorse godheid). Het grote publiek kan stemmen op een van deze drie namen; de naam die het grootste aantal stemmen ontvangt zal voorgedragen worden aan de betreffende commissie van de Internationale Astronomische Unie als officiële naam voor 2007 OR10. De stemming sluit op 10 mei 2019. (GS)
De Hubble Space Telescope gaat de komende tijd uitgebreid onderzoek doen aan de Kuipergordel - de brede gordel van relatief kleine ijsdwergen buiten de baan van de buitenste planeet Neptunus. Kuipergordelobjecten zijn restanten uit de ontstaansperiode van het zonnestelsel. Rond de afgelopen jaarwisseling werd een van die ijsdwergen (bijgenaamd Ultima Thule) van nabij bestudeerd door de NASA-ruimtesonde New Horizons. Ultima Thule bleek uit twee delen te bestaan. Van veel andere ijsdwergen is ook bekend dat het dubbelsystemen zijn: twee kleinere hemellichamen die in een baan om elkaar heen draaien.
\r\nDe Solar Systems Origins Legacy Survey (SSOLS) gaat 200 Kuipergordelobjecten in detail bestuderen met behulp van de Hubble-telescoop. Daarbij wordt vooral onderzoek gedaan naar de kleuren en de grootteverdelingen van de verschillende objecten. Zo hopen astronomen te kunnen achterhalen of de dubbele objecten op die manier zijn ontstaan (in dat geval zullen de samenstellende componenten vergelijkbare kleuren en grootteverdelingen hebben), of dat ze pas in een later stadium zijn gevormd, door ontmoetingen van enkelvoudige ijsdwergen - in dat geval kunnen de twee componenten van een dubbelobject verschillende kleuren hebben, en ook verschillende grootteverdelingen.
\r\nHet nieuwe onderzoek wordt geleid door astronomen van het Southwest Research Institute in Boulder, Colorado. (GS)
De Hubble Space Telescope gaat de komende tijd uitgebreid onderzoek doen aan de Kuipergordel - de brede gordel van relatief kleine ijsdwergen buiten de baan van de buitenste planeet Neptunus. Kuipergordelobjecten zijn restanten uit de ontstaansperiode van het zonnestelsel. Rond de afgelopen jaarwisseling werd een van die ijsdwergen (bijgenaamd Ultima Thule) van nabij bestudeerd door de NASA-ruimtesonde New Horizons. Ultima Thule bleek uit twee delen te bestaan. Van veel andere ijsdwergen is ook bekend dat het dubbelsystemen zijn: twee kleinere hemellichamen die in een baan om elkaar heen draaien.
\r\nDe Solar Systems Origins Legacy Survey (SSOLS) gaat 200 Kuipergordelobjecten in detail bestuderen met behulp van de Hubble-telescoop. Daarbij wordt vooral onderzoek gedaan naar de kleuren en de grootteverdelingen van de verschillende objecten. Zo hopen astronomen te kunnen achterhalen of de dubbele objecten op die manier zijn ontstaan (in dat geval zullen de samenstellende componenten vergelijkbare kleuren en grootteverdelingen hebben), of dat ze pas in een later stadium zijn gevormd, door ontmoetingen van enkelvoudige ijsdwergen - in dat geval kunnen de twee componenten van een dubbelobject verschillende kleuren hebben, en ook verschillende grootteverdelingen.
\r\nHet nieuwe onderzoek wordt geleid door astronomen van het Southwest Research Institute in Boulder, Colorado. (GS)
De kraters op de verre dubbele ijsdwerg 2014 MU69 (bijgenaamd Ultima Thule) zijn mogelijk niet het gevolg van inslagen. Ze zouden ook ontstaan kunnen zijn door sublimatie van oppervlaktemateriaal (de plotselinge fase-overgang van de vaste fase naar de gasfase), of doordat materiaal van het vermoedelijk poreuze oppervlak is weggezakt in ondergrondse spleten.
\r\nDit is een van de nieuwe inzichten die door het New Horizons-team gepresenteerd zijn op de 50e Lunar and Planetary Science Conference in The Woodlands, Texas. New Horizons is de Amerikaanse ruimtesonde die in de Nieuwjaarsnacht op ca. 3500 kilometer afstand langs Ultima Thule vloog, op zo'n 6 miljard kilometer afstand van de zon.
\r\nOnderzoekers bevestigden ook de merkwaardige vorm van het 35 kilometer lange hemellichaam: het bestaat uit twee delen die waarschijnlijk ooit om elkaar heen draaiden en in een later stadium 'zachtjes' met elkaar in botsing kwamen. Het ene deel blijkt sterk afgeplat te zijn; het andere is veel meer bolvormig. Hoe die vreemde vorm veroorzaakt kan zijn is nog een raadsel.
\r\nEen voorlopige analyse van spectroscopische waarnemingen doet vermoeden dat zich aan het oppervlak van de opvallend rood gekleurde ijsdwerg onder andere bevroren methanol, waterijs en organische verbindingen bevinden. (GS)
De kraters op de verre dubbele ijsdwerg 2014 MU69 (bijgenaamd Ultima Thule) zijn mogelijk niet het gevolg van inslagen. Ze zouden ook ontstaan kunnen zijn door sublimatie van oppervlaktemateriaal (de plotselinge fase-overgang van de vaste fase naar de gasfase), of doordat materiaal van het vermoedelijk poreuze oppervlak is weggezakt in ondergrondse spleten.
\r\nDit is een van de nieuwe inzichten die door het New Horizons-team gepresenteerd zijn op de 50e Lunar and Planetary Science Conference in The Woodlands, Texas. New Horizons is de Amerikaanse ruimtesonde die in de Nieuwjaarsnacht op ca. 3500 kilometer afstand langs Ultima Thule vloog, op zo'n 6 miljard kilometer afstand van de zon.
\r\nOnderzoekers bevestigden ook de merkwaardige vorm van het 35 kilometer lange hemellichaam: het bestaat uit twee delen die waarschijnlijk ooit om elkaar heen draaiden en in een later stadium 'zachtjes' met elkaar in botsing kwamen. Het ene deel blijkt sterk afgeplat te zijn; het andere is veel meer bolvormig. Hoe die vreemde vorm veroorzaakt kan zijn is nog een raadsel.
\r\nEen voorlopige analyse van spectroscopische waarnemingen doet vermoeden dat zich aan het oppervlak van de opvallend rood gekleurde ijsdwerg onder andere bevroren methanol, waterijs en organische verbindingen bevinden. (GS)
NASA’s New Horizons-team heeft stereobeelden gemaakt van het kleine Kuipergordelobject Ultima Thule, waar de ruimtesonde New Horizons op nieuwjaarsdag langs scheerde. De nieuwe beelden geven een driedimensionaal beeld van het object.
Het 3D-effect ontstaat door opnamen met elkaar te combineren die onder iets verschillende hoeken, oftewel kort na elkaar, zijn genomen. Er zijn drie versies, waarvan er twee zonder hulpmiddelen kunnen worden bekeken (daar vergt wel enige oefening). Voor de derde is een rood/blauw-stereobrilletje nodig.
Met behulp van deze beeldparen, krijg je een beter beeld van de vorm van het object. Ook komen hoogteverschillen duidelijker naar voren. (EE)
NASA’s New Horizons-team heeft stereobeelden gemaakt van het kleine Kuipergordelobject Ultima Thule, waar de ruimtesonde New Horizons op nieuwjaarsdag langs scheerde. De nieuwe beelden geven een driedimensionaal beeld van het object.
Het 3D-effect ontstaat door opnamen met elkaar te combineren die onder iets verschillende hoeken, oftewel kort na elkaar, zijn genomen. Er zijn drie versies, waarvan er twee zonder hulpmiddelen kunnen worden bekeken (daar vergt wel enige oefening). Voor de derde is een rood/blauw-stereobrilletje nodig.
Met behulp van deze beeldparen, krijg je een beter beeld van de vorm van het object. Ook komen hoogteverschillen duidelijker naar voren. (EE)
Door de oude littekens van inslagen op de oppervlakken van Pluto en Charon in kaart te brengen, zijn onderzoekers meer te weten gekomen over de Kuipergordel, de verzameling ijsachtig puin aan de rand van ons zonnestelsel. De vier miljard jaar oude kraters die door de ruimtesonde New Horizons zijn gefotografeerd dienden daarbij als ‘verslag’ van de grootteverdeling van de kleine Kuipergordelobjecten (KBO’s) die op de beide hemellichamen zijn ingeslagen (Science, 1 maart).
Door de afmetingen van kraters te onderzoeken, kan informatie worden verkregen over de populatie van KBO’s die te klein zijn om rechtstreeks vanaf de aarde te worden waargenomen. Naast grote objecten, zoals de dwergplaneet Pluto en zijn grootste maan Charon, bevat de Kuipergordel grote aantallen ‘ijsdwergen’ kleiner dan 100 kilometer. Over deze populatie van kleine objecten is relatief weinig bekend.
In de loop van de miljarden jaren hebben objecten van deze klasse de nodige sporen achtergelaten op Pluto en Charon. Aan de hand van de detailrijke foto’s die New Horizons tijdens zijn scheervlucht langs Pluto in 2015 heeft gemaakt, hebben Amerikaanse planeetwetenschappers deze kraters nauwkeurig geïnventariseerd.
Rekening houdend met geologische processen die oude inslagkraters kunnen uitwissen, hebben de onderzoekers een aantal gebieden op de beide hemellichamen geïdentificeerd die minstens vier miljard jaar oud zijn. Ook hebben ze vastgesteld dat er een tekort aan kraters is met middellijnen van minder dan dertien kilometer. Dit betekent dat er minder KBO’s kleiner dan twee kilometer zijn dan eerder was voorspeld.
Deze bevindingen wijzen erop dat de Kuipergordel de afgelopen vier miljard jaar niet erg veranderd is. Er hebben relatief weinig botsingen tussen KBO’s plaatsgevonden, wat de Kuipergordel tot een relatief intact overblijfsel uit de begintijd van het zonnestelsel maakt. (EE)
Door de oude littekens van inslagen op de oppervlakken van Pluto en Charon in kaart te brengen, zijn onderzoekers meer te weten gekomen over de Kuipergordel, de verzameling ijsachtig puin aan de rand van ons zonnestelsel. De vier miljard jaar oude kraters die door de ruimtesonde New Horizons zijn gefotografeerd dienden daarbij als ‘verslag’ van de grootteverdeling van de kleine Kuipergordelobjecten (KBO’s) die op de beide hemellichamen zijn ingeslagen (Science, 1 maart).
Door de afmetingen van kraters te onderzoeken, kan informatie worden verkregen over de populatie van KBO’s die te klein zijn om rechtstreeks vanaf de aarde te worden waargenomen. Naast grote objecten, zoals de dwergplaneet Pluto en zijn grootste maan Charon, bevat de Kuipergordel grote aantallen ‘ijsdwergen’ kleiner dan 100 kilometer. Over deze populatie van kleine objecten is relatief weinig bekend.
In de loop van de miljarden jaren hebben objecten van deze klasse de nodige sporen achtergelaten op Pluto en Charon. Aan de hand van de detailrijke foto’s die New Horizons tijdens zijn scheervlucht langs Pluto in 2015 heeft gemaakt, hebben Amerikaanse planeetwetenschappers deze kraters nauwkeurig geïnventariseerd.
Rekening houdend met geologische processen die oude inslagkraters kunnen uitwissen, hebben de onderzoekers een aantal gebieden op de beide hemellichamen geïdentificeerd die minstens vier miljard jaar oud zijn. Ook hebben ze vastgesteld dat er een tekort aan kraters is met middellijnen van minder dan dertien kilometer. Dit betekent dat er minder KBO’s kleiner dan twee kilometer zijn dan eerder was voorspeld.
Deze bevindingen wijzen erop dat de Kuipergordel de afgelopen vier miljard jaar niet erg veranderd is. Er hebben relatief weinig botsingen tussen KBO’s plaatsgevonden, wat de Kuipergordel tot een relatief intact overblijfsel uit de begintijd van het zonnestelsel maakt. (EE)
In een overzichtsartikel dat recent in het tijdschrift Physics Reports is verschenen, zet een team van Amerikaanse astronomen de feiten omtrent de hypothetische negende planeet van ons zonnestelsel nog eens op een rijtje. Echt veel nieuws bevat het artikel niet: de auteurs, onder wie Konstantin Batygin en Mike Brown, blijven bij hun stelling dat zo’n planeet de beste verklaring is voor het gedrag van een aantal ijsdwergen in het buitengebied van ons zonnestelsel.
De theorie dat er ver buiten de baan van Neptunus nog een relatief zware planeet om de zon draait, werd drie jaar geleden geopperd door Batygin en Brown. Op basis van nieuwe modelberekeningen komen de astronomen tot de schatting dat ‘Planeet 9’ ongeveer vijf keer zoveel massa heeft als de aarde en ruwweg 400 keer zo ver van de zon verwijderd is. Daarmee zou de planeet wat kleiner en dichterbij zijn dan tot nu toe werd aangenomen.
Batygin en Brown zijn al geruime tijd bezig om die planeet ook daadwerkelijk op te sporen, maar tot nu toe is dat niet gelukt. De hoop is vooral gevestigd op de grote hemelsurveys die in de loop van het komende decennium van start gaan. Het kan dus nog wel tien tot vijftien jaar duren voordat astronomen zeker weten of de negende planeet al dan niet bestaat. (EE)
In een overzichtsartikel dat recent in het tijdschrift Physics Reports is verschenen, zet een team van Amerikaanse astronomen de feiten omtrent de hypothetische negende planeet van ons zonnestelsel nog eens op een rijtje. Echt veel nieuws bevat het artikel niet: de auteurs, onder wie Konstantin Batygin en Mike Brown, blijven bij hun stelling dat zo’n planeet de beste verklaring is voor het gedrag van een aantal ijsdwergen in het buitengebied van ons zonnestelsel.
De theorie dat er ver buiten de baan van Neptunus nog een relatief zware planeet om de zon draait, werd drie jaar geleden geopperd door Batygin en Brown. Op basis van nieuwe modelberekeningen komen de astronomen tot de schatting dat ‘Planeet 9’ ongeveer vijf keer zoveel massa heeft als de aarde en ruwweg 400 keer zo ver van de zon verwijderd is. Daarmee zou de planeet wat kleiner en dichterbij zijn dan tot nu toe werd aangenomen.
Batygin en Brown zijn al geruime tijd bezig om die planeet ook daadwerkelijk op te sporen, maar tot nu toe is dat niet gelukt. De hoop is vooral gevestigd op de grote hemelsurveys die in de loop van het komende decennium van start gaan. Het kan dus nog wel tien tot vijftien jaar duren voordat astronomen zeker weten of de negende planeet al dan niet bestaat. (EE)
Er is weer een extreem verre ijsdwerg ontdekt in ons zonnestelsel. Dat heeft zijn ontdekker, Scott Sheppard, tijdens een lezing voor het Carnegie Institution for Science bekendgemaakt. Het object is 140 keer zo ver van de zon verwijderd als de aarde en is daarmee het verst bekende lid van ons zonnestelsel. Ook de vorige houder van het afstandsrecord, die de bijnaam Farout heeft gekregen, is door het team van Sheppard opgespoord. De nieuwe recordhouder wordt voorlopig FarFarOut genoemd.
Welke omloopbaan FarFarOut doorloopt staat nog niet vast. Net als Farout beweegt het object zo langzaam dat het nog jaren kan duren voordat daar meer over bekend is. Mogelijk kunnen de baanbewegingen van beide verre objecten straks meer informatie opleveren over het al dan niet bestaan van de hypothetische Planeet X of Planet 9 die zich nog in het buitengebied van ons zonnestelsel zou verschuilen. (EE)
Er is weer een extreem verre ijsdwerg ontdekt in ons zonnestelsel. Dat heeft zijn ontdekker, Scott Sheppard, tijdens een lezing voor het Carnegie Institution for Science bekendgemaakt. Het object is 140 keer zo ver van de zon verwijderd als de aarde en is daarmee het verst bekende lid van ons zonnestelsel. Ook de vorige houder van het afstandsrecord, die de bijnaam Farout heeft gekregen, is door het team van Sheppard opgespoord. De nieuwe recordhouder wordt voorlopig FarFarOut genoemd.
Welke omloopbaan FarFarOut doorloopt staat nog niet vast. Net als Farout beweegt het object zo langzaam dat het nog jaren kan duren voordat daar meer over bekend is. Mogelijk kunnen de baanbewegingen van beide verre objecten straks meer informatie opleveren over het al dan niet bestaan van de hypothetische Planeet X of Planet 9 die zich nog in het buitengebied van ons zonnestelsel zou verschuilen. (EE)
De Amerikaanse ruimtesonde New Horizons heeft nieuwe beelden van Kuipergordelobject Ultima Thule naar de aarde overgeseind. De opnamen, slechts 6,5 minuut voor de dichtste nadering van het kleine hemellichaam gemaakt, zijn de scherpste van allemaal. Ze zijn zelfs scherper dan de scherpste opnamen die New Horizons in juli 2015 van Pluto heeft gemaakt. Op zich is dat niet zo vreemd, want Ultima werd tot op drie keer zo kleine afstand genaderd.
De beelden, verkregen met de ‘telelens’ van de ruimtesonde, laten details zien met afmetingen van slechts enkele tientallen meters. Ze tonen oppervlaktedetails die op eerdere opnamen niet te zien waren. Daaronder zijn raadselachtige, ruwweg cirkelvormige terreinen. De al eerdere opgemerkte kleine, donkere putten nabij de dag/nacht-grens op Ultima Thule zijn beter te zien, maar over hun oorzaak is nog niets concreets bekend.
De vluchtleiding van New Horizons meldt dat de ruimtesonde nog steeds feilloos werkt. Hij is inmiddels 6,64 miljard kilometer van de aarde verwijderd en zijn signalen doen er zes uur en negen minuten over om ons te bereiken. (EE)
De Amerikaanse ruimtesonde New Horizons heeft nieuwe beelden van Kuipergordelobject Ultima Thule naar de aarde overgeseind. De opnamen, slechts 6,5 minuut voor de dichtste nadering van het kleine hemellichaam gemaakt, zijn de scherpste van allemaal. Ze zijn zelfs scherper dan de scherpste opnamen die New Horizons in juli 2015 van Pluto heeft gemaakt. Op zich is dat niet zo vreemd, want Ultima werd tot op drie keer zo kleine afstand genaderd.
De beelden, verkregen met de ‘telelens’ van de ruimtesonde, laten details zien met afmetingen van slechts enkele tientallen meters. Ze tonen oppervlaktedetails die op eerdere opnamen niet te zien waren. Daaronder zijn raadselachtige, ruwweg cirkelvormige terreinen. De al eerdere opgemerkte kleine, donkere putten nabij de dag/nacht-grens op Ultima Thule zijn beter te zien, maar over hun oorzaak is nog niets concreets bekend.
De vluchtleiding van New Horizons meldt dat de ruimtesonde nog steeds feilloos werkt. Hij is inmiddels 6,64 miljard kilometer van de aarde verwijderd en zijn signalen doen er zes uur en negen minuten over om ons te bereiken. (EE)
Een nieuwe reeks opnamen van de Amerikaanse ruimtesonde New Horizons geeft een nogal verrassend beeld van het Kuipergordelobject Ultima Thule. New Horizons is nog steeds bezig om foto’s en meetgegevens naar de aarde te zenden van dit tweelobbige object, waar hij op nieuwjaarsdag dicht langs scheerde.
De meest recent binnengekomen beelden zijn gemaakt tien minuten nadat New Horizons het punt van dichtste nadering had bereikt. Op basis van eerdere opnamen bestond de indruk dat Ultima Thule de vorm had van een sneeuwpop: twee bollen van verschillende afmetingen die aan elkaar waren geplakt. Maar de werkelijkheid blijkt toch een beetje anders te zijn.
Uit een nieuwe analyse van beelden die voor en na de scheervlucht zijn gemaakt blijkt dat de beide lobben van Ultima Thule niet rond zijn. De kleinste van de twee heeft ongeveer de vorm van een walnoot, de grootste lijkt zelfs zo plat als een pannenkoek.
De wetenschappers die bij het New Horizons-project betrokken zijn staan voor een raadsel. Het is nog volkomen onduidelijk hoe zo’n platte ijsdwerg kan zijn ontstaan. (EE)
Een nieuwe reeks opnamen van de Amerikaanse ruimtesonde New Horizons geeft een nogal verrassend beeld van het Kuipergordelobject Ultima Thule. New Horizons is nog steeds bezig om foto’s en meetgegevens naar de aarde te zenden van dit tweelobbige object, waar hij op nieuwjaarsdag dicht langs scheerde.
De meest recent binnengekomen beelden zijn gemaakt tien minuten nadat New Horizons het punt van dichtste nadering had bereikt. Op basis van eerdere opnamen bestond de indruk dat Ultima Thule de vorm had van een sneeuwpop: twee bollen van verschillende afmetingen die aan elkaar waren geplakt. Maar de werkelijkheid blijkt toch een beetje anders te zijn.
Uit een nieuwe analyse van beelden die voor en na de scheervlucht zijn gemaakt blijkt dat de beide lobben van Ultima Thule niet rond zijn. De kleinste van de twee heeft ongeveer de vorm van een walnoot, de grootste lijkt zelfs zo plat als een pannenkoek.
De wetenschappers die bij het New Horizons-project betrokken zijn staan voor een raadsel. Het is nog volkomen onduidelijk hoe zo’n platte ijsdwerg kan zijn ontstaan. (EE)
Met een relatief kleine telescoop op het dak van een school in Japan is een ijsdwerg in de buitendelen van het zonnestelsel ontdekt met een middellijn van niet meer dan ca. 2,6 kilometer. Dat schrijven Japanse astronomen vandaag in Nature Astronomy.
\r\nIJsdwergen zijn kleine objecten in de Kuipergordel, buiten de baan van Neptunus; het zijn restanten uit de ontstaansperiode van het zonnestelsel. Vanaf de aarde zijn alleen de grootste exemplaren te zien, met afmetingen van minstens enkele tientallen kilometers, maar theoretici veronderstellen dat er ook heel veel kleinere ijsdwergen rond moeten zweven in de Kuipergordel.
\r\nOm daar achter te komen is de afgelopen jaren met twee 28 cm-telescopen zestig uur lang gekeken naar 2000 sterren. Af en toe zal een verre ster namelijk bedekt worden door een passerende ijsdwerg, en daardoor gedurende korte tijd 'uitfloepen'. De tijdsduur van die bedekking is een maat voor de afmetingen van het object.
\r\nTot nu toe is één zo'n bedekking waargenomen; die zou veroorzaakt zijn door een ijsdwerg met een middellijn van slechts 2,6 kilometer. De ontdekking lijkt een bevstiging van de theorie dat er in de Kuipergordel inderdaad heel veel kleinere hemellichamen moeten voorkomen - een soort missing link in het ontstaansproces van planeten. (GS)
Met een relatief kleine telescoop op het dak van een school in Japan is een ijsdwerg in de buitendelen van het zonnestelsel ontdekt met een middellijn van niet meer dan ca. 2,6 kilometer. Dat schrijven Japanse astronomen vandaag in Nature Astronomy.
\r\nIJsdwergen zijn kleine objecten in de Kuipergordel, buiten de baan van Neptunus; het zijn restanten uit de ontstaansperiode van het zonnestelsel. Vanaf de aarde zijn alleen de grootste exemplaren te zien, met afmetingen van minstens enkele tientallen kilometers, maar theoretici veronderstellen dat er ook heel veel kleinere ijsdwergen rond moeten zweven in de Kuipergordel.
\r\nOm daar achter te komen is de afgelopen jaren met twee 28 cm-telescopen zestig uur lang gekeken naar 2000 sterren. Af en toe zal een verre ster namelijk bedekt worden door een passerende ijsdwerg, en daardoor gedurende korte tijd 'uitfloepen'. De tijdsduur van die bedekking is een maat voor de afmetingen van het object.
\r\nTot nu toe is één zo'n bedekking waargenomen; die zou veroorzaakt zijn door een ijsdwerg met een middellijn van slechts 2,6 kilometer. De ontdekking lijkt een bevstiging van de theorie dat er in de Kuipergordel inderdaad heel veel kleinere hemellichamen moeten voorkomen - een soort missing link in het ontstaansproces van planeten. (GS)
Er is een nieuwe opname binnen van het Kuipergordelobject 2014 MU69, inmiddels beter bekend als Ultima Thule. De foto is op nieuwjaarsdag gemaakt door de ruimtesonde New Horizons, maar pas in de loop van 18 en 19 januari doorgeseind naar de aarde. De opname toont Ultima Thule van een afstand van 6700 kilometer.
Doordat het zonlicht op de foto schuiner invalt dan bij de eerdere opnamen, zijn nu meer topografische details te zien. Het gaat daarbij onder meer om enkele forse kuilen met afmetingen tot 700 meter. Ook is er op de kleinste van de twee lobben waaruit Ultima Thule bestaat – de ‘kop van de sneeuwpop’ – een 7 kilometer grote cirkelstructuur waarneembaar die eveneens verzonken lijkt. Onduidelijk is nog of het hierbij om inslagkraters gaat of dat het simpelweg verzakkingen zijn.
De beide lobben vertonen ook intrigerende lichte en donkere patronen van onbekende oorsprong. Het meest opvallend is de heldere ‘kraag’ die de beide lobben van elkaar scheidt. Naar verwachting zullen de komende maand beelden binnenkomen die nog meer details en kleuren laten zien.
New Horizons verwijdert zich intussen met een snelheid van meer dan 50.000 kilometer per uur van Ultima Thule. Zijn afstand tot de aarde bedraagt nu bijna 7 miljard kilometer, waardoor de beelden die hij overseint er meer dan zes uur over doen om ons te bereiken. (EE)
Er is een nieuwe opname binnen van het Kuipergordelobject 2014 MU69, inmiddels beter bekend als Ultima Thule. De foto is op nieuwjaarsdag gemaakt door de ruimtesonde New Horizons, maar pas in de loop van 18 en 19 januari doorgeseind naar de aarde. De opname toont Ultima Thule van een afstand van 6700 kilometer.
Doordat het zonlicht op de foto schuiner invalt dan bij de eerdere opnamen, zijn nu meer topografische details te zien. Het gaat daarbij onder meer om enkele forse kuilen met afmetingen tot 700 meter. Ook is er op de kleinste van de twee lobben waaruit Ultima Thule bestaat – de ‘kop van de sneeuwpop’ – een 7 kilometer grote cirkelstructuur waarneembaar die eveneens verzonken lijkt. Onduidelijk is nog of het hierbij om inslagkraters gaat of dat het simpelweg verzakkingen zijn.
De beide lobben vertonen ook intrigerende lichte en donkere patronen van onbekende oorsprong. Het meest opvallend is de heldere ‘kraag’ die de beide lobben van elkaar scheidt. Naar verwachting zullen de komende maand beelden binnenkomen die nog meer details en kleuren laten zien.
New Horizons verwijdert zich intussen met een snelheid van meer dan 50.000 kilometer per uur van Ultima Thule. Zijn afstand tot de aarde bedraagt nu bijna 7 miljard kilometer, waardoor de beelden die hij overseint er meer dan zes uur over doen om ons te bereiken. (EE)
Planeet Negen bestaat misschien toch niet. Dat stellen twee astronomen vandaag in een artikel in The Astronomical Journal. Planeet Negen (Planet Nine) is een hypothetische planeet die enkele malen zo groot en misschien wel tien keer zo zwaar zou zijn als de aarde en die zich op zeer grote afstand van de zon zou bevinden. Er wordt al jaren jacht op gemaakt, maar tot nu toe is hij nog niet gevonden.
\r\nHet bestaan van de hypothetische planeet wordt afgeleid uit de merkwaardige baaneigenschappen van enkele ijsdwergen in de buitendelen van het zonnestelsel - de zogeheten ETNO's (Extreme Trans-Neptunian Objects). Die bewegen in zeer langgerekte banen, en enkele tientallen van die banen hebben een min of meer identieke oriëntatie in de ruimte. Dat kan verklaard worden door de zwaartekrachtinvloed van een verre, zware planeet.
\r\nJihad Touma (Amerikaanse Universiteit van Beiroet) en Antranik Sefilian (University of Cambridge) rekenen in hun artikel echter voor dat de baaneigenschappen van de onderling 'uitgelijnde' ETNO's ook verklaard kunnen worden wanneer je aanneemt dat de Kuipergordel (de zone buiten de baan van Neptunus waarin de meeste ijsdwergen zich bevinden) ongeveer honderd maal zo veel massa bevat als tot nu toe is aangenomen: misschien wel tien maal de massa van de aarde.
\r\nBewijs voor het bestaan van zo'n 'zware' Kuipergordel is er overigens ook niet. De twee astronomen sluiten niet uit dat beide verklaringen (een relatief zware Kuipergordel én een verre planeet) juist kunnen zijn. (GS)
Planeet Negen bestaat misschien toch niet. Dat stellen twee astronomen vandaag in een artikel in The Astronomical Journal. Planeet Negen (Planet Nine) is een hypothetische planeet die enkele malen zo groot en misschien wel tien keer zo zwaar zou zijn als de aarde en die zich op zeer grote afstand van de zon zou bevinden. Er wordt al jaren jacht op gemaakt, maar tot nu toe is hij nog niet gevonden.
\r\nHet bestaan van de hypothetische planeet wordt afgeleid uit de merkwaardige baaneigenschappen van enkele ijsdwergen in de buitendelen van het zonnestelsel - de zogeheten ETNO's (Extreme Trans-Neptunian Objects). Die bewegen in zeer langgerekte banen, en enkele tientallen van die banen hebben een min of meer identieke oriëntatie in de ruimte. Dat kan verklaard worden door de zwaartekrachtinvloed van een verre, zware planeet.
\r\nJihad Touma (Amerikaanse Universiteit van Beiroet) en Antranik Sefilian (University of Cambridge) rekenen in hun artikel echter voor dat de baaneigenschappen van de onderling 'uitgelijnde' ETNO's ook verklaard kunnen worden wanneer je aanneemt dat de Kuipergordel (de zone buiten de baan van Neptunus waarin de meeste ijsdwergen zich bevinden) ongeveer honderd maal zo veel massa bevat als tot nu toe is aangenomen: misschien wel tien maal de massa van de aarde.
\r\nBewijs voor het bestaan van zo'n 'zware' Kuipergordel is er overigens ook niet. De twee astronomen sluiten niet uit dat beide verklaringen (een relatief zware Kuipergordel én een verre planeet) juist kunnen zijn. (GS)
Gegevens van de Amerikaanse ruimtesonde New Horizons, die op Nieuwjaarsdag op een afstand van minder dan 3500 kilometer langs het Kuipergordelobject Ultima Thule scheerde, geven met de dag meer inzicht in de aard van dit kleine, ijzige object. Tijdens een persconferentie die vanavond werd gehouden, maakten wetenschappers van het New Horizons-team bekend dat Ultima Thule waarschijnlijk geen ringen heeft, geen maantjes groter dan anderhalve kilometer en ook geen atmosfeer.
Ook staat vast dat de kleur van Ultima Thule sterke overeenkomsten vertoont met vergelijkbare objecten in de Kuipergordel, zoals blijkt uit telescoopwaarnemingen vanaf de aarde. Kortom: Ultima Thule lijkt representatief te zijn voor de vele duizenden ijsachtige objecten die in de buitenwijken van ons zonnestelsel rondzwerven.
Daarbij moet wel worden opgemerkt dat het overgrote deel van de meetgegevens die New Horizons heeft verzameld nog moet binnenkomen – een proces dat nog ruim anderhalf jaar zal gaan duren. (EE)
Gegevens van de Amerikaanse ruimtesonde New Horizons, die op Nieuwjaarsdag op een afstand van minder dan 3500 kilometer langs het Kuipergordelobject Ultima Thule scheerde, geven met de dag meer inzicht in de aard van dit kleine, ijzige object. Tijdens een persconferentie die vanavond werd gehouden, maakten wetenschappers van het New Horizons-team bekend dat Ultima Thule waarschijnlijk geen ringen heeft, geen maantjes groter dan anderhalve kilometer en ook geen atmosfeer.
Ook staat vast dat de kleur van Ultima Thule sterke overeenkomsten vertoont met vergelijkbare objecten in de Kuipergordel, zoals blijkt uit telescoopwaarnemingen vanaf de aarde. Kortom: Ultima Thule lijkt representatief te zijn voor de vele duizenden ijsachtige objecten die in de buitenwijken van ons zonnestelsel rondzwerven.
Daarbij moet wel worden opgemerkt dat het overgrote deel van de meetgegevens die New Horizons heeft verzameld nog moet binnenkomen – een proces dat nog ruim anderhalf jaar zal gaan duren. (EE)
Ultima Thule bestaat uit twee ‘aan elkaar geplakte’ objecten. Dat blijkt uit de eerste scherpe opnamen die ruimtesonde New Horizons naar de aarde heeft overgeseind. De twee delen hebben de afzonderlijke bijnamen ‘Ultima’ en ‘Thule’ gekregen.
De rotatietijd van het tweelobbige, komeetachtige hemellichaam bedraagt 15 uur. Zijn oppervlak is ongeveer zo donker als potaarde en enigszins rood getint – een gevolg van de inwerking van kosmische straling.
Het helderste deel is de ‘nek’ van het object, waar de twee lobben aan elkaar zitten. Dit deel is minder rood dan de rest van Ultima Thule. Mogelijk heeft zich hier fijn ijsachtig oppervlaktemateriaal verzameld. Opvallend is ook dat er op het eerste gezicht weinig inslagkraters op het oppervlak te vinden zijn.
Het lijkt er sterk op dat de beide lobben van Ultima Thule met zeer lage snelheid tegen elkaar zijn gebotst. Dat doet vermoeden dat ze het resultaat zijn van een accretieproces: het samenklonteren van kleine deeltjes tot steeds grotere brokstukken. Dat past goed in het bestaande plaatje van het ontstaan van de planeten van ons zonnestelsel, die het resultaat zouden zijn van samenklonterende ‘planetesimalen’. (EE)
Ultima Thule bestaat uit twee ‘aan elkaar geplakte’ objecten. Dat blijkt uit de eerste scherpe opnamen die ruimtesonde New Horizons naar de aarde heeft overgeseind. De twee delen hebben de afzonderlijke bijnamen ‘Ultima’ en ‘Thule’ gekregen.
De rotatietijd van het tweelobbige, komeetachtige hemellichaam bedraagt 15 uur. Zijn oppervlak is ongeveer zo donker als potaarde en enigszins rood getint – een gevolg van de inwerking van kosmische straling.
Het helderste deel is de ‘nek’ van het object, waar de twee lobben aan elkaar zitten. Dit deel is minder rood dan de rest van Ultima Thule. Mogelijk heeft zich hier fijn ijsachtig oppervlaktemateriaal verzameld. Opvallend is ook dat er op het eerste gezicht weinig inslagkraters op het oppervlak te vinden zijn.
Het lijkt er sterk op dat de beide lobben van Ultima Thule met zeer lage snelheid tegen elkaar zijn gebotst. Dat doet vermoeden dat ze het resultaat zijn van een accretieproces: het samenklonteren van kleine deeltjes tot steeds grotere brokstukken. Dat past goed in het bestaande plaatje van het ontstaan van de planeten van ons zonnestelsel, die het resultaat zouden zijn van samenklonterende ‘planetesimalen’. (EE)
De Amerikaanse ruimtesonde New Horizons is vanmorgen om 06.33 uur Nederlandse tijd op een afstand van 3500 kilometer langs de kleine ijsdwerg 2014 MU69 (bijgenaamd Ultima Thule) gevlogen. In het vluchtleidingscentrum in Laurel, Maryland, werd de passage feestelijk gevierd, met o.a. een live optreden van teamlid en astrofysicus Brian May, voormalig gitarist van de rockband Queen.
\r\nUltima Thule bevindt zich in de Kuipergordel, op ca. 1,5 miljard kilometer voorbij de baan van Pluto. Nooit eerder is een hemellichaam op zo'n grote afstand van de aarde in detail bestudeerd. De 'scheervlucht' vond plaats met een snelheid van ruim 14 kilometer per seconde. De radiosignalen van New Horizons doen er ongeveer zes uur over om de aarde te bereiken; de eerste foto's en meetgegevens worden rond 16.30 uur Nederlandse tijd verwacht. (GS)
De Amerikaanse ruimtesonde New Horizons is vanmorgen om 06.33 uur Nederlandse tijd op een afstand van 3500 kilometer langs de kleine ijsdwerg 2014 MU69 (bijgenaamd Ultima Thule) gevlogen. In het vluchtleidingscentrum in Laurel, Maryland, werd de passage feestelijk gevierd, met o.a. een live optreden van teamlid en astrofysicus Brian May, voormalig gitarist van de rockband Queen.
\r\nUltima Thule bevindt zich in de Kuipergordel, op ca. 1,5 miljard kilometer voorbij de baan van Pluto. Nooit eerder is een hemellichaam op zo'n grote afstand van de aarde in detail bestudeerd. De 'scheervlucht' vond plaats met een snelheid van ruim 14 kilometer per seconde. De radiosignalen van New Horizons doen er ongeveer zes uur over om de aarde te bereiken; de eerste foto's en meetgegevens worden rond 16.30 uur Nederlandse tijd verwacht. (GS)
De ruimtesonde New Horizons heeft maandagnacht de verste ontmoeting ooit met een hemellichaam: een klomp ijs op 6,6 miljard kilometer van de aarde.
\r\nHet vluchtleidingscentrum van ruimtesonde New Horizons in de Johns Hopkins-universiteit in Baltimore zit maandagnacht tjokvol met wetenschappers, technici en journalisten. De sonde ontmoet om drie minuten over half één plaatselijke tijd (06.33 uur in Nederland) de kleine ijsdwerg Ultima Thule, maar de radiosignalen doen er ruim zes uur over om de aarde te bereiken. Nooit eerder is een bezoek gebracht aan een hemellichaam op zo’n enorme afstand: 6,6 miljard kilometer.
\r\nHet wordt een speeddate van kosmische proporties. New Horizons raast met een snelheid van ruim 14 kilometer per seconde voorbij, op een afstand van zo’n 3.500 kilometer. Dat is dichtbij genoeg om detailfoto’s te maken en om metingen te doen van de vorm en de samenstelling van Ultima Thule.
\r\n‘Het is voor het eerst dat we zo’n kleine ijsdwerg in close-up bestuderen’, zegt Cathy Olkin, een van de wetenschappelijke projectleiders. ‘Het gaat om een compleet nieuwe klasse van objecten, fossiele restanten uit de ontstaansperiode van het zonnestelsel.’
\r\nNew Horizons ging een kleine 13 jaar geleden al op pad, vloog in 2007 langs de reuzenplaneet Jupiter en maakte in de zomer van 2015 als eerste een scheervlucht langs de dwergplaneet Pluto. Nu dendert hij door de Kuipergordel – de brede zone van bevroren ijsklompen aan de rand van het zonnestelsel. Het nieuwe reisdoel werd pas in 2014 ontdekt; een kleine koerscorrectie was voldoende om de korte meet-and-greet van komende nacht te organiseren.
\r\n‘Vorige week werd duidelijk dat Ultima Thule geen grote manen of ringen heeft’, aldus Olkin. ‘Daardoor konden we mikken op een kleine passeerafstand – drie keer zo dichtbij als bij Pluto’. Maar pas één dag voor de dichtste nadering, in de ochtend van maandag 31 januari, zullen de krachtige telelenzen van New Horizons in staat zijn om de vorm en afmetingen van de ijsdwerg te onderscheiden.
\r\nAnderhalf jaar geleden bewoog het verre hemellichaam gezien vanaf de aarde voor een paar zwakke sterretjes langs. Uit metingen aan die ‘sterbedekkingen’ bleek dat Ultima Thule mogelijk de vorm van een sneeuwpop heeft, met een lijf en een hoofd met een middellijn van 18 kilometer. ‘Maar’, zegt Olkin, ‘dat valt slecht te rijmen met het feit dat we nauwelijks helderheidsvariaties meten. Die zou je wel verwachten wanneer zo’n onregelmatig hemellichaam om zijn as draait.’
\r\nAls in de loop van 1 januari de eerste detailfoto’s binnenkomen, moet niet alleen dat raadsel zijn opgelost, maar hopen sterrenkundigen ook meer zicht te krijgen op de allereerste bouwstenen waaruit ruim 4,5 miljard jaar geleden de planeten in het zonnestelsel samenklonterden. De verste ontmoeting in de ruimte biedt dus ook een verre terugblik in de tijd.
\r\nNew Horizons blijft overigens tot in de eeuwigheid door het heelal zeilen: net als de Pioneer- en Voyager-sondes zal hij het zonnestelsel verlaten en koers zetten naar de sterren.
De ruimtesonde New Horizons heeft maandagnacht de verste ontmoeting ooit met een hemellichaam: een klomp ijs op 6,6 miljard kilometer van de aarde.
\r\nHet vluchtleidingscentrum van ruimtesonde New Horizons in de Johns Hopkins-universiteit in Baltimore zit maandagnacht tjokvol met wetenschappers, technici en journalisten. De sonde ontmoet om drie minuten over half één plaatselijke tijd (06.33 uur in Nederland) de kleine ijsdwerg Ultima Thule, maar de radiosignalen doen er ruim zes uur over om de aarde te bereiken. Nooit eerder is een bezoek gebracht aan een hemellichaam op zo’n enorme afstand: 6,6 miljard kilometer.
\r\nHet wordt een speeddate van kosmische proporties. New Horizons raast met een snelheid van ruim 14 kilometer per seconde voorbij, op een afstand van zo’n 3.500 kilometer. Dat is dichtbij genoeg om detailfoto’s te maken en om metingen te doen van de vorm en de samenstelling van Ultima Thule.
\r\n‘Het is voor het eerst dat we zo’n kleine ijsdwerg in close-up bestuderen’, zegt Cathy Olkin, een van de wetenschappelijke projectleiders. ‘Het gaat om een compleet nieuwe klasse van objecten, fossiele restanten uit de ontstaansperiode van het zonnestelsel.’
\r\nNew Horizons ging een kleine 13 jaar geleden al op pad, vloog in 2007 langs de reuzenplaneet Jupiter en maakte in de zomer van 2015 als eerste een scheervlucht langs de dwergplaneet Pluto. Nu dendert hij door de Kuipergordel – de brede zone van bevroren ijsklompen aan de rand van het zonnestelsel. Het nieuwe reisdoel werd pas in 2014 ontdekt; een kleine koerscorrectie was voldoende om de korte meet-and-greet van komende nacht te organiseren.
\r\n‘Vorige week werd duidelijk dat Ultima Thule geen grote manen of ringen heeft’, aldus Olkin. ‘Daardoor konden we mikken op een kleine passeerafstand – drie keer zo dichtbij als bij Pluto’. Maar pas één dag voor de dichtste nadering, in de ochtend van maandag 31 januari, zullen de krachtige telelenzen van New Horizons in staat zijn om de vorm en afmetingen van de ijsdwerg te onderscheiden.
\r\nAnderhalf jaar geleden bewoog het verre hemellichaam gezien vanaf de aarde voor een paar zwakke sterretjes langs. Uit metingen aan die ‘sterbedekkingen’ bleek dat Ultima Thule mogelijk de vorm van een sneeuwpop heeft, met een lijf en een hoofd met een middellijn van 18 kilometer. ‘Maar’, zegt Olkin, ‘dat valt slecht te rijmen met het feit dat we nauwelijks helderheidsvariaties meten. Die zou je wel verwachten wanneer zo’n onregelmatig hemellichaam om zijn as draait.’
\r\nAls in de loop van 1 januari de eerste detailfoto’s binnenkomen, moet niet alleen dat raadsel zijn opgelost, maar hopen sterrenkundigen ook meer zicht te krijgen op de allereerste bouwstenen waaruit ruim 4,5 miljard jaar geleden de planeten in het zonnestelsel samenklonterden. De verste ontmoeting in de ruimte biedt dus ook een verre terugblik in de tijd.
\r\nNew Horizons blijft overigens tot in de eeuwigheid door het heelal zeilen: net als de Pioneer- en Voyager-sondes zal hij het zonnestelsel verlaten en koers zetten naar de sterren.
De spanning rond de scheervlucht van New Horizons langs de verre ijsdwerg 2014 MU69, alias Ultima Thule, loopt op. Tijdens Nieuwsjaarsnacht zal de ruimtesonde op een afstand van 3500 kilometer langs dit kleine hemellichaam scheren, maar wat hij daar precies zal aantreffen blijft onduidelijk. Nieuwe metingen laten zien dat de helderheid van Ultima Thule nauwelijks varieert, wat nogal raadselachtig is.
Al sinds 2017 is bekend dat de ijsdwerg niet bolvormig is, maar waarschijnlijk langgerekt. Misschien bestaat hij zelfs uit twee afzonderlijke, om elkaar wentelende delen. Je zou dus verwachten dat de helderheid van het object regelmatige variaties vertoont.
De meest voor de hand liggende verklaring is dat de rotatie-as van Ultima Thule toevallig min of meer in de richting van New Horizons wijst. Maar het is ook denkbaar dat de ijsdwerg is gehuld in een wolk van kleine deeltjes die de variërende helderheid van het object maskeert. Erg waarschijnlijk lijkt dat niet: voor de vorming van zo’n ‘coma’ zou het nodig zijn dat Ultima voldoende wordt opgewarmd om wolken van waterdamp en stof uit te stoten, en daarvoor is hij veel te ver verwijderd van de zon.
Een andere suggestie is dat Ultima omringd is door talrijke rondwentelende kleine maantjes, die elk hun eigen helderheidsvariaties vertonen. Alles bij elkaar zou dat in een relatief constante lichtkromme kunnen resulteren. Onmogelijk is dit niet, maar zo’n situatie is nog nergens in ons zonnestelsel aangetroffen. (EE)
De spanning rond de scheervlucht van New Horizons langs de verre ijsdwerg 2014 MU69, alias Ultima Thule, loopt op. Tijdens Nieuwsjaarsnacht zal de ruimtesonde op een afstand van 3500 kilometer langs dit kleine hemellichaam scheren, maar wat hij daar precies zal aantreffen blijft onduidelijk. Nieuwe metingen laten zien dat de helderheid van Ultima Thule nauwelijks varieert, wat nogal raadselachtig is.
Al sinds 2017 is bekend dat de ijsdwerg niet bolvormig is, maar waarschijnlijk langgerekt. Misschien bestaat hij zelfs uit twee afzonderlijke, om elkaar wentelende delen. Je zou dus verwachten dat de helderheid van het object regelmatige variaties vertoont.
De meest voor de hand liggende verklaring is dat de rotatie-as van Ultima Thule toevallig min of meer in de richting van New Horizons wijst. Maar het is ook denkbaar dat de ijsdwerg is gehuld in een wolk van kleine deeltjes die de variërende helderheid van het object maskeert. Erg waarschijnlijk lijkt dat niet: voor de vorming van zo’n ‘coma’ zou het nodig zijn dat Ultima voldoende wordt opgewarmd om wolken van waterdamp en stof uit te stoten, en daarvoor is hij veel te ver verwijderd van de zon.
Een andere suggestie is dat Ultima omringd is door talrijke rondwentelende kleine maantjes, die elk hun eigen helderheidsvariaties vertonen. Alles bij elkaar zou dat in een relatief constante lichtkromme kunnen resulteren. Onmogelijk is dit niet, maar zo’n situatie is nog nergens in ons zonnestelsel aangetroffen. (EE)
De verre ijsdwerg 2014 MU69, het volgende reisdoel van de Amerikaanse ruimtesonde New Horizons, lijkt geen ringen of maantjes te hebben die een gevaar voor het ruimtescheepje zouden kunnen hebben. Dat blijkt uit foto's die de afgelopen weken gemaakt zijn met de gevoelige LORRI-camera van het toestel. New Horizons zal daarom op een kleine afstand van slechts 3500 kilometer langs het stijfbevroren hemellichaam vliegen; een koerswijziging om uit veiligheidsoverwegingen voor een drie maal zo grote afstand te kiezen, is niet nodig.
\r\nNew Horizons werd in januari 2006 gelanceerd en maakte in de zomer van 2015 al een scheervlucht langs de dwergplaneet Pluto en zijn grote maan Charon. De veel kleinere ijsdwerg 2014 MU69 (bijgenaamd Ultima Thule) bevindt zich nog eens 1,5 miljard kilometer verder van de zon. De scheervlucht langs Ultima Thule vindt plaats in de nieuwjaarsnacht, op 1 januari 2019 om 06.33 uur Nederlandse tijd. (GS)
De verre ijsdwerg 2014 MU69, het volgende reisdoel van de Amerikaanse ruimtesonde New Horizons, lijkt geen ringen of maantjes te hebben die een gevaar voor het ruimtescheepje zouden kunnen hebben. Dat blijkt uit foto's die de afgelopen weken gemaakt zijn met de gevoelige LORRI-camera van het toestel. New Horizons zal daarom op een kleine afstand van slechts 3500 kilometer langs het stijfbevroren hemellichaam vliegen; een koerswijziging om uit veiligheidsoverwegingen voor een drie maal zo grote afstand te kiezen, is niet nodig.
\r\nNew Horizons werd in januari 2006 gelanceerd en maakte in de zomer van 2015 al een scheervlucht langs de dwergplaneet Pluto en zijn grote maan Charon. De veel kleinere ijsdwerg 2014 MU69 (bijgenaamd Ultima Thule) bevindt zich nog eens 1,5 miljard kilometer verder van de zon. De scheervlucht langs Ultima Thule vindt plaats in de nieuwjaarsnacht, op 1 januari 2019 om 06.33 uur Nederlandse tijd. (GS)
Sterrenkundigen hebben een ijsdwerg in de verre buitendelen van het zonnestelsel ontdekt op een afstand van maar liefst 18 miljard kilometer - 120 maal de afstand tussen de aarde en de zon, en ruim drieënhalf keer zo ver als de dwergplaneet Pluto. Het stijf bevroren hemellichaam heeft een middellijn van naar schatting 500 kilometer. Het is het verste object dat ooit in het zonnestelsel is gevonden. De omlooptijd bedraagt vermoedelijk ruim 1000 jaar.
\r\n2018 VG18, zoals de ijsdwerg is gecatalogiseerd, behoort tot de zogeheten extreme trans-Neptunian objects (ETNO's): hij beweegt in een langgerekte baan waarvan zelfs het perihelium (het punt in de baan waar de afstand tot de zon het kleinst is) buiten de baan van de buitenste planeet Neptunus ligt. Hoewel de baan nog niet nauwkeurig is bepaald (door de grote afstand tot de zon beweegt 2018 VG18 extreem langzaam), lijkt alles erop te wijzen dat de baanoriëntatie in de ruimte vergelijkbaar is met die van een dozijn andere ETNO's. Die 'uitgelijnde' banen doen vermoeden dat zich op zeer grote afstand van de zon nog een onontdekte grote planeet schuilhoudt, Planet Nine geheten. 2018 VG18 (die de bijnaam Farout heeft gekregen) werd gevonden tijdens een speurtocht naar Planet Nine. (GS)
Sterrenkundigen hebben een ijsdwerg in de verre buitendelen van het zonnestelsel ontdekt op een afstand van maar liefst 18 miljard kilometer - 120 maal de afstand tussen de aarde en de zon, en ruim drieënhalf keer zo ver als de dwergplaneet Pluto. Het stijf bevroren hemellichaam heeft een middellijn van naar schatting 500 kilometer. Het is het verste object dat ooit in het zonnestelsel is gevonden. De omlooptijd bedraagt vermoedelijk ruim 1000 jaar.
\r\n2018 VG18, zoals de ijsdwerg is gecatalogiseerd, behoort tot de zogeheten extreme trans-Neptunian objects (ETNO's): hij beweegt in een langgerekte baan waarvan zelfs het perihelium (het punt in de baan waar de afstand tot de zon het kleinst is) buiten de baan van de buitenste planeet Neptunus ligt. Hoewel de baan nog niet nauwkeurig is bepaald (door de grote afstand tot de zon beweegt 2018 VG18 extreem langzaam), lijkt alles erop te wijzen dat de baanoriëntatie in de ruimte vergelijkbaar is met die van een dozijn andere ETNO's. Die 'uitgelijnde' banen doen vermoeden dat zich op zeer grote afstand van de zon nog een onontdekte grote planeet schuilhoudt, Planet Nine geheten. 2018 VG18 (die de bijnaam Farout heeft gekregen) werd gevonden tijdens een speurtocht naar Planet Nine. (GS)
Phoebe, een van de buitenste manen van de reuzenplaneet Saturnus, is vermoedelijk afkomstig uit de koude buitendelen van het zonnestelsel. Op de een of andere manier moet het ijzige hemellichaam naar binnen zijn 'gemigreerd' en in een baan rond Saturnus terecht zijn gekomen, aldus een nieuwe publicatie in het vakblad Icarus.
\r\nAmerikaanse planeetonderzoekers gebruikten de infraroodspectrometer VIMS aan boord van de ruimtesonde Cassini om precisiemetingen te verrichten aan de samenstelling van de ringen en manen van Saturnus. Na een zorgvuldige nieuwe calibratie van het meetinstrument bleek het mogelijk om uit de metingen af te leiden wat de relatieve verhoudingen zijn van 'gewoon' water(ijs) (H2O) en 'halfzwaar' water (HDO) - watermoleculen waarin één van de waterstofatomen een extra neutron in de kern heeft. Die vorm van zwaar waterstof wordt deuterium genoemd.
\r\nTot grote verrassing van de wetenschappers blijkt de D/H-verhouding (deuterium/waterstof) in de ringen en de opgemeten manen van Saturnus vrijwel gelijk te zijn aan die op aarde. Dat was niet verwacht: de meeste modellen over de evolutie van het zonnestelsel voorspellen dat die D/H-waarde hoger is naarmate je verder van de zon af komt. Kennelijk zijn de standaardideeën over de herkomst van water in het zonnestelsel aan een grondige revisie toe.
\r\nPhoebe was de enige uitzondering: de D/H-waarde aan het oppervlak van deze ruim 200 kilometer grote Saturnusmaan is (tot nu toe) de hoogste die ooit in het zonnestelsel is gemeten. Ook de relatieve hoeveelheid van de zware koolstofisotoop 13C is op Phoebe vijf maal zo groot als elders in het manenstelsel van Saturnus. Dat alles doet vermoeden dat Phoebe afkomstig is uit de verre, koude buitendelen van het zonnestelsel - vermoedelijk uit de zogeheten Kuipergordel buiten de baan van de verre planeet Neptunus. (GS)
Phoebe, een van de buitenste manen van de reuzenplaneet Saturnus, is vermoedelijk afkomstig uit de koude buitendelen van het zonnestelsel. Op de een of andere manier moet het ijzige hemellichaam naar binnen zijn 'gemigreerd' en in een baan rond Saturnus terecht zijn gekomen, aldus een nieuwe publicatie in het vakblad Icarus.
\r\nAmerikaanse planeetonderzoekers gebruikten de infraroodspectrometer VIMS aan boord van de ruimtesonde Cassini om precisiemetingen te verrichten aan de samenstelling van de ringen en manen van Saturnus. Na een zorgvuldige nieuwe calibratie van het meetinstrument bleek het mogelijk om uit de metingen af te leiden wat de relatieve verhoudingen zijn van 'gewoon' water(ijs) (H2O) en 'halfzwaar' water (HDO) - watermoleculen waarin één van de waterstofatomen een extra neutron in de kern heeft. Die vorm van zwaar waterstof wordt deuterium genoemd.
\r\nTot grote verrassing van de wetenschappers blijkt de D/H-verhouding (deuterium/waterstof) in de ringen en de opgemeten manen van Saturnus vrijwel gelijk te zijn aan die op aarde. Dat was niet verwacht: de meeste modellen over de evolutie van het zonnestelsel voorspellen dat die D/H-waarde hoger is naarmate je verder van de zon af komt. Kennelijk zijn de standaardideeën over de herkomst van water in het zonnestelsel aan een grondige revisie toe.
\r\nPhoebe was de enige uitzondering: de D/H-waarde aan het oppervlak van deze ruim 200 kilometer grote Saturnusmaan is (tot nu toe) de hoogste die ooit in het zonnestelsel is gemeten. Ook de relatieve hoeveelheid van de zware koolstofisotoop 13C is op Phoebe vijf maal zo groot als elders in het manenstelsel van Saturnus. Dat alles doet vermoeden dat Phoebe afkomstig is uit de verre, koude buitendelen van het zonnestelsel - vermoedelijk uit de zogeheten Kuipergordel buiten de baan van de verre planeet Neptunus. (GS)
Amerikaanse planeetonderzoekers hebben de mechanismen ontdekt waardoor de smalle, donkere ringen rond sommige relatief kleine ijsdwergen 'in toom' gehouden worden. Dat deze ringen zo scherp begrensd zijn is niet te danken aan de zwaartekrachteffecten van kleine maantjes (zoals dat het geval is bij de ringenstelsels van de reuzenplaneten Jupiter, Saturnus, Uranus en Neptunus), maar aan de onregelmatige vorm of de snelle rotatie van het moederlichaam.
\r\nIn de afgelopen jaren zijn smalle, donkere ringen ontdekt rond Chariklo - een 300 kilometer grote 'planetoïde' die tussen de banen van Saturnus en Uranus rond de zon draait, met een omlooptijd van 63 jaar. Chariklo is het grootste exemplaar van de zogeheten centaurs - vermoedelijk objecten die afkomstig zijn uit de Kuipergordel buiten de baan van Neptunus. Ook is er een ring ontdekt rond de merkwaardige 600 kilometer grote dwergplaneet Haumea, die zich in de Kuipergordel bevindt, met een omlooptijd van 285 jaar.
\r\nNormaal gesproken zou je verwachten dat ijs- en stofdeeltjes in zo'n ring zich in de loop van de tijd over grote afstanden verspreiden. In Nature Astronomy rekenen de onderzoekers nu echter voor dat de ringen scherp begrensd blijven door onregelmatigheden aan het oppervlak (Chariklo is niet volmaakt bolvormig maar heeft een grote 'berg'; Haumea is als gevolg van de snelle rotatie zelfs zeer langgerekt) en door de snelle rotatie (Haumea draait eens in de vier uur om zijn as).
\r\nDe onderzoekers verwachten dat er in de buitendelen van het zonnestelsel nog veel meer hemellichamen voorkomen die door een eigen ringenstelsel worden omgeven. (GS)
Amerikaanse planeetonderzoekers hebben de mechanismen ontdekt waardoor de smalle, donkere ringen rond sommige relatief kleine ijsdwergen 'in toom' gehouden worden. Dat deze ringen zo scherp begrensd zijn is niet te danken aan de zwaartekrachteffecten van kleine maantjes (zoals dat het geval is bij de ringenstelsels van de reuzenplaneten Jupiter, Saturnus, Uranus en Neptunus), maar aan de onregelmatige vorm of de snelle rotatie van het moederlichaam.
\r\nIn de afgelopen jaren zijn smalle, donkere ringen ontdekt rond Chariklo - een 300 kilometer grote 'planetoïde' die tussen de banen van Saturnus en Uranus rond de zon draait, met een omlooptijd van 63 jaar. Chariklo is het grootste exemplaar van de zogeheten centaurs - vermoedelijk objecten die afkomstig zijn uit de Kuipergordel buiten de baan van Neptunus. Ook is er een ring ontdekt rond de merkwaardige 600 kilometer grote dwergplaneet Haumea, die zich in de Kuipergordel bevindt, met een omlooptijd van 285 jaar.
\r\nNormaal gesproken zou je verwachten dat ijs- en stofdeeltjes in zo'n ring zich in de loop van de tijd over grote afstanden verspreiden. In Nature Astronomy rekenen de onderzoekers nu echter voor dat de ringen scherp begrensd blijven door onregelmatigheden aan het oppervlak (Chariklo is niet volmaakt bolvormig maar heeft een grote 'berg'; Haumea is als gevolg van de snelle rotatie zelfs zeer langgerekt) en door de snelle rotatie (Haumea draait eens in de vier uur om zijn as).
\r\nDe onderzoekers verwachten dat er in de buitendelen van het zonnestelsel nog veel meer hemellichamen voorkomen die door een eigen ringenstelsel worden omgeven. (GS)
Planeetwetenschappers van het Southwest Research Institute denken serieus na over een toekomstige onbemande ruimtemissie naar de Kuipergordel, waarbij de dwergplaneet Pluto als uitvalbasis dient. Een verkennende studie, waarvan de resultaten zijn gepresenteerd tijdens de 50ste bijeenkomst van de Division for Planetary Sciences van de American Astronomical Society die deze week wordt gehouden, laat zien dat de grote Plutomaan Charon daarbij een belangrijke rol kan spelen.
De Kuipergordel is een brede band van talrijke ijsachtige hemellichamen die even voorbij de omloopbaan van de planeet Neptunus begint. Normaal gesproken zou de verkenning van deze verre buitenwijk van ons zonnestelsel een kostbare aangelegenheid zijn.
Om de kosten te drukken kan een ruimtesonde worden uitgerust met een ionenmotor, vergelijkbaar met die van de onlangs gelanceerde Europees/Japanse ruimtemissie BepiColombo. Zo’n aandrijving kan weliswaar met weinig brandstof toe, maar is niet geschikt voor snelle koersveranderingen.
Om Pluto en zijn manen toch van alle kanten te kunnen onderzoeken, kan echter de zwaartekracht van Charon worden benut. Via scheervluchten langs deze maan zou de ruimtesonde het hele Pluto-stelsel kunnen verkennen. Na afloop van dat (jarenlange) onderzoek kan een laatste scheervlucht langs Charon de ruimtesonde uiteindelijk de Kuipergordel in slingeren. Met zijn eigen ionenmotor zou deze dan een aantal van de daar aanwezige ijsdwergen kunnen gaan verkennen.
De details van de ‘Pluto Orbiter-Kuiper Belt Explorer Mission zullen de komende maanden verder worden uitgewerkt. (EE)
Planeetwetenschappers van het Southwest Research Institute denken serieus na over een toekomstige onbemande ruimtemissie naar de Kuipergordel, waarbij de dwergplaneet Pluto als uitvalbasis dient. Een verkennende studie, waarvan de resultaten zijn gepresenteerd tijdens de 50ste bijeenkomst van de Division for Planetary Sciences van de American Astronomical Society die deze week wordt gehouden, laat zien dat de grote Plutomaan Charon daarbij een belangrijke rol kan spelen.
De Kuipergordel is een brede band van talrijke ijsachtige hemellichamen die even voorbij de omloopbaan van de planeet Neptunus begint. Normaal gesproken zou de verkenning van deze verre buitenwijk van ons zonnestelsel een kostbare aangelegenheid zijn.
Om de kosten te drukken kan een ruimtesonde worden uitgerust met een ionenmotor, vergelijkbaar met die van de onlangs gelanceerde Europees/Japanse ruimtemissie BepiColombo. Zo’n aandrijving kan weliswaar met weinig brandstof toe, maar is niet geschikt voor snelle koersveranderingen.
Om Pluto en zijn manen toch van alle kanten te kunnen onderzoeken, kan echter de zwaartekracht van Charon worden benut. Via scheervluchten langs deze maan zou de ruimtesonde het hele Pluto-stelsel kunnen verkennen. Na afloop van dat (jarenlange) onderzoek kan een laatste scheervlucht langs Charon de ruimtesonde uiteindelijk de Kuipergordel in slingeren. Met zijn eigen ionenmotor zou deze dan een aantal van de daar aanwezige ijsdwergen kunnen gaan verkennen.
De details van de ‘Pluto Orbiter-Kuiper Belt Explorer Mission zullen de komende maanden verder worden uitgewerkt. (EE)
Amerikaanse sterrenkundigen hebben een ijsdwerg ontdekt die in het verste punt van zijn langgerekte baan maar liefst op 345 miljard kilometer afstand van de zon staat - bijna zeventig maal zo ver als de huidige afstand van de verre dwergplaneet Pluto. Afgezien van sommige kometen die afkomstig zijn uit de Oortwolk is er nog nooit een zonnestelselobject gevonden dat zich zo ver van de zon kan verwijderen. De ontdekking versterkt het vermoeden dat zich in de buitendelen van het zonnestelsel een tot dusver onbekende planeet schuil houdt.
\r\nHet nieuw ontdekte hemellichaam, 2015 TG387 geheten, werd in 2015 ontdekt met de Japanse 8,2-meter Subaru-telescoop op Mauna Kea, Hawaii. Vanwege de zeer trage baanbeweging duurde het vervolgens een paar jaar voordat de baan met voldoende zekerheid kon worden vastgesteld. Tijdens de ontdekking bevond 2015 TG387 zich op 'slechts' 12 miljard kilometer afstand van de zon; in het meest nabije punt van de baan bedraagt de afstand altijd nog 9,75 miljard kilometer - ver buiten de gravitationale invloedssfeer van de buitenste planeet Neptunus.
\r\nDe baan van de nieuw ontdekte ijsdwerg vertoont veel overeenkomsten met de banen van de ijsdwergen Sedna en 2012 VP113. Ook die komen nooit in de buurt van de Neptunusbaan (ze blijven zelfs op iets grotere afstand), maar in het verste punt van hun baan staan ze minder ver van de zon dan 2015 TG387.
\r\nDe ontdekkers van de nieuwe recordhouder (bijgenaamd 'The Goblin') denken dat er nog duizenden vergelijkbare objecten rond de zon moeten bewegen. 2015 TG387 heeft een geschatte middellijn van 300 kilometer, en kon alleen ontdekt worden omdat hij momenteel relatief dichtbij staat: gedurende 99 procent van zijn omlooptijd (naar schatting ca. 40.000 jaar) is hij vanaf de aarde onzichtbaar. Het lijkt dus waarschijnlijk dat er talloze objecten in vergelijkbare banen bewegen die momenteel veel te ver weg staan om opgemerkt te worden.
\r\nDe ontdekking van 2015 TG387 is vandaag bekend gemaakt door het Minor Planet Center van de Internationale Astronomische Unie en wordt binnenkort gepubliceerd in The Astrophysical Journal. De vondst versterkt het vermoeden dat zich in de verre, koude buitendelen van het zonnestelsel nog een relatief grote planeet schuilhoudt (Planeet X of Planeet Negen genoemd). Zonder de aanwezigheid van zo'n groot hemellichaam zijn de vreemde, overeenkomstige banen van objecten zoals Sedna, 2012 VP113 en 2015 TG387 niet goed te verklaren. (GS)
Amerikaanse sterrenkundigen hebben een ijsdwerg ontdekt die in het verste punt van zijn langgerekte baan maar liefst op 345 miljard kilometer afstand van de zon staat - bijna zeventig maal zo ver als de huidige afstand van de verre dwergplaneet Pluto. Afgezien van sommige kometen die afkomstig zijn uit de Oortwolk is er nog nooit een zonnestelselobject gevonden dat zich zo ver van de zon kan verwijderen. De ontdekking versterkt het vermoeden dat zich in de buitendelen van het zonnestelsel een tot dusver onbekende planeet schuil houdt.
\r\nHet nieuw ontdekte hemellichaam, 2015 TG387 geheten, werd in 2015 ontdekt met de Japanse 8,2-meter Subaru-telescoop op Mauna Kea, Hawaii. Vanwege de zeer trage baanbeweging duurde het vervolgens een paar jaar voordat de baan met voldoende zekerheid kon worden vastgesteld. Tijdens de ontdekking bevond 2015 TG387 zich op 'slechts' 12 miljard kilometer afstand van de zon; in het meest nabije punt van de baan bedraagt de afstand altijd nog 9,75 miljard kilometer - ver buiten de gravitationale invloedssfeer van de buitenste planeet Neptunus.
\r\nDe baan van de nieuw ontdekte ijsdwerg vertoont veel overeenkomsten met de banen van de ijsdwergen Sedna en 2012 VP113. Ook die komen nooit in de buurt van de Neptunusbaan (ze blijven zelfs op iets grotere afstand), maar in het verste punt van hun baan staan ze minder ver van de zon dan 2015 TG387.
\r\nDe ontdekkers van de nieuwe recordhouder (bijgenaamd 'The Goblin') denken dat er nog duizenden vergelijkbare objecten rond de zon moeten bewegen. 2015 TG387 heeft een geschatte middellijn van 300 kilometer, en kon alleen ontdekt worden omdat hij momenteel relatief dichtbij staat: gedurende 99 procent van zijn omlooptijd (naar schatting ca. 40.000 jaar) is hij vanaf de aarde onzichtbaar. Het lijkt dus waarschijnlijk dat er talloze objecten in vergelijkbare banen bewegen die momenteel veel te ver weg staan om opgemerkt te worden.
\r\nDe ontdekking van 2015 TG387 is vandaag bekend gemaakt door het Minor Planet Center van de Internationale Astronomische Unie en wordt binnenkort gepubliceerd in The Astrophysical Journal. De vondst versterkt het vermoeden dat zich in de verre, koude buitendelen van het zonnestelsel nog een relatief grote planeet schuilhoudt (Planeet X of Planeet Negen genoemd). Zonder de aanwezigheid van zo'n groot hemellichaam zijn de vreemde, overeenkomstige banen van objecten zoals Sedna, 2012 VP113 en 2015 TG387 niet goed te verklaren. (GS)
Op 6, 7 en 8 september hebben vluchtleiders van de Amerikaanse ruimtesonde New Horizons een geslaagde generale repetitie uitgevoerd van de scheervlucht langs de kleine ijsdwerg 2014 MU69 (bijnaam: Ultima Thule), die zal plaatsvinden in de nacht van 31 december 2018 op 1 januari 2019. Deze 'operational readiness test' is bedoeld om alle aspecten van de ontmoeting tot in detail uit te testen. Nu de ORT geslaagd is, staat niets een succesvolle waarnemingscampagne meer in de weg.
\r\nNew Horizons vloog in de zomer van 2015 op kleine afstand langs de dwergplaneet Pluto en zijn grote maan Charon. Komende Nieuwjaarsnacht zal de veel kleinere ijsdwerg 2014 MU69 op relatief kleine afstand worden gepasseerd. Waarnemingen vanaf de aarde doen vermoeden dat het mogelijk om een dubbelobject gaat, waarvan de twee componenten elkaar vrijwel raken. (GS)
Op 6, 7 en 8 september hebben vluchtleiders van de Amerikaanse ruimtesonde New Horizons een geslaagde generale repetitie uitgevoerd van de scheervlucht langs de kleine ijsdwerg 2014 MU69 (bijnaam: Ultima Thule), die zal plaatsvinden in de nacht van 31 december 2018 op 1 januari 2019. Deze 'operational readiness test' is bedoeld om alle aspecten van de ontmoeting tot in detail uit te testen. Nu de ORT geslaagd is, staat niets een succesvolle waarnemingscampagne meer in de weg.
\r\nNew Horizons vloog in de zomer van 2015 op kleine afstand langs de dwergplaneet Pluto en zijn grote maan Charon. Komende Nieuwjaarsnacht zal de veel kleinere ijsdwerg 2014 MU69 op relatief kleine afstand worden gepasseerd. Waarnemingen vanaf de aarde doen vermoeden dat het mogelijk om een dubbelobject gaat, waarvan de twee componenten elkaar vrijwel raken. (GS)
Met veel kunst- en vliegwerk is het team van de New Horizons-missie erin geslaagd om een foto te maken van het Kuipergordelobject ‘Ultima Thule’. De Amerikaanse ruimtesonde, die in juli 2015 langs de dwergplaneet Pluto scheerde, zal op 1 januari 2019 bij de slechts enkele tientallen kilometers grote ijsdwerg arriveren.
De foto is gemaakt op 16 augustus jl., toen New Horizons nog meer dan 160 miljoen kilometer van zijn bestemming verwijderd was. Om het zwakke schijnsel van de ijsdwerg te kunnen registreren, moesten 48 afzonderlijke opnamen bij elkaar worden opgeteld. Daarna moesten ook nog eens alle achtergrondsterren van het resultaat worden afgetrokken.
De uiteindelijke foto mag dan niet erg indrukwekkend zijn, hij is wel heel nuttig. Uit de opname blijkt namelijk dat Ultima zich precies op de vooraf voorspelde positie bevindt. Dat wijst erop dat de omloopbaan van de ijsdwerg, bepaald aan de hand van Hubble-opnamen, al tamelijk nauwkeurig bekend is.
Ultima zal het eerste kleine object van de Kuipergordel zijn die van dichtbij worden bekeken. Het vermoeden bestaat dat de ijsdwerg haltervormig is of zelfs uit twee afzonderlijke objecten bestaat, die op geringe afstand om elkaar wentelen. (EE)
Met veel kunst- en vliegwerk is het team van de New Horizons-missie erin geslaagd om een foto te maken van het Kuipergordelobject ‘Ultima Thule’. De Amerikaanse ruimtesonde, die in juli 2015 langs de dwergplaneet Pluto scheerde, zal op 1 januari 2019 bij de slechts enkele tientallen kilometers grote ijsdwerg arriveren.
De foto is gemaakt op 16 augustus jl., toen New Horizons nog meer dan 160 miljoen kilometer van zijn bestemming verwijderd was. Om het zwakke schijnsel van de ijsdwerg te kunnen registreren, moesten 48 afzonderlijke opnamen bij elkaar worden opgeteld. Daarna moesten ook nog eens alle achtergrondsterren van het resultaat worden afgetrokken.
De uiteindelijke foto mag dan niet erg indrukwekkend zijn, hij is wel heel nuttig. Uit de opname blijkt namelijk dat Ultima zich precies op de vooraf voorspelde positie bevindt. Dat wijst erop dat de omloopbaan van de ijsdwerg, bepaald aan de hand van Hubble-opnamen, al tamelijk nauwkeurig bekend is.
Ultima zal het eerste kleine object van de Kuipergordel zijn die van dichtbij worden bekeken. Het vermoeden bestaat dat de ijsdwerg haltervormig is of zelfs uit twee afzonderlijke objecten bestaat, die op geringe afstand om elkaar wentelen. (EE)
NASA-ruimtesonde New Horizons is weer ‘wakker’ en wordt voorbereid voor de verste planetaire ontmoeting ooit. Op Nieuwjaarsdag 2019 scheert hij langs een Kuipergordelobject dat officieel 2104 MU69 heet, maar inmiddels de bijnaam Ultima Thule heeft gekregen.
New Horizons vloog op 14 juli 2015 dicht langs de dwergplaneet Pluto en heeft zich sindsdien alleen maar verder van de aarde verwijderd. Inmiddels is hij al meer dan 6 miljard kilometer van huis. De radiosignalen die hij na een welverdiende ‘winterslaap’ van vijf maanden naar de aarde heeft gezonden wijzen erop dat de ruimtesonde normaal functioneert.
De komende maanden worden de diverse systemen van New Horizons grondig getest. Ook worden zijn boordcomputers voorzien van instructies die nodig zijn om de kortstondige ontmoeting met Ultima Thule goed te laten verlopen. Vanaf augustus zal de ruimtesonde opnamen van de slechts enkele tientallen kilometers grote ijsdwerg gaan maken. (EE)
NASA-ruimtesonde New Horizons is weer ‘wakker’ en wordt voorbereid voor de verste planetaire ontmoeting ooit. Op Nieuwjaarsdag 2019 scheert hij langs een Kuipergordelobject dat officieel 2104 MU69 heet, maar inmiddels de bijnaam Ultima Thule heeft gekregen.
New Horizons vloog op 14 juli 2015 dicht langs de dwergplaneet Pluto en heeft zich sindsdien alleen maar verder van de aarde verwijderd. Inmiddels is hij al meer dan 6 miljard kilometer van huis. De radiosignalen die hij na een welverdiende ‘winterslaap’ van vijf maanden naar de aarde heeft gezonden wijzen erop dat de ruimtesonde normaal functioneert.
De komende maanden worden de diverse systemen van New Horizons grondig getest. Ook worden zijn boordcomputers voorzien van instructies die nodig zijn om de kortstondige ontmoeting met Ultima Thule goed te laten verlopen. Vanaf augustus zal de ruimtesonde opnamen van de slechts enkele tientallen kilometers grote ijsdwerg gaan maken. (EE)
Een team van Amerikaanse onderzoekers zegt twijfel te hebben over het bestaan van een negende grote planeet die zich ver voorbij de baan van Neptunus zou schuilhouden. De baanverstoringen die aan dit object worden toegeschreven kunnen ook zijn veroorzaakt door interacties met kleinere objecten.
Het bestaan van ‘planeet 9’ wordt afgeleid uit de bijzondere baaneigenschappen van een klasse van kleine hemellichamen in het buitengebied van ons zonnestelsel – de zogeheten detached objects (‘ongebonden objecten’). Het bekendste voorbeeld van deze objecten is Sedna.
Deze klasse van hemellichamen dankt zijn naam aan het feit dat ze in zeer wijde, cirkelvormige banen om de zon draaien, die hen ver uit de buurt houden van grote planeten zoals Jupiter en Saturnus. Hoe zij in dat verre buitengebied zijn beland, is onduidelijk.
Met behulp van computersimulaties hebben de onderzoekers laten zien dat deze ijzige objecten zich wellicht gedragen als de wijzers van een klok. De kleinere bewegen sneller om de zon dan de grotere. Hierdoor vinden er voortdurend interacties plaats tussen kleinere en grotere exemplaren. En dat leidt ertoe dat de banen van de grote objecten geleidelijk steeds cirkelvormiger worden.
De onderzoekers hebben hun bevindingen vandaag gepresenteerd tijdens de 232ste bijeenkomst van de American Astronomical Society, die deze week in Denver wordt gehouden. (EE)
Een team van Amerikaanse onderzoekers zegt twijfel te hebben over het bestaan van een negende grote planeet die zich ver voorbij de baan van Neptunus zou schuilhouden. De baanverstoringen die aan dit object worden toegeschreven kunnen ook zijn veroorzaakt door interacties met kleinere objecten.
Het bestaan van ‘planeet 9’ wordt afgeleid uit de bijzondere baaneigenschappen van een klasse van kleine hemellichamen in het buitengebied van ons zonnestelsel – de zogeheten detached objects (‘ongebonden objecten’). Het bekendste voorbeeld van deze objecten is Sedna.
Deze klasse van hemellichamen dankt zijn naam aan het feit dat ze in zeer wijde, cirkelvormige banen om de zon draaien, die hen ver uit de buurt houden van grote planeten zoals Jupiter en Saturnus. Hoe zij in dat verre buitengebied zijn beland, is onduidelijk.
Met behulp van computersimulaties hebben de onderzoekers laten zien dat deze ijzige objecten zich wellicht gedragen als de wijzers van een klok. De kleinere bewegen sneller om de zon dan de grotere. Hierdoor vinden er voortdurend interacties plaats tussen kleinere en grotere exemplaren. En dat leidt ertoe dat de banen van de grote objecten geleidelijk steeds cirkelvormiger worden.
De onderzoekers hebben hun bevindingen vandaag gepresenteerd tijdens de 232ste bijeenkomst van de American Astronomical Society, die deze week in Denver wordt gehouden. (EE)
In de buitendelen van het zonnestelsel draait een kleine ijsdwerg rond in een zeer sterk gehelde baan. Het object, 2015 BP519 geheten, werd een paar jaar geleden al ontdekt door de Dark Energy Survey, maar pas sinds kort is zijn baan nauwkeurig bepaald. In een preprint op internet claimen sterrenkundigen nu dat 2015 BP519 aanvullende ondersteuning levert voor de theorie dat er op grote afstand van de zon een relatief zware planeet rondcirkelt die de banen van ijsdwergen in de Kuipergordel verstoort. Deze Planeet Negen-hypothese voorspelt namelijk het bestaan van dit soort sterk gehelde omloopbanen. Naar Planeet Negen - volgens de theorie vier maal zo groot en tien maal zo zwaar als de aarde en met een omlooptijd van 10.000 tot 20.000 jaar - wordt al jaren gezocht; tot op heden is het mysterieuze object nog niet gevonden. (GS)
In de buitendelen van het zonnestelsel draait een kleine ijsdwerg rond in een zeer sterk gehelde baan. Het object, 2015 BP519 geheten, werd een paar jaar geleden al ontdekt door de Dark Energy Survey, maar pas sinds kort is zijn baan nauwkeurig bepaald. In een preprint op internet claimen sterrenkundigen nu dat 2015 BP519 aanvullende ondersteuning levert voor de theorie dat er op grote afstand van de zon een relatief zware planeet rondcirkelt die de banen van ijsdwergen in de Kuipergordel verstoort. Deze Planeet Negen-hypothese voorspelt namelijk het bestaan van dit soort sterk gehelde omloopbanen. Naar Planeet Negen - volgens de theorie vier maal zo groot en tien maal zo zwaar als de aarde en met een omlooptijd van 10.000 tot 20.000 jaar - wordt al jaren gezocht; tot op heden is het mysterieuze object nog niet gevonden. (GS)
Een internationaal team van astronomen heeft met behulp van ESO-telescopen een overblijfsel van het vroege zonnestelsel onderzocht. Daarbij is vastgesteld dat het merkwaardige Kuipergordelobject 2004 EW95 een koolstofrijke planetoïde is – de eerste in zijn soort die in de koude buitenste regionen van het zonnestelsel is aangetroffen. Het ongeveer 300 kilometer grote hemellichaam is waarschijnlijk ontstaan in de planetoïdengordel tussen Mars en Jupiter en op enig moment ‘verbannen’ naar de miljarden kilometers verder weg gelegen Kuipergordel.
De begintijd van ons zonnestelsel was nogal onstuimig. Theoretische modellen van deze periode voorspellen dat de grote gasplaneten kort na hun ontstaan door het zonnestelsel zijn getrokken en tal van kleine rotsachtige hemellichamen uit het binnenste deel van het zonnestelsel naar banen op grote afstand van de zon hebben verdreven. Met name wijzen deze modellen erop dat de Kuipergordel – een koud gebied buiten de baan van Neptunus – voor een klein gedeelte moet bestaan uit rotsachtige lichamen uit het centrale deel van het zonnestelsel, die koolstofhoudende planetoïden worden genoemd.
Voor het eerst is daar nu ook een duidelijk bewijs voor gevonden. Met behulp van diverse instrumenten van de Europese Very Large Telescope in het noorden van Chili is het de astronomen gelukt om de samenstelling van 2004 EW95 te meten. Uit het (weinige) zonlicht dat het donkere object weerkaatst kan worden opgemaakt dat op zijn oppervlak onder meer ijzeroxiden en fylosilicaten te vinden zijn. Dit zijn verbindingen die nog nooit bij een Kuipergordelobject zijn waargenomen, en dat wijst er sterk op dat 2004 EW95 in de begintijd van het zonnestelsel door een migrerende planeet naar zijn huidige baan is geslingerd. (EE)
Een internationaal team van astronomen heeft met behulp van ESO-telescopen een overblijfsel van het vroege zonnestelsel onderzocht. Daarbij is vastgesteld dat het merkwaardige Kuipergordelobject 2004 EW95 een koolstofrijke planetoïde is – de eerste in zijn soort die in de koude buitenste regionen van het zonnestelsel is aangetroffen. Het ongeveer 300 kilometer grote hemellichaam is waarschijnlijk ontstaan in de planetoïdengordel tussen Mars en Jupiter en op enig moment ‘verbannen’ naar de miljarden kilometers verder weg gelegen Kuipergordel.
De begintijd van ons zonnestelsel was nogal onstuimig. Theoretische modellen van deze periode voorspellen dat de grote gasplaneten kort na hun ontstaan door het zonnestelsel zijn getrokken en tal van kleine rotsachtige hemellichamen uit het binnenste deel van het zonnestelsel naar banen op grote afstand van de zon hebben verdreven. Met name wijzen deze modellen erop dat de Kuipergordel – een koud gebied buiten de baan van Neptunus – voor een klein gedeelte moet bestaan uit rotsachtige lichamen uit het centrale deel van het zonnestelsel, die koolstofhoudende planetoïden worden genoemd.
Voor het eerst is daar nu ook een duidelijk bewijs voor gevonden. Met behulp van diverse instrumenten van de Europese Very Large Telescope in het noorden van Chili is het de astronomen gelukt om de samenstelling van 2004 EW95 te meten. Uit het (weinige) zonlicht dat het donkere object weerkaatst kan worden opgemaakt dat op zijn oppervlak onder meer ijzeroxiden en fylosilicaten te vinden zijn. Dit zijn verbindingen die nog nooit bij een Kuipergordelobject zijn waargenomen, en dat wijst er sterk op dat 2004 EW95 in de begintijd van het zonnestelsel door een migrerende planeet naar zijn huidige baan is geslingerd. (EE)
'Ultima Thule' is gekozen als voorlopige 'bijnaam' van de verre ijsdwerg 2014 MU69, het volgende reisdoel van ruimtesonde New Horizons. De naam betekent zoveel als 'voorbij Thule'; Thule was een mythisch eiland op hoge noordelijke breedtegraad.
\r\nNew Horizons, gelanceerd in januari 2006, vloog in juli 2015 op kleine afstand langs de dwergplaneet Pluto en zijn grote maan Charon. Op 1 januari 2019 zal een nieuwe 'scheervlucht' worden uitgevoerd, langs een ijsdwerg in de Kuipergordel, officeel 2014 MU69 geheten.
\r\nVorig jaar werd het grote publiek uitgenodigd om (voorlopige) namen voor het hemellichaam voor te stellen. Uit de 34.000 ingediende voorstellen is nu 'Ultima Thule' gekozen als toepasselijke bijnaam voor de ijsdwerg.
\r\nMetingen aan sterbedekkingen hebben het afgelopen jaar uitgewezen dat het vermoedelijk om een haltervormig of dubbel object gaat, dat op geruime afstand wordt vergezeld door een kleine maan.
\r\nNa de New Horizons-passage zal het onderzoeksteam een officiële naam voorstellen aan de Internationale Astronomische Unie, mede op basis van de wetenschappelijke ontdekkingen. 'Ultima Thule' is dan ook geen officiële naam. (GS)
'Ultima Thule' is gekozen als voorlopige 'bijnaam' van de verre ijsdwerg 2014 MU69, het volgende reisdoel van ruimtesonde New Horizons. De naam betekent zoveel als 'voorbij Thule'; Thule was een mythisch eiland op hoge noordelijke breedtegraad.
\r\nNew Horizons, gelanceerd in januari 2006, vloog in juli 2015 op kleine afstand langs de dwergplaneet Pluto en zijn grote maan Charon. Op 1 januari 2019 zal een nieuwe 'scheervlucht' worden uitgevoerd, langs een ijsdwerg in de Kuipergordel, officeel 2014 MU69 geheten.
\r\nVorig jaar werd het grote publiek uitgenodigd om (voorlopige) namen voor het hemellichaam voor te stellen. Uit de 34.000 ingediende voorstellen is nu 'Ultima Thule' gekozen als toepasselijke bijnaam voor de ijsdwerg.
\r\nMetingen aan sterbedekkingen hebben het afgelopen jaar uitgewezen dat het vermoedelijk om een haltervormig of dubbel object gaat, dat op geruime afstand wordt vergezeld door een kleine maan.
\r\nNa de New Horizons-passage zal het onderzoeksteam een officiële naam voorstellen aan de Internationale Astronomische Unie, mede op basis van de wetenschappelijke ontdekkingen. 'Ultima Thule' is dan ook geen officiële naam. (GS)
Astronomen hebben vastgesteld dat de in oktober 2017 ontdekte planetoïde A/2017 U7 op het punt staan om ons zonnestelsel te verlaten. Het enkele tientallen kilometers grote object doorloopt namelijk een zogeheten hyperbolische baan. In dat opzicht lijkt ‘U7’ op het bijzondere object 'Oumuamua, maar anders dan deze laatste is hij niet uit de interstellaire ruimte afkomstig. Hij komt uit de Oortwolk – de kolossale wolk van ijsachtige objecten rondom ons zonnestelsel.
De Oortwolk telt waarschijnlijk biljoenen ‘ijsdwergen’ die in wijde banen om de zon draaien. Heel soms raakt de omloopbaan van zo’n object verstoord, bijvoorbeeld doordat een ster de Oortwolk op relatief geringe afstand heeft gepasseerd of door een botsing met een soortgenoot. Het van koers geraakte object ‘valt’ dan naar het centrale deel van het zonnestelsel en kan zich daarbij tot een komeet ontwikkelen.
Op dit moment volgt A/2017 U7 echter geen ‘coma’ of staart van waterdamp, zoals kometen die vertonen. Vandaar dat hij voorlopig te boek staat als planetoïde. Het is echter best mogelijk dat daar nog verandering in komt. U7 is momenteel 1,1 miljard kilometer van de zon verwijderd en komt niet veel dichterbij meer.
In september 2019 zal de planetoïde/ijsdwerg een wijde bocht om de zon maken en vervolgens de interstellaire ruimte in verdwijnen. Dat komt doordat hij tijdens zijn reis naar het centrale deel van het zonnestelsel een beetje extra snelheid heeft gekregen door de zwaartekrachtsinvloed van de planeet Jupiter. Dat geeft hem net genoeg snelheid om aan ons zonnestelsel te ontsnappen.
Overigens is vorige maand nóg een planetoïde in een hyperbolische omloopbaan ontdekt: A/2018 C2. Zoals het er nu naar uitziet is diens baan echter alleen hyperbolisch ten opzichte van het centrum van de zon en niet ten opzichte van het zwaartepunt van ons zonnestelsel. Dat betekent dat hij net niet aan het zonnestelsel kan ontsnappen, maar een zeer langgerekte ellipsbaan zal doorlopen die hem in de zeer verre toekomst weer in de buurt van de zon brengt. (EE)
Astronomen hebben vastgesteld dat de in oktober 2017 ontdekte planetoïde A/2017 U7 op het punt staan om ons zonnestelsel te verlaten. Het enkele tientallen kilometers grote object doorloopt namelijk een zogeheten hyperbolische baan. In dat opzicht lijkt ‘U7’ op het bijzondere object 'Oumuamua, maar anders dan deze laatste is hij niet uit de interstellaire ruimte afkomstig. Hij komt uit de Oortwolk – de kolossale wolk van ijsachtige objecten rondom ons zonnestelsel.
De Oortwolk telt waarschijnlijk biljoenen ‘ijsdwergen’ die in wijde banen om de zon draaien. Heel soms raakt de omloopbaan van zo’n object verstoord, bijvoorbeeld doordat een ster de Oortwolk op relatief geringe afstand heeft gepasseerd of door een botsing met een soortgenoot. Het van koers geraakte object ‘valt’ dan naar het centrale deel van het zonnestelsel en kan zich daarbij tot een komeet ontwikkelen.
Op dit moment volgt A/2017 U7 echter geen ‘coma’ of staart van waterdamp, zoals kometen die vertonen. Vandaar dat hij voorlopig te boek staat als planetoïde. Het is echter best mogelijk dat daar nog verandering in komt. U7 is momenteel 1,1 miljard kilometer van de zon verwijderd en komt niet veel dichterbij meer.
In september 2019 zal de planetoïde/ijsdwerg een wijde bocht om de zon maken en vervolgens de interstellaire ruimte in verdwijnen. Dat komt doordat hij tijdens zijn reis naar het centrale deel van het zonnestelsel een beetje extra snelheid heeft gekregen door de zwaartekrachtsinvloed van de planeet Jupiter. Dat geeft hem net genoeg snelheid om aan ons zonnestelsel te ontsnappen.
Overigens is vorige maand nóg een planetoïde in een hyperbolische omloopbaan ontdekt: A/2018 C2. Zoals het er nu naar uitziet is diens baan echter alleen hyperbolisch ten opzichte van het centrum van de zon en niet ten opzichte van het zwaartepunt van ons zonnestelsel. Dat betekent dat hij net niet aan het zonnestelsel kan ontsnappen, maar een zeer langgerekte ellipsbaan zal doorlopen die hem in de zeer verre toekomst weer in de buurt van de zon brengt. (EE)
De Amerikaanse ruimtesonde New Horizons heeft een nieuw record gevestigd. Onlangs heeft hij zijn telescoopcamera ingeschakeld en een (test)opname van een stukje sterrenhemel gemaakt. Dat gebeurde op een recordafstand van 6,12 miljard kilometer van de aarde.
Tijdens het maken van de opname was New Horizons net iets verder van huis dan de Voyager 1, toen deze op 14 februari 1990 ’omkeek’ naar het zonnestelsel en van een afstand van 6.06 miljard kilometer een zestigtal opnamen maakte. Dat leverde toen onder meer de beroemde ‘Pale Blue Dot’-foto van de aarde op.
Overigens brak New Horizons het ‘fotograferen op afstand’-record twee uur later opnieuw, toen hij opnamen maakte van de Kuipergordelobjecten 2012 HZ84 en 2012 HE85. Hij was toen alweer bijna een half miljoen kilometer verder van de aarde verwijderd.
Op 1 januari 2019 zal New Horizons een korte ontmoeting hebben met Kuipergordelobject 2014 MU69. Ook dat wordt een nieuw afstandsrecord, want nooit eerder kwam een ruimtesonde in de buurt van een hemellichaam dat zo ver van zon en aarde is verwijderd. 2014 MU69 is nog anderhalf miljard kilometer verder weg dan dwergplaneet Pluto. (EE)
De Amerikaanse ruimtesonde New Horizons heeft een nieuw record gevestigd. Onlangs heeft hij zijn telescoopcamera ingeschakeld en een (test)opname van een stukje sterrenhemel gemaakt. Dat gebeurde op een recordafstand van 6,12 miljard kilometer van de aarde.
Tijdens het maken van de opname was New Horizons net iets verder van huis dan de Voyager 1, toen deze op 14 februari 1990 ’omkeek’ naar het zonnestelsel en van een afstand van 6.06 miljard kilometer een zestigtal opnamen maakte. Dat leverde toen onder meer de beroemde ‘Pale Blue Dot’-foto van de aarde op.
Overigens brak New Horizons het ‘fotograferen op afstand’-record twee uur later opnieuw, toen hij opnamen maakte van de Kuipergordelobjecten 2012 HZ84 en 2012 HE85. Hij was toen alweer bijna een half miljoen kilometer verder van de aarde verwijderd.
Op 1 januari 2019 zal New Horizons een korte ontmoeting hebben met Kuipergordelobject 2014 MU69. Ook dat wordt een nieuw afstandsrecord, want nooit eerder kwam een ruimtesonde in de buurt van een hemellichaam dat zo ver van zon en aarde is verwijderd. 2014 MU69 is nog anderhalf miljard kilometer verder weg dan dwergplaneet Pluto. (EE)
De eerst ontdekte ijsdwerg in de buitendelen van het zonnestelsel (afgezien van de dwergplaneet Pluto) heeft eindelijk een naam gekregen. In een elektronische circulaire maakt de Internationale Astronomische Unie (IAU) bekend dat het relatief kleine, stijf bevroren hemellichaam 1992 QB1 voortaan Albion heet, naar de oermens in de scheppingsmythe van de Engelse dichter en schilder William Blake.
\r\n1992 QB1 werd in augustus 1992 ontdekt door David Jewitt en Jane Luu, met een van de telescopen op de Mauna Kea-sterrenwacht in Hawaii. Het was voor het eerst dat er - sinds de ontdekking van Pluto in 1930 - een nieuw hemellichaam werd gevonden buiten de baan van de planeet Neptunus. De ontdekking betekende het begin van de exploratie van de Kuipergordel - een brede zone van bevroren hemellichamen waarvan Pluto de grootste is. Inmiddels zijn bijna 2000 Kuipergordelobjecten bekend.
\r\nMede-ontdekster Jane Luu wilde het nieuwe hemellichaam aanvankelijk Smiley noemen, naar de hoofdinspecteur uit de detective-boeken van de Saint die ze tijdens de lange waarneemnachten op Hawaii las. Die naam werd door de IAU echter niet goedgekeurd. Jewitt heeft regelmatig aangegeven geen belangstelling te hebben voor namen van kleine hemellichamen; hij geeft de voorkeur aan nummers. Na 10 jaar verloopt echter het alleenrecht van de ontdekker(s) om voorstellen te doen voor een naam. Wie de naam Albion heeft voorgesteld is niet bekendgemaakt. (GS)
"}], "gli_item": {"publishers": [], "script_content": "", "end_date": null, "title": "Eerst ontdekte ijsdwerg heet voortaan Albion", "pk_id": 40248, "tags": [{"type": "sitetag", "title": "IJsdwergen"}], "excerpt": "De eerst ontdekte ijsdwerg in de buitendelen van het zonnestelsel (afgezien van de dwergplaneet Pluto) heeft eindelijk een naam gekregen. In een elektronische circulaire maakt de Internationale Astronomische Unie (IAU) bekend dat het relatief kleine, stijf bevroren hemellichaam 1992 QB1 voortaan Albion heet, naar de oermens in de scheppingsmythe van de Engelse dichter en schilder William Blake.
\r\n1992 QB1 werd in augustus 1992 ontdekt door David Jewitt en Jane Luu, met een van de telescopen op de Mauna Kea-sterrenwacht in Hawaii. Het was voor het eerst dat er - sinds de ontdekking van Pluto in 1930 - een nieuw hemellichaam werd gevonden buiten de baan van de planeet Neptunus. De ontdekking betekende het begin van de exploratie van de Kuipergordel - een brede zone van bevroren hemellichamen waarvan Pluto de grootste is. Inmiddels zijn bijna 2000 Kuipergordelobjecten bekend.
\r\nMede-ontdekster Jane Luu wilde het nieuwe hemellichaam aanvankelijk Smiley noemen, naar de hoofdinspecteur uit de detective-boeken van de Saint die ze tijdens de lange waarneemnachten op Hawaii las. Die naam werd door de IAU echter niet goedgekeurd. Jewitt heeft regelmatig aangegeven geen belangstelling te hebben voor namen van kleine hemellichamen; hij geeft de voorkeur aan nummers. Na 10 jaar verloopt echter het alleenrecht van de ontdekker(s) om voorstellen te doen voor een naam. Wie de naam Albion heeft voorgesteld is niet bekendgemaakt. (GS)
", "slug": "eerst-ontdekte-ijsdwerg-heet-voortaan-albion", "language": "nl", "end_date_tuple": [], "sources": [{"date": "2012-09-23 12:13:11", "url": "http://allesoversterrenkunde.nl", "type": "source", "title": "allesoversterrenkunde.nl"}], "location": [], "start_date_tuple": [2018, 2, 5, 9, 21, 51], "auto_excerpt": true, "type": "genericlistitem", "start_date": "2018-02-05 09:21:51", "categories": [], "view": "index"}, "title": "Eerst ontdekte ijsdwerg heet voortaan Albion"}, {"url": "/actueel/nieuws/_detail/gli/reisdoel-new-horizons-heeft-mogelijk-een-maantje/", "items": [{"term": "IJsdwergen", "excerpt": "De kleine ijsdwerg 2014 MU69 heeft mogelijk een maantje. Die voorzichtige, speculatieve conclusie trekken Amerikaanse planeetonderzoekers op basis van metingen van de vliegende infraroodsterrenwacht SOFIA.
\r\n2014 MU69 (pas ruim drie jaar geleden ontdekt) is het volgende reisdoel van de Amerikaanse ruimtesonde New Horizons, die in de zomer van 2015 op kleine afstand langs de dwergplaneet Pluto en zijn relatief grote maan Charon vloog. Op Nieuwsjaarsdag 2019 zal New Horizons langs het kleine, bevroren hemellichaam scheren, op 6,5 miljard kilometer afstand van de zon, buiten de baan van Pluto.
\r\nMetingen aan een sterbedekking afgelopen zomer, op 17 juli, lieten eerder al zien dat MU69 langgerekt is (ca. 30 bij 15 kilometer), of uit twee delen bestaat die elkaar vrijwel raken. Voor een week eerder, op 10 juli, was er ook een sterbedekking voorspeld, en SOFIA heeft de betreffende ster toen héél even zien 'uitfloepen'. Dankzij de metingen op 17 juli staat inmiddels vast dat die korte bedekking niet door MU69 zélf veroorzaakt kan zijn geweest. Mogelijk schoof er op 10 juli een klein maantje van de ijsdwerg voor de ster langs.
\r\nVolgens de onderzoekers, die hun idee opperden tijdens de najaarsvergadering van de American Geophysical Union in New Orleans, zou het bestaan van het maantje ook kunnen verklaren waarom de verre ijsdwerg zich niet altijd exact op de voorspelde positie lijkt te bevinden. Zekerheid over het bestaan van het maantje zullen we echter pas over iets meer dan een jaar hebben. (GS)
De kleine ijsdwerg 2014 MU69 heeft mogelijk een maantje. Die voorzichtige, speculatieve conclusie trekken Amerikaanse planeetonderzoekers op basis van metingen van de vliegende infraroodsterrenwacht SOFIA.
\r\n2014 MU69 (pas ruim drie jaar geleden ontdekt) is het volgende reisdoel van de Amerikaanse ruimtesonde New Horizons, die in de zomer van 2015 op kleine afstand langs de dwergplaneet Pluto en zijn relatief grote maan Charon vloog. Op Nieuwsjaarsdag 2019 zal New Horizons langs het kleine, bevroren hemellichaam scheren, op 6,5 miljard kilometer afstand van de zon, buiten de baan van Pluto.
\r\nMetingen aan een sterbedekking afgelopen zomer, op 17 juli, lieten eerder al zien dat MU69 langgerekt is (ca. 30 bij 15 kilometer), of uit twee delen bestaat die elkaar vrijwel raken. Voor een week eerder, op 10 juli, was er ook een sterbedekking voorspeld, en SOFIA heeft de betreffende ster toen héél even zien 'uitfloepen'. Dankzij de metingen op 17 juli staat inmiddels vast dat die korte bedekking niet door MU69 zélf veroorzaakt kan zijn geweest. Mogelijk schoof er op 10 juli een klein maantje van de ijsdwerg voor de ster langs.
\r\nVolgens de onderzoekers, die hun idee opperden tijdens de najaarsvergadering van de American Geophysical Union in New Orleans, zou het bestaan van het maantje ook kunnen verklaren waarom de verre ijsdwerg zich niet altijd exact op de voorspelde positie lijkt te bevinden. Zekerheid over het bestaan van het maantje zullen we echter pas over iets meer dan een jaar hebben. (GS)
De toch al merkwaardige dwergplaneet Haumea, die buiten de baan van Neptunus om de zon draait, is omgeven door een smalle, dichte ring. Dat blijkt uit een analyse van waarnemingen die gedaan zijn op 21 januari van dit jaar, toen Haumea voor een ster langs schoof (Nature, 12 oktober).
Haumea behoort tot de ‘ijsdwergen’ – een grote familie van ijsachtige objecten voorbij de baan van Neptunus waarvan Pluto het bekendste lid is. Ze onderscheidt zich van haar soortgenoten door haar snelle rotatie en merkwaardig vorm: ze is niet rond maar langwerpig. Haar lengte van 2320 kilometer is ongeveer gelijk aan de middellijn van Pluto.
De sterbedekking is waargenomen vanuit tien sterrenwachten in zes verschillende Europese landen. Daarbij vielen twee dingen op. Op de eerste plaats nam de helderheid van de ster op het moment dat Haumea ervoor schoof abrupt af. Dat wijst erop dat Haumea, anders dan Pluto, geen atmosfeer van betekenis heeft. De helderheidsafname van de ster zou in dat geval geleidelijker zijn verlopen.
Ook opvallend was dat de ster zowel kort vóór als ná zijn eigenlijke bedekking een korte helderheidsafname liet zien. De analyse van de waarnemingen toont aan dat deze secundaire bedekkingen zijn veroorzaakt door een ringstructuur rond Haumea. Mogelijk bestaat deze ring uit materiaal dat vrijgekomen bij een inslag op de dwergplaneet of simpelweg van haar oppervlak is weggeslingerd.
Het is overigens niet voor het eerst dat rond een klein hemellichaam in ons zonnestelsel een ring is ontdekt. Ook bij onder meer de planetoïden Chariklo en Chiron zijn aanwijzingen voor het bestaan van een ringstructuur waargenomen. (EE)
De toch al merkwaardige dwergplaneet Haumea, die buiten de baan van Neptunus om de zon draait, is omgeven door een smalle, dichte ring. Dat blijkt uit een analyse van waarnemingen die gedaan zijn op 21 januari van dit jaar, toen Haumea voor een ster langs schoof (Nature, 12 oktober).
Haumea behoort tot de ‘ijsdwergen’ – een grote familie van ijsachtige objecten voorbij de baan van Neptunus waarvan Pluto het bekendste lid is. Ze onderscheidt zich van haar soortgenoten door haar snelle rotatie en merkwaardig vorm: ze is niet rond maar langwerpig. Haar lengte van 2320 kilometer is ongeveer gelijk aan de middellijn van Pluto.
De sterbedekking is waargenomen vanuit tien sterrenwachten in zes verschillende Europese landen. Daarbij vielen twee dingen op. Op de eerste plaats nam de helderheid van de ster op het moment dat Haumea ervoor schoof abrupt af. Dat wijst erop dat Haumea, anders dan Pluto, geen atmosfeer van betekenis heeft. De helderheidsafname van de ster zou in dat geval geleidelijker zijn verlopen.
Ook opvallend was dat de ster zowel kort vóór als ná zijn eigenlijke bedekking een korte helderheidsafname liet zien. De analyse van de waarnemingen toont aan dat deze secundaire bedekkingen zijn veroorzaakt door een ringstructuur rond Haumea. Mogelijk bestaat deze ring uit materiaal dat vrijgekomen bij een inslag op de dwergplaneet of simpelweg van haar oppervlak is weggeslingerd.
Het is overigens niet voor het eerst dat rond een klein hemellichaam in ons zonnestelsel een ring is ontdekt. Ook bij onder meer de planetoïden Chariklo en Chiron zijn aanwijzingen voor het bestaan van een ringstructuur waargenomen. (EE)
De Amerikaanse ruimtesonde New Horizons, die in de zomer van 2015 langs de dwergplaneet Pluto vloog en nu op weg is naar een ontmoeting met een kleine ijsdwerg in de buitendelen van het zonnestelsel, is op 11 september met succes uit zijn tijdelijke winterslaap gewekt. De komende dagen en weken worden de wetenschappelijke instrumenten van New Horizons aan een uitgebreide check onderworpen, en worden er waarnemingen verricht aan verschillende ijsdwergen - relatief kleine bevroren hemellichamen die buiten de baan van de verre planeet Neptunus rond de zon cirkelen.
\r\nOp 9 december voert New Horizons een laatste koerscorrectie uit, ter voorbereiding op de scheervlucht langs ijsdwerg 2014 MU69 op 1 januari 2019. Metingen vanaf de aarde hebben uitgewezen dat MU69 mogelijk uit twee delen bestaat. Van 22 december 2017 tot 4 juni 2018 zal New Horizons dan opnieuw in winterslaap worden gebracht.
\r\nDe ruimtesonde werd in januari 2006 gelanceerd en bevindt zich momenteel op 5,8 miljard kilometer afstand van de aarde. Radiosignalen doen er bijna vijfenhalf uur over om die afstand te overbruggen. (GS)
De Amerikaanse ruimtesonde New Horizons, die in de zomer van 2015 langs de dwergplaneet Pluto vloog en nu op weg is naar een ontmoeting met een kleine ijsdwerg in de buitendelen van het zonnestelsel, is op 11 september met succes uit zijn tijdelijke winterslaap gewekt. De komende dagen en weken worden de wetenschappelijke instrumenten van New Horizons aan een uitgebreide check onderworpen, en worden er waarnemingen verricht aan verschillende ijsdwergen - relatief kleine bevroren hemellichamen die buiten de baan van de verre planeet Neptunus rond de zon cirkelen.
\r\nOp 9 december voert New Horizons een laatste koerscorrectie uit, ter voorbereiding op de scheervlucht langs ijsdwerg 2014 MU69 op 1 januari 2019. Metingen vanaf de aarde hebben uitgewezen dat MU69 mogelijk uit twee delen bestaat. Van 22 december 2017 tot 4 juni 2018 zal New Horizons dan opnieuw in winterslaap worden gebracht.
\r\nDe ruimtesonde werd in januari 2006 gelanceerd en bevindt zich momenteel op 5,8 miljard kilometer afstand van de aarde. Radiosignalen doen er bijna vijfenhalf uur over om die afstand te overbruggen. (GS)
Het lijkt erop dat er iets bijzonders aan de hand is met het volgende doelwit van de ruimtesonde New Horizons: de ‘ijsdwerg’ 2014 MU69, die deel uitmaakt van de zogeheten Kuipergordel voorbij de omloopbaan van de planeet Neptunus.
MU69, die meer dan 6,5 miljard kilometer van de aarde verwijderd is, schoof op 17 juli jl. voor de derde keer dit jaar voor een ster langs. Deze sterbedekking is waargenomen met een aantal telescopen die speciaal voor dit doel in een afgelegen gebied in Argentinië werden opgesteld.
Op basis van de nieuwe waarnemingen komen wetenschappers tot het vermoeden dat MU69 geen enkelvoudig is, maar uit twee om elkaar wentelende brokstukken bestaat. Als het toch om één object gaat, dan is het ofwel smal en langwerpig ofwel een object met een flinke hap eruit.
De bedekkingsgegevens leveren ook een nieuwe schatting op van de grootte van MU69. Als het een enkelvoudig object is, is het hooguit dertig kilometer lang. Mocht het om twee om elkaar wentelende objecten gaan, dan zijn die elk niet groter dan een kilometer of twintig.
Welke vorm MU69 precies heeft zullen we over ruim een jaar weten. Op 1 januari 2019 zal ruimtesonde New Horizons erlangs scheren. (EE)
Het lijkt erop dat er iets bijzonders aan de hand is met het volgende doelwit van de ruimtesonde New Horizons: de ‘ijsdwerg’ 2014 MU69, die deel uitmaakt van de zogeheten Kuipergordel voorbij de omloopbaan van de planeet Neptunus.
MU69, die meer dan 6,5 miljard kilometer van de aarde verwijderd is, schoof op 17 juli jl. voor de derde keer dit jaar voor een ster langs. Deze sterbedekking is waargenomen met een aantal telescopen die speciaal voor dit doel in een afgelegen gebied in Argentinië werden opgesteld.
Op basis van de nieuwe waarnemingen komen wetenschappers tot het vermoeden dat MU69 geen enkelvoudig is, maar uit twee om elkaar wentelende brokstukken bestaat. Als het toch om één object gaat, dan is het ofwel smal en langwerpig ofwel een object met een flinke hap eruit.
De bedekkingsgegevens leveren ook een nieuwe schatting op van de grootte van MU69. Als het een enkelvoudig object is, is het hooguit dertig kilometer lang. Mocht het om twee om elkaar wentelende objecten gaan, dan zijn die elk niet groter dan een kilometer of twintig.
Welke vorm MU69 precies heeft zullen we over ruim een jaar weten. Op 1 januari 2019 zal ruimtesonde New Horizons erlangs scheren. (EE)
Bevindt er zich nu wel of niet een grote planeet in het ijzige buitengebied van ons zonnestelsel? Recent onderzoek lijkt dat in twijfel te trekken. Maar de hoop is nog niet opgegeven.
Hoewel nog niemand er ook maar een glimp van heeft opgevangen, is planeet 9 een van de meest besproken planeten van de laatste jaren. Het bestaan van dit hypothetische hemellichaam, dat ongeveer tien keer zoveel massa zou hebben als de aarde, werd afgeleid uit de baaneigenschappen van tientallen kleinere objecten die ver voorbij Neptunus (‘planeet 8’) om de zon draaien.
Bij waarnemingen die de afgelopen zeventien jaar zijn gedaan zijn aanwijzingen gevonden dat deze verre ‘ijsdwergen’ niet gelijkmatig over de ruimte zijn verdeeld. Ze zouden langgerekte banen volgen die ruwweg dezelfde kant op ‘wijzen’. En dat zou erop wijzen dat hun omloopbanen zich hebben gericht naar een nog onbekend fors hemellichaam dat zich extreem ver van de zon – ongeveer 1200 keer zo ver als de aarde – zou bevinden.
Bij recent onderzoek in het kader van de Outer Solar System Origins Survey (OSSOS) zijn nog eens acht van die verre ijsdwergen opgespoord. Een statistische analyse lijkt er echter op te wijzen dat hún omloopbanen géén voorkeursrichting vertonen.
Ook heeft het OSSOS-team een alternatieve verklaring gevonden voor de vermeende gelijkgezindheid onder de eerder ontdekte ijsdwergen: die zou het gevolg zijn van een selectie-effect. Kort gezegd: sommige stukken hemel zijn zo rijk aan achtergrondsterren, dat ijsdwergen zich daar veel moeilijker laten opsporen dan elders. Zo ontstaan er vanzelf ‘opeenhopingen’ van bekende ijsdwergen in sterarme hemelgebieden.
Een en ander verkleint de kans dat er in de verten van ons zonnestelsel een planeet verstoppertje speelt aanzienlijk. Maar Spaanse astronomen gooien het bijltje er nog niet bij neer. Met behulp van een nieuwe techniek, die minder gevoelig is voor observationele selectie-effecten, hebben de astronomen opnieuw aangetoond dat de omloopbanen van de verste ijsdwergen niet willekeurig georiënteerd zijn.
Hun berekeningen laten zien dat de ‘knopen’ van deze banen – de twee punten waar elke omloopbaan het vlak van het zonnestelsel kruist – een correlatie vertonen. Ze zijn gegroepeerd rond bepaalde afstanden tot de zon. En dat brengt de Spaanse wetenschappers tot de conclusie dat de kleine hemellichamen in het buitengebied van ons zonnestelsel wel degelijk onder invloed staan van een nog onontdekte planeet. (EE)
Bevindt er zich nu wel of niet een grote planeet in het ijzige buitengebied van ons zonnestelsel? Recent onderzoek lijkt dat in twijfel te trekken. Maar de hoop is nog niet opgegeven.
Hoewel nog niemand er ook maar een glimp van heeft opgevangen, is planeet 9 een van de meest besproken planeten van de laatste jaren. Het bestaan van dit hypothetische hemellichaam, dat ongeveer tien keer zoveel massa zou hebben als de aarde, werd afgeleid uit de baaneigenschappen van tientallen kleinere objecten die ver voorbij Neptunus (‘planeet 8’) om de zon draaien.
Bij waarnemingen die de afgelopen zeventien jaar zijn gedaan zijn aanwijzingen gevonden dat deze verre ‘ijsdwergen’ niet gelijkmatig over de ruimte zijn verdeeld. Ze zouden langgerekte banen volgen die ruwweg dezelfde kant op ‘wijzen’. En dat zou erop wijzen dat hun omloopbanen zich hebben gericht naar een nog onbekend fors hemellichaam dat zich extreem ver van de zon – ongeveer 1200 keer zo ver als de aarde – zou bevinden.
Bij recent onderzoek in het kader van de Outer Solar System Origins Survey (OSSOS) zijn nog eens acht van die verre ijsdwergen opgespoord. Een statistische analyse lijkt er echter op te wijzen dat hún omloopbanen géén voorkeursrichting vertonen.
Ook heeft het OSSOS-team een alternatieve verklaring gevonden voor de vermeende gelijkgezindheid onder de eerder ontdekte ijsdwergen: die zou het gevolg zijn van een selectie-effect. Kort gezegd: sommige stukken hemel zijn zo rijk aan achtergrondsterren, dat ijsdwergen zich daar veel moeilijker laten opsporen dan elders. Zo ontstaan er vanzelf ‘opeenhopingen’ van bekende ijsdwergen in sterarme hemelgebieden.
Een en ander verkleint de kans dat er in de verten van ons zonnestelsel een planeet verstoppertje speelt aanzienlijk. Maar Spaanse astronomen gooien het bijltje er nog niet bij neer. Met behulp van een nieuwe techniek, die minder gevoelig is voor observationele selectie-effecten, hebben de astronomen opnieuw aangetoond dat de omloopbanen van de verste ijsdwergen niet willekeurig georiënteerd zijn.
Hun berekeningen laten zien dat de ‘knopen’ van deze banen – de twee punten waar elke omloopbaan het vlak van het zonnestelsel kruist – een correlatie vertonen. Ze zijn gegroepeerd rond bepaalde afstanden tot de zon. En dat brengt de Spaanse wetenschappers tot de conclusie dat de kleine hemellichamen in het buitengebied van ons zonnestelsel wel degelijk onder invloed staan van een nog onontdekte planeet. (EE)
Het kleine ijzige hemellichaam waar de NASA-ruimtesonde New Horizons over anderhalf jaar langs zal scheren, is wellicht kleiner dan gedacht. Mogelijk bestaat het zelfs uit meerdere stukken.
New Horizon, die in juli 2015 een scheervlucht maakte langs dwergplaneet Pluto, is momenteel onderweg naar 2014 MU69. Net als Pluto maakt dit naar schatting 20 à 40 kilometer grote hemellichaam deel uit van de Kuipergordel – een brede gordel van zogeheten ’ijsdwergen’ voorbij de omloopbaan van de planeet Neptunus.
Wetenschappers hadden onlangs de kans om meer te weten te komen over MU69. In de nacht van 3 juni jl. schoof het hemellichaam vanuit Zuid-Amerika gezien precies voor een verre ster in het sterrenbeeld Boogschutter langs. Daarbij werd de ster gedurende twee seconden bedekt.
Meer dan vijftig leden van het New Horizons-team hebben deze sterbedekking met behulp van tactisch opgestelde telescopen proberen te fotograferen. In totaal zijn daarbij 100.000 opnamen gemaakt, maar op geen ervan is MU69 zélf te zien.
Volgens onderzoeksleider Alan Stern kan dat erop wijzen dat MU69 nóg kleiner is dan gedacht. Het zou ook om een dubbele ijsdwerg kunnen gaan – twee kleine objecten die om elkaar wentelen. En het is zelfs niet uitgesloten dat het een zwerm van nog kleinere brokstukken zal blijken te zijn.
Op 10 en op 17 juli aanstaande zal opnieuw een ster door MU69 worden bedekt. De eerste zal worden waargenomen vanuit SOFIA, de ‘vliegende sterrenwacht’ van NASA. De tweede bedekking wordt weer met kleine mobiele telescopen gevolgd en ditmaal ook met de Hubble-ruimtetelescoop. Het doel van deze waarnemingen is de omgeving van MU69 te onderzoeken op eventueel aanwezig puin aanwezig dat straks een bedreiging zou kunnen vormen voor New Horizons.(EE)
Het kleine ijzige hemellichaam waar de NASA-ruimtesonde New Horizons over anderhalf jaar langs zal scheren, is wellicht kleiner dan gedacht. Mogelijk bestaat het zelfs uit meerdere stukken.
New Horizon, die in juli 2015 een scheervlucht maakte langs dwergplaneet Pluto, is momenteel onderweg naar 2014 MU69. Net als Pluto maakt dit naar schatting 20 à 40 kilometer grote hemellichaam deel uit van de Kuipergordel – een brede gordel van zogeheten ’ijsdwergen’ voorbij de omloopbaan van de planeet Neptunus.
Wetenschappers hadden onlangs de kans om meer te weten te komen over MU69. In de nacht van 3 juni jl. schoof het hemellichaam vanuit Zuid-Amerika gezien precies voor een verre ster in het sterrenbeeld Boogschutter langs. Daarbij werd de ster gedurende twee seconden bedekt.
Meer dan vijftig leden van het New Horizons-team hebben deze sterbedekking met behulp van tactisch opgestelde telescopen proberen te fotograferen. In totaal zijn daarbij 100.000 opnamen gemaakt, maar op geen ervan is MU69 zélf te zien.
Volgens onderzoeksleider Alan Stern kan dat erop wijzen dat MU69 nóg kleiner is dan gedacht. Het zou ook om een dubbele ijsdwerg kunnen gaan – twee kleine objecten die om elkaar wentelen. En het is zelfs niet uitgesloten dat het een zwerm van nog kleinere brokstukken zal blijken te zijn.
Op 10 en op 17 juli aanstaande zal opnieuw een ster door MU69 worden bedekt. De eerste zal worden waargenomen vanuit SOFIA, de ‘vliegende sterrenwacht’ van NASA. De tweede bedekking wordt weer met kleine mobiele telescopen gevolgd en ditmaal ook met de Hubble-ruimtetelescoop. Het doel van deze waarnemingen is de omgeving van MU69 te onderzoeken op eventueel aanwezig puin aanwezig dat straks een bedreiging zou kunnen vormen voor New Horizons.(EE)
Het nieuws dat de op twee na grootste dwergplaneet van ons zonnestelsel – 2007 OR10 – een maan heeft, lekte vorig jaar al uit. Maar nu zijn in The Astrophysical Journal Letters wat meer details over de ontdekking gepubliceerd.
2007 OR10 maakt deel uit van het exclusieve gezelschap van negen (kandidaat-)dwergplaneten die ons zonnestelsel rijk is. Van die negen zijn alleen Pluto en Eris groter dan 2007 OR10. Laatstgenoemde is, zoals zijn officiële aanduiding al aangeeft, tien jaar geleden ontdekt. Net als Pluto en Eris maakt hij deel uit van de Kuipergordel – het ijzige buitengebied van ons zonnestelsel.
Dat 2007 OR10 een maan heeft, blijkt uit een nadere analyse van archiefbeelden van de Hubble-ruimtetelescoop die al in 2009 en 2010 zijn gemaakt. Aanleiding om die beelden nog eens goed onder de loep te nemen, waren waarnemingen van een andere ruimtetelescoop – Kepler – waaruit bleek dat 2007 OR10 trager roteert dan de meeste andere objecten in de Kuipergordel. Dat was een aanwijzing dat de aswenteling van dwergplaneet wordt afgeremd door de getijdenwerking van een om hem heen cirkelende maan.
Uit infrarood-waarnemingen van de Europese infraroodsatelliet Herschel kan worden afgeleid dat 2007 OR10 ongeveer 1530 kilometer groot is. De diameter van zijn maan wordt geschat op 240 tot 400 kilometer. Helaas zijn er nog te weinig waarnemingen van de maan om iets definitiefs te kunnen zeggen over zijn omloopbaan. Ervan uitgaande dat hij inderdaad de oorzaak is van de trage rotatie van 2007 OR10, moet zijn omlooptijd ergens tussen de 35 en 100 dagen liggen.
Hoe dan ook: het feit dat bijna alle grote dwergplaneten van ons zonnestelsel – Sedna is de enige uitzondering – manen hebben, is veelzeggend. Het ontstaan van deze manen wordt toegeschreven aan het feit dat de Kuipergordel in de begintijd van ons zonnestelsel vrij ‘vol’ was, waardoor het geregeld tot onderlinge botsingen kwam. Hierbij kon rond de wat grotere Kuipergordelobjecten een ring van puin achterblijven, die uiteindelijk samenklonterde tot een maan. (EE)
Het nieuws dat de op twee na grootste dwergplaneet van ons zonnestelsel – 2007 OR10 – een maan heeft, lekte vorig jaar al uit. Maar nu zijn in The Astrophysical Journal Letters wat meer details over de ontdekking gepubliceerd.
2007 OR10 maakt deel uit van het exclusieve gezelschap van negen (kandidaat-)dwergplaneten die ons zonnestelsel rijk is. Van die negen zijn alleen Pluto en Eris groter dan 2007 OR10. Laatstgenoemde is, zoals zijn officiële aanduiding al aangeeft, tien jaar geleden ontdekt. Net als Pluto en Eris maakt hij deel uit van de Kuipergordel – het ijzige buitengebied van ons zonnestelsel.
Dat 2007 OR10 een maan heeft, blijkt uit een nadere analyse van archiefbeelden van de Hubble-ruimtetelescoop die al in 2009 en 2010 zijn gemaakt. Aanleiding om die beelden nog eens goed onder de loep te nemen, waren waarnemingen van een andere ruimtetelescoop – Kepler – waaruit bleek dat 2007 OR10 trager roteert dan de meeste andere objecten in de Kuipergordel. Dat was een aanwijzing dat de aswenteling van dwergplaneet wordt afgeremd door de getijdenwerking van een om hem heen cirkelende maan.
Uit infrarood-waarnemingen van de Europese infraroodsatelliet Herschel kan worden afgeleid dat 2007 OR10 ongeveer 1530 kilometer groot is. De diameter van zijn maan wordt geschat op 240 tot 400 kilometer. Helaas zijn er nog te weinig waarnemingen van de maan om iets definitiefs te kunnen zeggen over zijn omloopbaan. Ervan uitgaande dat hij inderdaad de oorzaak is van de trage rotatie van 2007 OR10, moet zijn omlooptijd ergens tussen de 35 en 100 dagen liggen.
Hoe dan ook: het feit dat bijna alle grote dwergplaneten van ons zonnestelsel – Sedna is de enige uitzondering – manen hebben, is veelzeggend. Het ontstaan van deze manen wordt toegeschreven aan het feit dat de Kuipergordel in de begintijd van ons zonnestelsel vrij ‘vol’ was, waardoor het geregeld tot onderlinge botsingen kwam. Hierbij kon rond de wat grotere Kuipergordelobjecten een ring van puin achterblijven, die uiteindelijk samenklonterde tot een maan. (EE)
Astronomen hebben, met behulp van de ALMA-telescoop in het noorden van Chili, de verre ‘ijsdwerg’ 2014 UZ224 – ook wel DeeDee genoemd – onder de loep genomen. DeeDee is het op één na verste object in ons zonnestelsel waarvan de omloopbaan goed bekend is. Alleen de dwergplaneet Eris schopt het nog verder.
Uit de ALMA-gegevens blijkt dat DeeDee een vrij donker oppervlak heeft en ongeveer 635 kilometer groot is. Daarmee is zij ongeveer een derde kleiner dan de dwergplaneet Ceres, die tussen Mars en Jupiter om de zon cirkelt. Dat zou, gezien haar ijsachtige samenstelling, voldoende moeten zijn om DeeDee min of meer bolvormig te laten zijn – het criterium waaraan voldaan moet zijn om tot de dwergplaneten te worden gerekend.
Met een afstand van bijna 14 miljard kilometer bevindt DeeDee zich momenteel ongeveer drie keer zo ver van de zon als de dwergplaneet Pluto. Over één rondje om de zon doet ze meer dan 1100 jaar. (EE)
Astronomen hebben, met behulp van de ALMA-telescoop in het noorden van Chili, de verre ‘ijsdwerg’ 2014 UZ224 – ook wel DeeDee genoemd – onder de loep genomen. DeeDee is het op één na verste object in ons zonnestelsel waarvan de omloopbaan goed bekend is. Alleen de dwergplaneet Eris schopt het nog verder.
Uit de ALMA-gegevens blijkt dat DeeDee een vrij donker oppervlak heeft en ongeveer 635 kilometer groot is. Daarmee is zij ongeveer een derde kleiner dan de dwergplaneet Ceres, die tussen Mars en Jupiter om de zon cirkelt. Dat zou, gezien haar ijsachtige samenstelling, voldoende moeten zijn om DeeDee min of meer bolvormig te laten zijn – het criterium waaraan voldaan moet zijn om tot de dwergplaneten te worden gerekend.
Met een afstand van bijna 14 miljard kilometer bevindt DeeDee zich momenteel ongeveer drie keer zo ver van de zon als de dwergplaneet Pluto. Over één rondje om de zon doet ze meer dan 1100 jaar. (EE)
Onderzoek aan bijzondere ijsdwergparen in de Kuipergordel wijst uit dat deze objecten miljarden jaren geleden heel zachtjes naar de buitendelen van het zonnestelsel 'geduwd' zijn door zwaartekrachtsstoringen van de reuzenplaneet Neptunus.
\r\nDe Kuipergordel is een brede gordel van talloze kleine en grotere ijzige hemellichamen buiten de baan van Neptunus, waaronder de dwergplaneten Pluto en Eris. Veel Kuipergordelobjecten hebben een enigszins rode tint, maar er blijkt ook een populatie van ijsdwergen te bestaan die blauwer van kleur zijn. In veel gevallen gaat het om dubbelobjecten: twee ijsdwergen die in een wijde baan om elkaar heen bewegen.
\r\nMetingen met de Gemini North-telescoop en de Canada France Hawaii Telescope op Mauna Kea, Hawaii, gecombineerd met computersimulaties, lijken nu de theorie te bevestigen dat deze hemellichamen op kleinere afstand van de zon zijn ontstaan. Enkele miljarden jaren geleden traden ingrijpende veranderingen op in de afstanden van de reuzenplaneten tot de zon. De buitenwaartse migratie van Neptunus duwde de kleinere hemellichamen 'voor zich uit'. Uit de computersimulaties blijkt dat die verstoringen zeer gering waren en heel geleidelijk verliepen, zodat de wijde paren intact bleven.
\r\nIn een publicatie in Nature Astronomy schrijven de onderzoekers dat nu vrijwel zeker is dat de 'blauwe' dubbelobjecten afkomstig zijn uit de materieschijf waarin de planeten ontstonden. Ze bieden dan ook een unieke blik op de ontstaansgeschiedenis van het zonnestelsel. (GS)
Onderzoek aan bijzondere ijsdwergparen in de Kuipergordel wijst uit dat deze objecten miljarden jaren geleden heel zachtjes naar de buitendelen van het zonnestelsel 'geduwd' zijn door zwaartekrachtsstoringen van de reuzenplaneet Neptunus.
\r\nDe Kuipergordel is een brede gordel van talloze kleine en grotere ijzige hemellichamen buiten de baan van Neptunus, waaronder de dwergplaneten Pluto en Eris. Veel Kuipergordelobjecten hebben een enigszins rode tint, maar er blijkt ook een populatie van ijsdwergen te bestaan die blauwer van kleur zijn. In veel gevallen gaat het om dubbelobjecten: twee ijsdwergen die in een wijde baan om elkaar heen bewegen.
\r\nMetingen met de Gemini North-telescoop en de Canada France Hawaii Telescope op Mauna Kea, Hawaii, gecombineerd met computersimulaties, lijken nu de theorie te bevestigen dat deze hemellichamen op kleinere afstand van de zon zijn ontstaan. Enkele miljarden jaren geleden traden ingrijpende veranderingen op in de afstanden van de reuzenplaneten tot de zon. De buitenwaartse migratie van Neptunus duwde de kleinere hemellichamen 'voor zich uit'. Uit de computersimulaties blijkt dat die verstoringen zeer gering waren en heel geleidelijk verliepen, zodat de wijde paren intact bleven.
\r\nIn een publicatie in Nature Astronomy schrijven de onderzoekers dat nu vrijwel zeker is dat de 'blauwe' dubbelobjecten afkomstig zijn uit de materieschijf waarin de planeten ontstonden. Ze bieden dan ook een unieke blik op de ontstaansgeschiedenis van het zonnestelsel. (GS)
Australische astronomen onderzoeken vier onbekende hemellichamen die de vermeende negende planeet van ons zonnestelsel zouden kunnen zijn. De vier kandidaten zijn opgespoord via het burgerwetenschapsproject Planet 9, waarvoor het startschot eerder deze week in het BBC-programma Stargazing Live werd gegeven.
Dat er in het verre buitengebied van ons zonnestelsel nog een (forse) planeet rond de zon draait, wordt afgeleid uit de bijzondere baaneigenschappen van een aantal objecten in de Kuipergordel – de ring van ijzig planetair puin voorbij de baan van de planeet Neptunus. Of die planeet ook werkelijk bestaat, is nog onduidelijk, maar er wordt sinds begin 2016 op allerlei manieren naar deze speld in de hooiberg gezocht.
In het kader van het Planet 9-project hebben de afgelopen dagen 60.000 mensen van over de hele wereld beelden onderzocht die zijn gemaakt met de SkyMapper-telescoop van de sterrenwacht op Siding Spring in Australië. Gezamenlijk hebben zij meer dan vier miljoen objecten geclassificeerd.
Bij de zoekactie zijn onder meer de reeds bekende planetoïden Chiron en Comacina ‘herontdekt’. Ook kan voor ongeveer negentig procent van de zuidelijke hemel worden uitgesloten dat daarin een planeet van het kaliber Neptunus te vinden is die minder dan 350 astronomische eenheden (350 maal de afstand zon-aarde) van de zon is verwijderd.
Wat resteert zijn vier objecten waarvan nader onderzoek zal moeten uitwijzen of de negende planeet daartussen zit, of dat het vier ‘gewone’ planetoïden of dwergplaneten zijn. (EE)
Australische astronomen onderzoeken vier onbekende hemellichamen die de vermeende negende planeet van ons zonnestelsel zouden kunnen zijn. De vier kandidaten zijn opgespoord via het burgerwetenschapsproject Planet 9, waarvoor het startschot eerder deze week in het BBC-programma Stargazing Live werd gegeven.
Dat er in het verre buitengebied van ons zonnestelsel nog een (forse) planeet rond de zon draait, wordt afgeleid uit de bijzondere baaneigenschappen van een aantal objecten in de Kuipergordel – de ring van ijzig planetair puin voorbij de baan van de planeet Neptunus. Of die planeet ook werkelijk bestaat, is nog onduidelijk, maar er wordt sinds begin 2016 op allerlei manieren naar deze speld in de hooiberg gezocht.
In het kader van het Planet 9-project hebben de afgelopen dagen 60.000 mensen van over de hele wereld beelden onderzocht die zijn gemaakt met de SkyMapper-telescoop van de sterrenwacht op Siding Spring in Australië. Gezamenlijk hebben zij meer dan vier miljoen objecten geclassificeerd.
Bij de zoekactie zijn onder meer de reeds bekende planetoïden Chiron en Comacina ‘herontdekt’. Ook kan voor ongeveer negentig procent van de zuidelijke hemel worden uitgesloten dat daarin een planeet van het kaliber Neptunus te vinden is die minder dan 350 astronomische eenheden (350 maal de afstand zon-aarde) van de zon is verwijderd.
Wat resteert zijn vier objecten waarvan nader onderzoek zal moeten uitwijzen of de negende planeet daartussen zit, of dat het vier ‘gewone’ planetoïden of dwergplaneten zijn. (EE)
NASA heeft een nieuwe zoekcampagne opgezet die moet leiden tot de ontdekking van onbekende objecten aan de rand van ons zonnestelsel (of zelfs daarbuiten), waaronder de hypothetische ‘Planeet 9’. Via een nieuwe website, Backyard Worlds: Planet 9, kan iedereen aan de zoekactie meedoen.
Op de website staan korte ‘filmpjes’ bestaande uit opnamen die gemaakt zijn met de infraroodsatelliet WISE. Op deze opnamen zijn, behalve veel beeldruis, voornamelijk sterren te zien. Maar zo af en toe duikt er een lichtstipje op dat zich ten opzichte van de sterren verplaatst. Dat is dan een nabijer object.
Door de filmpjes grondig te bestuderen kunnen deelnemers aan het project bijvoorbeeld Pluto-achtige ijswerelden opsporen. Maar op de WISE-opnamen kunnen ook zogeheten bruine dwergen – ‘mislukte sterren’ – in de ruimte vlak buiten ons zonnestelsel zijn vastgelegd. (EE)
NASA heeft een nieuwe zoekcampagne opgezet die moet leiden tot de ontdekking van onbekende objecten aan de rand van ons zonnestelsel (of zelfs daarbuiten), waaronder de hypothetische ‘Planeet 9’. Via een nieuwe website, Backyard Worlds: Planet 9, kan iedereen aan de zoekactie meedoen.
Op de website staan korte ‘filmpjes’ bestaande uit opnamen die gemaakt zijn met de infraroodsatelliet WISE. Op deze opnamen zijn, behalve veel beeldruis, voornamelijk sterren te zien. Maar zo af en toe duikt er een lichtstipje op dat zich ten opzichte van de sterren verplaatst. Dat is dan een nabijer object.
Door de filmpjes grondig te bestuderen kunnen deelnemers aan het project bijvoorbeeld Pluto-achtige ijswerelden opsporen. Maar op de WISE-opnamen kunnen ook zogeheten bruine dwergen – ‘mislukte sterren’ – in de ruimte vlak buiten ons zonnestelsel zijn vastgelegd. (EE)
Astronomen hebben, met behulp van de Hubble-ruimtetelescoop, een witte dwergster opgespoord die een forse komeet opgeslokt lijkt te hebben. Qua samenstelling moet het object op de beroemde komeet Halley hebben geleken, maar het had 100.000 keer zoveel massa en bevatte ook veel meer water.
De ontdekking wijst erop dat de witte dwerg is omgeven door een gordel van komeetachtige objecten die op de Kuipergordel van ons zonnestelsel lijkt. Blijkbaar heeft deze gordel van ijsachtige hemellichamen de laatste levensfasen van de ster – die eerst is opgezwollen tot een rode reuzenster en vervolgens samentrok tot een compacte dwergster – kunnen doorstaan.
Van een kwart tot de helft van de bekende witte dwergen is bekend dat ze ‘vervuild’ zijn met rotsachtig puin dat afkomstig is planetoïde-achtige objecten. Maar dit is voor het eerst dat een witte dwerg is ontdekt wiens atmosfeer komeetachtig materiaal bevat.
Hoe de ‘superkomeet’ in de greep van de witte dwergster is gekomen, is onbekend. Mogelijk cirkelen er rond de dwergster nog één of meer planeten die de omloopbanen van de ijzige ijzige hemellichamen in de gordel hebben verstoord. Die verstoring kan echter ook zijn veroorzaakt door de stellaire begeleider van de witte dwerg.
De onderzochte ster, die de aanduiding WD 1425+540 draagt, bevindt zich op 170 lichtjaar van de aarde. (EE)
Astronomen hebben, met behulp van de Hubble-ruimtetelescoop, een witte dwergster opgespoord die een forse komeet opgeslokt lijkt te hebben. Qua samenstelling moet het object op de beroemde komeet Halley hebben geleken, maar het had 100.000 keer zoveel massa en bevatte ook veel meer water.
De ontdekking wijst erop dat de witte dwerg is omgeven door een gordel van komeetachtige objecten die op de Kuipergordel van ons zonnestelsel lijkt. Blijkbaar heeft deze gordel van ijsachtige hemellichamen de laatste levensfasen van de ster – die eerst is opgezwollen tot een rode reuzenster en vervolgens samentrok tot een compacte dwergster – kunnen doorstaan.
Van een kwart tot de helft van de bekende witte dwergen is bekend dat ze ‘vervuild’ zijn met rotsachtig puin dat afkomstig is planetoïde-achtige objecten. Maar dit is voor het eerst dat een witte dwerg is ontdekt wiens atmosfeer komeetachtig materiaal bevat.
Hoe de ‘superkomeet’ in de greep van de witte dwergster is gekomen, is onbekend. Mogelijk cirkelen er rond de dwergster nog één of meer planeten die de omloopbanen van de ijzige ijzige hemellichamen in de gordel hebben verstoord. Die verstoring kan echter ook zijn veroorzaakt door de stellaire begeleider van de witte dwerg.
De onderzochte ster, die de aanduiding WD 1425+540 draagt, bevindt zich op 170 lichtjaar van de aarde. (EE)
Een nieuwe analyse, gebaseerd op computermodellen, geeft aan dat er onder de ijskorst van de dwergplaneet Pluto een oceaan van water schuil kan gaan. En datzelfde zou ook wel eens kunnen gelden voor andere grote objecten in de Kuipergordel – het buitengebied van ons zonnestelsel. De resultaten bevestigen daarmee de conclusies van onderzoek door wetenschappers van Brown University, die in september werden gepubliceerd (Nature, 17 november).
Het nieuwe onderzoek richtte zich met name op de grote ijsvlakte Sputnik Planitia die een opvallende verschijning is op de opnamen die de Amerikaanse ruimtesonde New Horizons vorig jaar van Pluto heeft gemaakt. Dit laaggelegen gebied ligt vrijwel precies op de zogeheten getijdenas van de dwergplaneet – de denkbeeldige lijn die Pluto verbindt met zijn grootste maan, Charon.
Volgens twee internationale wetenschapsteams kan het feit dat Sputnik Planitia vanaf Charon gezien precies aan de achterkant van Pluto ligt bijna geen toeval zijn, en hun computermodellen lijken dat vermoeden te bevestigen. De berekeningen laten zien dat Pluto uit zichzelf zo kan zijn gedraaid dat Sputnik Planitia precies tegenover Charon is komen te liggen. Voorwaarde is wel dat zich in de korst ter plaatse meer massa heeft verzameld dan elders.
De vraag is nu waar die extra massa vandaan komt. Vermoed wordt dat Sputnik Planitia is ontstaan door een grote inslag, maar zo’n groot ‘gat in de grond’ is niet een plek waar je een significant massaoverschot verwacht.
De wetenschappers denken nu dat zich het volgende scenario heeft voltrokken. Door de terugslag die na een grote inslag optreedt, zou de verzwakte ijskorst omhoog zijn gedrukt door het water van een onderliggende oceaan. Vervolgens zou zich op de ‘teruggeveerde’ bodem van het inslagbekken geleidelijk bevroren stikstof, afkomstig uit de atmosfeer, hebben afgezet. Zo is een waarschijnlijk zeven kilometer dik pak stikstofijs ontstaan met voldoende massa om de (vermeende) draaiing Pluto te veroorzaken.
Dat is overigens niet de enige aanwijzing dat er onder Sputnik Planitia een oceaan schuilgaat. Het geleidelijk bevriezen van deze oceaan zou tot spanningen in de ijskorst leiden, die uiteindelijk in breukvorming resulteren. Dergelijke breuken zijn op de opnamen die New Horizons van Pluto heeft gemaakt inderdaad te zien. (EE)
Een nieuwe analyse, gebaseerd op computermodellen, geeft aan dat er onder de ijskorst van de dwergplaneet Pluto een oceaan van water schuil kan gaan. En datzelfde zou ook wel eens kunnen gelden voor andere grote objecten in de Kuipergordel – het buitengebied van ons zonnestelsel. De resultaten bevestigen daarmee de conclusies van onderzoek door wetenschappers van Brown University, die in september werden gepubliceerd (Nature, 17 november).
Het nieuwe onderzoek richtte zich met name op de grote ijsvlakte Sputnik Planitia die een opvallende verschijning is op de opnamen die de Amerikaanse ruimtesonde New Horizons vorig jaar van Pluto heeft gemaakt. Dit laaggelegen gebied ligt vrijwel precies op de zogeheten getijdenas van de dwergplaneet – de denkbeeldige lijn die Pluto verbindt met zijn grootste maan, Charon.
Volgens twee internationale wetenschapsteams kan het feit dat Sputnik Planitia vanaf Charon gezien precies aan de achterkant van Pluto ligt bijna geen toeval zijn, en hun computermodellen lijken dat vermoeden te bevestigen. De berekeningen laten zien dat Pluto uit zichzelf zo kan zijn gedraaid dat Sputnik Planitia precies tegenover Charon is komen te liggen. Voorwaarde is wel dat zich in de korst ter plaatse meer massa heeft verzameld dan elders.
De vraag is nu waar die extra massa vandaan komt. Vermoed wordt dat Sputnik Planitia is ontstaan door een grote inslag, maar zo’n groot ‘gat in de grond’ is niet een plek waar je een significant massaoverschot verwacht.
De wetenschappers denken nu dat zich het volgende scenario heeft voltrokken. Door de terugslag die na een grote inslag optreedt, zou de verzwakte ijskorst omhoog zijn gedrukt door het water van een onderliggende oceaan. Vervolgens zou zich op de ‘teruggeveerde’ bodem van het inslagbekken geleidelijk bevroren stikstof, afkomstig uit de atmosfeer, hebben afgezet. Zo is een waarschijnlijk zeven kilometer dik pak stikstofijs ontstaan met voldoende massa om de (vermeende) draaiing Pluto te veroorzaken.
Dat is overigens niet de enige aanwijzing dat er onder Sputnik Planitia een oceaan schuilgaat. Het geleidelijk bevriezen van deze oceaan zou tot spanningen in de ijskorst leiden, die uiteindelijk in breukvorming resulteren. Dergelijke breuken zijn op de opnamen die New Horizons van Pluto heeft gemaakt inderdaad te zien. (EE)
De NASA-ruimtemissie New Horizons heeft afgelopen dinsdag een belangrijke mijlpaal bereikt. Ook de laatste bitjes aan wetenschappelijke gegevens van de scheervlucht langs dwergplaneet Pluto en zijn manen, die in juli 2015 in de digitale recorders van de ruimtesonde werden opgeslagen, zijn veilig aangekomen op aarde.
Tijdens zijn ‘flyby’ heeft New Horizon nog geen acht gigabyte aan gegevens verzameld – een combinatie van beeldmateriaal en ‘gewone’ meetgegevens. Dat de overdracht van die (naar de huidige maatstaven) bescheiden hoeveelheid data zo lang heeft geduurd, heeft alles te maken met de enorme afstand die overbrugd moest worden: 5 miljard kilometer. Hierdoor konden per seconde niet veel meer dan 1000 bits naar de aarde worden overgeseind. Elk van die bitjes was ruim vijf uur onderweg.
Het gaat nog een hele tijd duren voordat alle gegevens zijn verwerkt. Maar ondertussen bereidt het New Horizons-team zich al voor op het vervolg: het onderzoek van 2014 MU69, een kleine soortgenoot van Pluto die op 1 januari 2019 wordt bereikt. In voorbereiding daarop zullen, na nog eens goed te hebben gecontroleerd of ook echt alle gegevens over Pluto zijn aangekomen, de datarecorders van de ruimtesonde worden gewist. (EE)
De NASA-ruimtemissie New Horizons heeft afgelopen dinsdag een belangrijke mijlpaal bereikt. Ook de laatste bitjes aan wetenschappelijke gegevens van de scheervlucht langs dwergplaneet Pluto en zijn manen, die in juli 2015 in de digitale recorders van de ruimtesonde werden opgeslagen, zijn veilig aangekomen op aarde.
Tijdens zijn ‘flyby’ heeft New Horizon nog geen acht gigabyte aan gegevens verzameld – een combinatie van beeldmateriaal en ‘gewone’ meetgegevens. Dat de overdracht van die (naar de huidige maatstaven) bescheiden hoeveelheid data zo lang heeft geduurd, heeft alles te maken met de enorme afstand die overbrugd moest worden: 5 miljard kilometer. Hierdoor konden per seconde niet veel meer dan 1000 bits naar de aarde worden overgeseind. Elk van die bitjes was ruim vijf uur onderweg.
Het gaat nog een hele tijd duren voordat alle gegevens zijn verwerkt. Maar ondertussen bereidt het New Horizons-team zich al voor op het vervolg: het onderzoek van 2014 MU69, een kleine soortgenoot van Pluto die op 1 januari 2019 wordt bereikt. In voorbereiding daarop zullen, na nog eens goed te hebben gecontroleerd of ook echt alle gegevens over Pluto zijn aangekomen, de datarecorders van de ruimtesonde worden gewist. (EE)
Het (voor zover bekend) op twee na grootste hemellichaam voorbij de planeet Neptunus, 2007 OR10, heeft een maan. Dat hebben wetenschappers bekendgemaakt tijdens de gezamenlijke bijeenkomst van de Division for Planetary Sciences (DPS) van de American Astronomical Society en het European Planetary Science Congress (EPSC), die momenteel in Pasadena, Californië, wordt gehouden.
Dat 2007 OR10 een maan moest hebben, werd al een tijdje vermoed. Zijn trage rotatie wijst erop dat hij is afgeremd door de getijdenwerking van een om hem heen cirkelende maan. Een nadere analyse van Hubble-opnamen die al in 2010 zijn gemaakt, hebben dat vermoeden bevestigd.
De maan van 2007 OR10 is naar schatting 300 kilometer groot. Vergeleken met de middellijn van 2007 OR10, die ruwweg 1575 kilometer bedraagt, is hij dus aan de forse kant. Over zijn verdere eigenschappen is nog weinig bekend. (EE)
Het (voor zover bekend) op twee na grootste hemellichaam voorbij de planeet Neptunus, 2007 OR10, heeft een maan. Dat hebben wetenschappers bekendgemaakt tijdens de gezamenlijke bijeenkomst van de Division for Planetary Sciences (DPS) van de American Astronomical Society en het European Planetary Science Congress (EPSC), die momenteel in Pasadena, Californië, wordt gehouden.
Dat 2007 OR10 een maan moest hebben, werd al een tijdje vermoed. Zijn trage rotatie wijst erop dat hij is afgeremd door de getijdenwerking van een om hem heen cirkelende maan. Een nadere analyse van Hubble-opnamen die al in 2010 zijn gemaakt, hebben dat vermoeden bevestigd.
De maan van 2007 OR10 is naar schatting 300 kilometer groot. Vergeleken met de middellijn van 2007 OR10, die ruwweg 1575 kilometer bedraagt, is hij dus aan de forse kant. Over zijn verdere eigenschappen is nog weinig bekend. (EE)
Het volgende doel van NASA's New Horizon-sonde lijkt in één aspect veel op Pluto: ook dit object is roodachtig van kleur. Dat blijkt uit waarnemingen die met de Hubble-ruimtetelescoop zijn gedaan aan 2014 MU69, een Kuipergordelobject 1,6 miljard kilometer voorbij Pluto. Het object lijkt even rood als Pluto, zo niet roder.
\r\nDeze en andere ontdekkingen komen deze week aan bod op het congress van de American Astronomical Society Division for Planetary Sciences (DPS) en het European Planetary Science Congress (EPSC) in Pasadena, California.
\r\nEr komt nog steeds Pluto-data binnen van de sonde, die inmiddels al weer 540 miljoen kilometer van Pluto verwijderd is, maar 99% van alle data die bij de vlucht voorbij Pluto is verzameld, is intussen ontvangen. De ingewikkelde atmosfeer van Pluto toonde op het eerste gezicht alleen nevelige lagen, maar waarschijnlijk zijn er ook enkele echte wolken waargenomen. Als dat juist is, dan is het 'weer' op Pluto nog ingewikkelder dan gedacht.
\r\nHet ijsachtige oppervlak van Pluto heeft gebieden van verschillende helderheid, maar de helderste gebieden behoren tot de meest reflecterende in het zonnestelsel. Deze helderheid duidt op activiteit op het oppervlak. Dit is een aanwijzing dat de dwergplaneet Eris, met een even sterk reflecterend oppervlak, waarschijnlijk ook actief is. Opmerkelijk is dat er op Pluto geen aardverschuivingen zijn waargenomen, die weer wel te vinden zijn op zijn maan Charon. Soortgelijke aardverschuivingen zijn ook gezien op andere ijsachtige hemellichamen dichter bij de zon, en de vraag is nu of deze ook voorkomen op ijsdwergen verder van de zon, zoals 2014 MU69.
\r\nOndertussen wordt New Horizons ingezet om, samen met de Hubble-telescoop, waarnemingen te doen aan andere objecten in de Kuipergordel. Zelfs vanaf grote afstand tot deze objecten, kan New Horizons waardevolle metingen doen. De afgelopen twee jaar zijn zo al een tiental Kuipergordelobjecten bestudeerd. De sonde bevindt zich inmiddels op een afstand van 5,5 miljard kilometer van de aarde. (EM)
Het volgende doel van NASA's New Horizon-sonde lijkt in één aspect veel op Pluto: ook dit object is roodachtig van kleur. Dat blijkt uit waarnemingen die met de Hubble-ruimtetelescoop zijn gedaan aan 2014 MU69, een Kuipergordelobject 1,6 miljard kilometer voorbij Pluto. Het object lijkt even rood als Pluto, zo niet roder.
\r\nDeze en andere ontdekkingen komen deze week aan bod op het congress van de American Astronomical Society Division for Planetary Sciences (DPS) en het European Planetary Science Congress (EPSC) in Pasadena, California.
\r\nEr komt nog steeds Pluto-data binnen van de sonde, die inmiddels al weer 540 miljoen kilometer van Pluto verwijderd is, maar 99% van alle data die bij de vlucht voorbij Pluto is verzameld, is intussen ontvangen. De ingewikkelde atmosfeer van Pluto toonde op het eerste gezicht alleen nevelige lagen, maar waarschijnlijk zijn er ook enkele echte wolken waargenomen. Als dat juist is, dan is het 'weer' op Pluto nog ingewikkelder dan gedacht.
\r\nHet ijsachtige oppervlak van Pluto heeft gebieden van verschillende helderheid, maar de helderste gebieden behoren tot de meest reflecterende in het zonnestelsel. Deze helderheid duidt op activiteit op het oppervlak. Dit is een aanwijzing dat de dwergplaneet Eris, met een even sterk reflecterend oppervlak, waarschijnlijk ook actief is. Opmerkelijk is dat er op Pluto geen aardverschuivingen zijn waargenomen, die weer wel te vinden zijn op zijn maan Charon. Soortgelijke aardverschuivingen zijn ook gezien op andere ijsachtige hemellichamen dichter bij de zon, en de vraag is nu of deze ook voorkomen op ijsdwergen verder van de zon, zoals 2014 MU69.
\r\nOndertussen wordt New Horizons ingezet om, samen met de Hubble-telescoop, waarnemingen te doen aan andere objecten in de Kuipergordel. Zelfs vanaf grote afstand tot deze objecten, kan New Horizons waardevolle metingen doen. De afgelopen twee jaar zijn zo al een tiental Kuipergordelobjecten bestudeerd. De sonde bevindt zich inmiddels op een afstand van 5,5 miljard kilometer van de aarde. (EM)
Astronomen hebben een onbekend klein hemellichaam ontdekt in de verre buitenwijken van ons zonnestelsel. Het object, dat de voorlopige aanduiding L91 draagt, lijkt op weg om de overstap te maken van de Oortwolk – de grote wolk van kometen die ons zonnestelsel omhult – naar de nabijere Kuipergordel buiten de omloopbaan van de planeet Neptunus.
L91 is al in september 2013 ontdekt met de Canada–France–Hawaii Telescope op Hawaï. Dat gebeurde bij een gedetailleerde verkenning van een klein stukje hemel, die tot doel had om nieuwe Kuipergordelobjecten op te sporen.
De verre ‘ijsdwerg’ volgt een elliptisch baan die hem nooit dichter bij de zon brengt dan 50 keer de afstand zon-aarde. Op zijn verst is L91 zelfs 1430 keer zo ver verwijderd van de zon. Daarmee is zijn omloopbaan langgerekter dan die van vergelijkbare hemellichamen als Sedna en 2012 VP113.
De ontdekking van L91 is op 17 oktober bekendgemaakt tijdens de gezamenlijke bijeenkomst van de Division for Planetary Sciences (DPS) van de American Astronomical Society en het European Planetary Science Congress (EPSC) in Pasadena, Californië. (EE)
Astronomen hebben een onbekend klein hemellichaam ontdekt in de verre buitenwijken van ons zonnestelsel. Het object, dat de voorlopige aanduiding L91 draagt, lijkt op weg om de overstap te maken van de Oortwolk – de grote wolk van kometen die ons zonnestelsel omhult – naar de nabijere Kuipergordel buiten de omloopbaan van de planeet Neptunus.
L91 is al in september 2013 ontdekt met de Canada–France–Hawaii Telescope op Hawaï. Dat gebeurde bij een gedetailleerde verkenning van een klein stukje hemel, die tot doel had om nieuwe Kuipergordelobjecten op te sporen.
De verre ‘ijsdwerg’ volgt een elliptisch baan die hem nooit dichter bij de zon brengt dan 50 keer de afstand zon-aarde. Op zijn verst is L91 zelfs 1430 keer zo ver verwijderd van de zon. Daarmee is zijn omloopbaan langgerekter dan die van vergelijkbare hemellichamen als Sedna en 2012 VP113.
De ontdekking van L91 is op 17 oktober bekendgemaakt tijdens de gezamenlijke bijeenkomst van de Division for Planetary Sciences (DPS) van de American Astronomical Society en het European Planetary Science Congress (EPSC) in Pasadena, Californië. (EE)
Astronomen van de universiteit van Michigan hebben een nieuwe kleine soortgenoot van de dwergplaneet Pluto ontdekt. Het ongeveer 530 kilometer grote object, met de voorlopige ‘naam’ 2014 UZ224, is ruim 13 miljard kilometer verwijderd van de zon en doet 1100 jaar over één omloop.
2014 UZ224 is ontdekt op beelden die gemaakt zijn met de Dark Energy Camera (DEC) – een instrument dat eigenlijk is bedoeld voor het onderzoek van verre sterrenstelsels, maar (onvermijdelijk) ook verre objecten in ons eigen zonnestelsel vastlegt. Het is echter niet gemakkelijk om traag bewegende objecten als 2014 UZ224 op de DEC-opnamen op te sporen. Voor dit doel hebben de astronomen speciale software moeten ontwikkelen.
De ontdekkers betitelen 2014 UZ224 als een dwergplaneet, maar het is nog maar de vraag of het object ook echt aan de definitie daarvan voldoet. Daartoe moet 2014 UZ224 namelijk genoeg massa hebben om onder invloed van zijn eigen zwaartekracht (min of meer) bolvormig te zijn geworden, en dat kan nog niet met zekerheid worden vastgesteld. (EE)
Astronomen van de universiteit van Michigan hebben een nieuwe kleine soortgenoot van de dwergplaneet Pluto ontdekt. Het ongeveer 530 kilometer grote object, met de voorlopige ‘naam’ 2014 UZ224, is ruim 13 miljard kilometer verwijderd van de zon en doet 1100 jaar over één omloop.
2014 UZ224 is ontdekt op beelden die gemaakt zijn met de Dark Energy Camera (DEC) – een instrument dat eigenlijk is bedoeld voor het onderzoek van verre sterrenstelsels, maar (onvermijdelijk) ook verre objecten in ons eigen zonnestelsel vastlegt. Het is echter niet gemakkelijk om traag bewegende objecten als 2014 UZ224 op de DEC-opnamen op te sporen. Voor dit doel hebben de astronomen speciale software moeten ontwikkelen.
De ontdekkers betitelen 2014 UZ224 als een dwergplaneet, maar het is nog maar de vraag of het object ook echt aan de definitie daarvan voldoet. Daartoe moet 2014 UZ224 namelijk genoeg massa hebben om onder invloed van zijn eigen zwaartekracht (min of meer) bolvormig te zijn geworden, en dat kan nog niet met zekerheid worden vastgesteld. (EE)
In hun speurtocht naar een mogelijke 'Planeet Negen', in de buitendelen van het zonnestelsel, hebben Amerikaanse astronomen zeven interessante nieuwe ijsdwergen ontdekt in 'extreme' banen. De meeste ijsdwergen in de Kuipergordel (inclusief de dwergplaneet Pluto) bewegen gedurende het grootste deel van hun omloop buiten de baan van Neptunus, waarbij het verste punt van hun baan meestal niet veel verder ligt dan ca. 7,5 miljard kilometer - 50 maal de afstand aarde-zon. 'Extreme' ijsdwergen beschrijven echter zeer langgerekte banen, waarin ze op enorm veel grotere afstanden terecht kunnen komen.
\r\nDe nieuwe extreme ijsdwergen zijn gevonden bij een gerichte speurtocht met de grootste digitale astronomische camera's ter wereld. Tot nu toe is daarmee ca. tien procent van de sterrenhemel in kaart gebracht. Het totale aantal extreme objecten moet enorm veel groter zijn: ze zijn alleen zichtbaar wanneer ze zich niet al te ver buiten de baan van Neptunus bevinden, maar objecten in langgerekte banen brengen juist de meeste tijd op grote afstand van de zon door.
\r\nEen van de nieuw ontdekte ijsdwergen, 2014 FE72 geheten, beschrijft zijn baan volledig buiten die van Neptunus, en beweegt in zo'n langgerekte omloopbaan dat hij maar liefst 3000 maal zo ver van de zon af kan staan als de aarde. Op die kolossale afstand zal zijn beweging regelmatig beïnvloed worden door de zwaartekracht van naburige sterren.
\r\nDe nieuwe ontdekkingen zijn gepubliceerd in The Astronomical Journal. De hoop is dat onderzoek aan de baaneigenschappen van extreme ijsdwergen uiteindelijk meer informatie oplevert over processen tijdens de ontstaansperiode van het zonnestelsel. En met een beetje geluk leiden ze ook tot de ontdekking van Planeet Negen. Het bestaan van die verre, zware planeet wordt afgeleid uit de baaneigenschappen van reeds bekende ijsdwergen, maar tot nu toe is hij nog niet gevonden. (GS)
In hun speurtocht naar een mogelijke 'Planeet Negen', in de buitendelen van het zonnestelsel, hebben Amerikaanse astronomen zeven interessante nieuwe ijsdwergen ontdekt in 'extreme' banen. De meeste ijsdwergen in de Kuipergordel (inclusief de dwergplaneet Pluto) bewegen gedurende het grootste deel van hun omloop buiten de baan van Neptunus, waarbij het verste punt van hun baan meestal niet veel verder ligt dan ca. 7,5 miljard kilometer - 50 maal de afstand aarde-zon. 'Extreme' ijsdwergen beschrijven echter zeer langgerekte banen, waarin ze op enorm veel grotere afstanden terecht kunnen komen.
\r\nDe nieuwe extreme ijsdwergen zijn gevonden bij een gerichte speurtocht met de grootste digitale astronomische camera's ter wereld. Tot nu toe is daarmee ca. tien procent van de sterrenhemel in kaart gebracht. Het totale aantal extreme objecten moet enorm veel groter zijn: ze zijn alleen zichtbaar wanneer ze zich niet al te ver buiten de baan van Neptunus bevinden, maar objecten in langgerekte banen brengen juist de meeste tijd op grote afstand van de zon door.
\r\nEen van de nieuw ontdekte ijsdwergen, 2014 FE72 geheten, beschrijft zijn baan volledig buiten die van Neptunus, en beweegt in zo'n langgerekte omloopbaan dat hij maar liefst 3000 maal zo ver van de zon af kan staan als de aarde. Op die kolossale afstand zal zijn beweging regelmatig beïnvloed worden door de zwaartekracht van naburige sterren.
\r\nDe nieuwe ontdekkingen zijn gepubliceerd in The Astronomical Journal. De hoop is dat onderzoek aan de baaneigenschappen van extreme ijsdwergen uiteindelijk meer informatie oplevert over processen tijdens de ontstaansperiode van het zonnestelsel. En met een beetje geluk leiden ze ook tot de ontdekking van Planeet Negen. Het bestaan van die verre, zware planeet wordt afgeleid uit de baaneigenschappen van reeds bekende ijsdwergen, maar tot nu toe is hij nog niet gevonden. (GS)
Sterrenkundigen hebben een tot nu toe onbekende grote ijsdwerg gevonden die ver buiten de baan van Neptunus in een langgerekte, wijde baan om de zon draait. De ontdekking werd in februari 2016 gedaan op foto's die in september 2015 zijn gemaakt met de 3,6-meter Canada-France-Hawaii Telescope (CFTH) op Mauna Kea, Hawaii. Het ijzige hemellichaam, met een geschatte middellijn van ca. 700 kilometer, heeft de voorlopige aanduiding 2015 RR245 gekregen.
\r\nBinnen de Outer Solar System Origins Survey (OSSOS) die met de CFTH wordt uitgevoerd zijn eerder al meer dan 500 ijsdwergen buiten de Neptunusbaan ontdekt. Die zijn echter allemaal veel kleiner; 2015 RR245 zal in de toekomst mogelijk geklassificeerd worden als een 'dwergplaneet', net als Pluto, Eris, Makemake en Haumea. Deze relatief grote hemellichamen vertonen een bijzondere geologie, en bieden astronomen inzicht in de dynamica van het pasgeboren zonnestelsel.
\r\nDe baan van 2015 RR245 is nog niet exact bekend. Het bevroren hemellichaam bevond zich honderden jaren op een afstand van meer dan 12 miljard kilometer (80 maal de afstand van de aarde tot de zon), maar beweegt momenteel weer in de richting van zijn perihelium - het punt in de langgerekte baan waar de afstand tot de zon het kleinst is. Rond het jaar 2096 bedraagt de afstand tot de zon 'slechts' zo'n 5 miljard kilometer. (GS)
\r\nSterrenkundigen hebben een tot nu toe onbekende grote ijsdwerg gevonden die ver buiten de baan van Neptunus in een langgerekte, wijde baan om de zon draait. De ontdekking werd in februari 2016 gedaan op foto's die in september 2015 zijn gemaakt met de 3,6-meter Canada-France-Hawaii Telescope (CFTH) op Mauna Kea, Hawaii. Het ijzige hemellichaam, met een geschatte middellijn van ca. 700 kilometer, heeft de voorlopige aanduiding 2015 RR245 gekregen.
\r\nBinnen de Outer Solar System Origins Survey (OSSOS) die met de CFTH wordt uitgevoerd zijn eerder al meer dan 500 ijsdwergen buiten de Neptunusbaan ontdekt. Die zijn echter allemaal veel kleiner; 2015 RR245 zal in de toekomst mogelijk geklassificeerd worden als een 'dwergplaneet', net als Pluto, Eris, Makemake en Haumea. Deze relatief grote hemellichamen vertonen een bijzondere geologie, en bieden astronomen inzicht in de dynamica van het pasgeboren zonnestelsel.
\r\nDe baan van 2015 RR245 is nog niet exact bekend. Het bevroren hemellichaam bevond zich honderden jaren op een afstand van meer dan 12 miljard kilometer (80 maal de afstand van de aarde tot de zon), maar beweegt momenteel weer in de richting van zijn perihelium - het punt in de langgerekte baan waar de afstand tot de zon het kleinst is. Rond het jaar 2096 bedraagt de afstand tot de zon 'slechts' zo'n 5 miljard kilometer. (GS)
\r\nNASA heeft goedkeuring gegeven aan het vervolg van de missie van Pluto-sonde New Horizons. De ruimtesonde, die in juli 2015 dicht langs de dwergplaneet Pluto scheerde, is nu op weg naar Kuipergordelobject 2014 MU69, dat op 1 januari 2019 wordt bereikt.
2014 MU69 is met een geschatte grootte van ongeveer 30 kilometer veel kleiner dan Pluto. Naar verwachting is het een ‘maagdelijker’ overblijfsel uit de oertijd van ons zonnestelsel dan Pluto en zijn manen. New Horizons zal hem op een afstand van ongeveer 3000 kilometer passeren.
Het Amerikaanse ruimteagentschap heeft ook besloten om ruimtesonde Dawn bij de dwergplaneet Ceres te laten. Enkele leden van het Dawn-team hadden ervoor gepleit om Dawn nog door te laten gaan naar de ongeveer 150 kilometer grote planetoïde Adeona, maar dat idee is afgeschoten.
Dawn heeft nog genoeg brandstof om het Ceres-onderzoek tot begin 2017 voort te zetten. Omdat de dwergplaneet de zon geleidelijk nadert en opwarmt, zouden daar nog wel eens interessante dingen kunnen gebeuren. En de kans om die van dichtbij mee te maken, wil NASA niet laten lopen. (EE)
NASA heeft goedkeuring gegeven aan het vervolg van de missie van Pluto-sonde New Horizons. De ruimtesonde, die in juli 2015 dicht langs de dwergplaneet Pluto scheerde, is nu op weg naar Kuipergordelobject 2014 MU69, dat op 1 januari 2019 wordt bereikt.
2014 MU69 is met een geschatte grootte van ongeveer 30 kilometer veel kleiner dan Pluto. Naar verwachting is het een ‘maagdelijker’ overblijfsel uit de oertijd van ons zonnestelsel dan Pluto en zijn manen. New Horizons zal hem op een afstand van ongeveer 3000 kilometer passeren.
Het Amerikaanse ruimteagentschap heeft ook besloten om ruimtesonde Dawn bij de dwergplaneet Ceres te laten. Enkele leden van het Dawn-team hadden ervoor gepleit om Dawn nog door te laten gaan naar de ongeveer 150 kilometer grote planetoïde Adeona, maar dat idee is afgeschoten.
Dawn heeft nog genoeg brandstof om het Ceres-onderzoek tot begin 2017 voort te zetten. Omdat de dwergplaneet de zon geleidelijk nadert en opwarmt, zouden daar nog wel eens interessante dingen kunnen gebeuren. En de kans om die van dichtbij mee te maken, wil NASA niet laten lopen. (EE)
Ook de dwergplaneet Makemake heeft een maan. Die is ontdekt met de Wide Field Camera 3 aan boord van de Hubble Space Telescope, door Alex Parker van het Southwest Research Institute in Boulder, Colorado. De ontdekking, gepubliceerd in Astrophysical Journal Letters, maakt het mogelijk om de massa van Makemake te achterhalen, en daarmee ook meer te weten te komen over de samenstelling.
\r\nMakemake is een van de grotere ijsdwergen in de Kuipergordel, buiten de baan van Neptunus. De middellijn van Makemake (ontdekt in 2005) bedraagt ca. 1450 kilometer. Net als Pluto, Eris en Haumea is Makemake zo groot dat zijn vorm bepaald wordt door zijn eigen zwaartekracht; om die reden zijn deze vier hemellichamen officieel geclassificeerd als dwergplaneten. (De vijfde dwergplaneet in het zonnestelsel is de grote planetoïde Ceres, tussen de banen van de planeten Mars en Jupiter.)
\r\nDe maan van Makemake (die de bijnaam MK2 heeft gekregen) is nog geen 150 kilometer groot en heeft een zeer donker oppervlak. Hij is daardoor ca. 1300 maal zwakker dan de dwergplaneet zelf. Vanaf de aarde zien we de omloopbaan van MK2 vrijwel van opzij. Mede hierdoor is het kleine hemellichaam tot nu toe aan de aandacht ontsnapt.
\r\nBij alle vier de dwergplaneten in de Kuipergordel zijn nu één of meer manen ontdekt: Pluto heeft er vijf, Haumea twee en Eris één. Algemeen wordt aangenomen dat die manen en manenstelsels ontstaan zijn bij onderlinge botsingen van ijsdwergen. (GS)
Ook de dwergplaneet Makemake heeft een maan. Die is ontdekt met de Wide Field Camera 3 aan boord van de Hubble Space Telescope, door Alex Parker van het Southwest Research Institute in Boulder, Colorado. De ontdekking, gepubliceerd in Astrophysical Journal Letters, maakt het mogelijk om de massa van Makemake te achterhalen, en daarmee ook meer te weten te komen over de samenstelling.
\r\nMakemake is een van de grotere ijsdwergen in de Kuipergordel, buiten de baan van Neptunus. De middellijn van Makemake (ontdekt in 2005) bedraagt ca. 1450 kilometer. Net als Pluto, Eris en Haumea is Makemake zo groot dat zijn vorm bepaald wordt door zijn eigen zwaartekracht; om die reden zijn deze vier hemellichamen officieel geclassificeerd als dwergplaneten. (De vijfde dwergplaneet in het zonnestelsel is de grote planetoïde Ceres, tussen de banen van de planeten Mars en Jupiter.)
\r\nDe maan van Makemake (die de bijnaam MK2 heeft gekregen) is nog geen 150 kilometer groot en heeft een zeer donker oppervlak. Hij is daardoor ca. 1300 maal zwakker dan de dwergplaneet zelf. Vanaf de aarde zien we de omloopbaan van MK2 vrijwel van opzij. Mede hierdoor is het kleine hemellichaam tot nu toe aan de aandacht ontsnapt.
\r\nBij alle vier de dwergplaneten in de Kuipergordel zijn nu één of meer manen ontdekt: Pluto heeft er vijf, Haumea twee en Eris één. Algemeen wordt aangenomen dat die manen en manenstelsels ontstaan zijn bij onderlinge botsingen van ijsdwergen. (GS)
In januari van dit jaar maakten Caltech-astronomen Konstantin Batygin en Mike Brown bekend dat zij aanwijzingen hadden gevonden dat zich in de buitenwijken van ons zonnestelsel een negende planeet schuilhoudt. Deze planeet zou in een steile, langgerekte baan met een omlooptijd van tienduizenden jaren om de zon draaien.
Sinds deze voorspelling is de jacht op Planeet 9 in volle gang. Daarbij draait het voorlopig vooral om het bedenken van slimme zoekstrategieën. Want het is ondoenlijk om de halve hemel af speuren naar een ver en daardoor traag bewegend hemelobject waarvan je niet eens weet hoe het eruitziet. Drie teams hebben nu suggesties aangedragen, die de zoektocht naar de planeet moeten vergemakkelijken.
Een team onder leiding van Renu Malhotra (universiteit van Arizona) zoekt de oplossing in de Kuipergordel voorbij Neptunus (‘Planeet 8’). De omlooptijden van de vier Kuipergordelobjecten die het langst over een rondje om de zon doen, blijken zich bijna als gehele getallen te verhouden. Dat zou erop kunnen wijzen dat de baanbewegingen van dit verre viertal in resonantie zijn met een ver object van aanzienlijke massa. In dat geval zou dit object – Planeet 9 dus – een omlooptijd van ongeveer 17.117 jaar moeten hebben en gemiddeld ongeveer 100 miljard kilometer van de zon verwijderd zijn (665 maal de afstand zon-aarde).
De tweede bijdrage komt van Batygin en Brown zelf. Zij beperken de mogelijke banen die Planeet 9 zou kunnen volgen met behulp van uitgebreide computersimulaties, waarvan de uitkomsten werden vergeleken met echte waarnemingen van de verdeling van Kuipergordelobjecten. Ze komen daarbij tot de conclusie dat de planeet zich in de buurt van het verste punt van zijn baan moeten worden gezocht. Dat zou het zoekgebied met een factor 2/3 verkleinen.
Een team onder leiding van Jonathan Fortney (UC Santa Cruz) vestigt de aandacht op de fysieke gesteldheid van Planeet 9. Volgens hen zou de planeet eigenschappen kunnen hebben die enigszins vergelijkbaar zijn met die van Uranus en Neptunus. Maar omdat Planeet 9 veel kouder zou zijn (35 tot 50 graden boven het absolute nulpunt), zou het eventueel aanwezige methaan uit zijn atmosfeer condenseren. En dat zou tot gevolg hebben dat de planeet er op infrarode golflengten veel ‘blauwer’ uitziet dan zijn naaste buren. (EE)
In januari van dit jaar maakten Caltech-astronomen Konstantin Batygin en Mike Brown bekend dat zij aanwijzingen hadden gevonden dat zich in de buitenwijken van ons zonnestelsel een negende planeet schuilhoudt. Deze planeet zou in een steile, langgerekte baan met een omlooptijd van tienduizenden jaren om de zon draaien.
Sinds deze voorspelling is de jacht op Planeet 9 in volle gang. Daarbij draait het voorlopig vooral om het bedenken van slimme zoekstrategieën. Want het is ondoenlijk om de halve hemel af speuren naar een ver en daardoor traag bewegend hemelobject waarvan je niet eens weet hoe het eruitziet. Drie teams hebben nu suggesties aangedragen, die de zoektocht naar de planeet moeten vergemakkelijken.
Een team onder leiding van Renu Malhotra (universiteit van Arizona) zoekt de oplossing in de Kuipergordel voorbij Neptunus (‘Planeet 8’). De omlooptijden van de vier Kuipergordelobjecten die het langst over een rondje om de zon doen, blijken zich bijna als gehele getallen te verhouden. Dat zou erop kunnen wijzen dat de baanbewegingen van dit verre viertal in resonantie zijn met een ver object van aanzienlijke massa. In dat geval zou dit object – Planeet 9 dus – een omlooptijd van ongeveer 17.117 jaar moeten hebben en gemiddeld ongeveer 100 miljard kilometer van de zon verwijderd zijn (665 maal de afstand zon-aarde).
De tweede bijdrage komt van Batygin en Brown zelf. Zij beperken de mogelijke banen die Planeet 9 zou kunnen volgen met behulp van uitgebreide computersimulaties, waarvan de uitkomsten werden vergeleken met echte waarnemingen van de verdeling van Kuipergordelobjecten. Ze komen daarbij tot de conclusie dat de planeet zich in de buurt van het verste punt van zijn baan moeten worden gezocht. Dat zou het zoekgebied met een factor 2/3 verkleinen.
Een team onder leiding van Jonathan Fortney (UC Santa Cruz) vestigt de aandacht op de fysieke gesteldheid van Planeet 9. Volgens hen zou de planeet eigenschappen kunnen hebben die enigszins vergelijkbaar zijn met die van Uranus en Neptunus. Maar omdat Planeet 9 veel kouder zou zijn (35 tot 50 graden boven het absolute nulpunt), zou het eventueel aanwezige methaan uit zijn atmosfeer condenseren. En dat zou tot gevolg hebben dat de planeet er op infrarode golflengten veel ‘blauwer’ uitziet dan zijn naaste buren. (EE)
Planet Nine is mogelijk niet alleen. Volgens twee Spaanse sterrenkundigen en één Noorse astronoom is het waarschijnlijker dat zich op grote afstand buiten de baan van Pluto meerdere planeten bevinden.
\r\nPlanet Nine - een planeet die ongeveer tien keer zo zwaar is als de aarde en die in tien- tot twintigduizend jaar in een zeer wijde, langgerekte baan rond de zon beweegt - is nog steeds niet meer dan een hypothetisch hemellichaam. Het bestaan van de verre planeet werd begin dit jaar voorspeld op basis van de baaneigenschappen van zes ijsdwergen: kleine ijsachtige hemellichamen buiten de baan van Neptunus waarvan de extreem langgerekte banen min of meer dezelfde oriëntatie in de ruimte vertonen. Dat zou alleen goed te verklaren zijn door de zwaartekrachtwerking van een tot dusver onbekende planeet.
\r\nIn een artikel in Monthly Notices of the Royal Astronomical Society zijn nu nieuwe baanberekeningen van de zes 'extreme ijsdwergen' gepubliceerd, waarbij rekening gehouden wordt met de aanwezigheid van de hypothetische Planet Nine. Het blijkt dat die banen binnen slechts tien miljoen jaar instabiel beginnen te raken, en dat de kleine hemellichamen uiteindelijk (na maximaal anderhalf miljard jaar) het zonnestelsel uit geslingerd worden.
\r\nVolgens de auteurs maken de huidige extreme ijsdwergen mogelijk deel uit van een tijdelijke populatie, die op lange termijn voortdurend aangevuld wordt met objecten uit de Oortwolk - een kolossaal reservoir van bevroren komeetkernen op zeer grote afstand van de zon.
\r\nOp basis van baanberekeningen en statistische analyses concluderen ze bovendien dat het waarschijnlijker is dat Planet Nine niet alleen is. (GS)
Planet Nine is mogelijk niet alleen. Volgens twee Spaanse sterrenkundigen en één Noorse astronoom is het waarschijnlijker dat zich op grote afstand buiten de baan van Pluto meerdere planeten bevinden.
\r\nPlanet Nine - een planeet die ongeveer tien keer zo zwaar is als de aarde en die in tien- tot twintigduizend jaar in een zeer wijde, langgerekte baan rond de zon beweegt - is nog steeds niet meer dan een hypothetisch hemellichaam. Het bestaan van de verre planeet werd begin dit jaar voorspeld op basis van de baaneigenschappen van zes ijsdwergen: kleine ijsachtige hemellichamen buiten de baan van Neptunus waarvan de extreem langgerekte banen min of meer dezelfde oriëntatie in de ruimte vertonen. Dat zou alleen goed te verklaren zijn door de zwaartekrachtwerking van een tot dusver onbekende planeet.
\r\nIn een artikel in Monthly Notices of the Royal Astronomical Society zijn nu nieuwe baanberekeningen van de zes 'extreme ijsdwergen' gepubliceerd, waarbij rekening gehouden wordt met de aanwezigheid van de hypothetische Planet Nine. Het blijkt dat die banen binnen slechts tien miljoen jaar instabiel beginnen te raken, en dat de kleine hemellichamen uiteindelijk (na maximaal anderhalf miljard jaar) het zonnestelsel uit geslingerd worden.
\r\nVolgens de auteurs maken de huidige extreme ijsdwergen mogelijk deel uit van een tijdelijke populatie, die op lange termijn voortdurend aangevuld wordt met objecten uit de Oortwolk - een kolossaal reservoir van bevroren komeetkernen op zeer grote afstand van de zon.
\r\nOp basis van baanberekeningen en statistische analyses concluderen ze bovendien dat het waarschijnlijker is dat Planet Nine niet alleen is. (GS)
De Amerikaanse ruimtesonde New Horizons, die op 4 juli 2015 een scheervlucht langs de dwergplaneet Pluto en zijn grote maan Charon maakte, heeft voor de tweede maal waarnemingen verricht aan een veel kleinere en verder weg gelegen ijsdwerg, 1994 JR1 geheten. Dit hemellichaam, dat net als Pluto deel uitmaakt van de Kuipergordel buiten de baan van Neptunus, bevindt zich momenteel op een afstand van ruim 5 miljard kilometer van de zon. De geschatte middellijn van de ijsdwerg is 145 kilometer; New Horizons verrichtte begin april metingen vanaf 111 miljoen kilometer afstand. Eerder was 1994 JR1 al waargenomen in november 2015.
\r\nDoor de twee waarnemingssets te combineren, kon de baan van 1994 JR1 zeer nauwkeurig worden bepaald. Uit de nieuwe metingen is ook de rotatieperiode van de ijsdwerg afgeleid, op basis van periodieke helderheidsvariaties: 5,4 uur. Als de New Horizons-missie wordt verlengd, zullen er de komende jaren nog vele andere ijsdwergen 'op afstand' bestudeerd kunnen worden. Bovendien ligt New Horizons op koers voor een ontmoeting met ijsdwerg 2014 MU69, op 1 januari 2019. (GS)
De Amerikaanse ruimtesonde New Horizons, die op 4 juli 2015 een scheervlucht langs de dwergplaneet Pluto en zijn grote maan Charon maakte, heeft voor de tweede maal waarnemingen verricht aan een veel kleinere en verder weg gelegen ijsdwerg, 1994 JR1 geheten. Dit hemellichaam, dat net als Pluto deel uitmaakt van de Kuipergordel buiten de baan van Neptunus, bevindt zich momenteel op een afstand van ruim 5 miljard kilometer van de zon. De geschatte middellijn van de ijsdwerg is 145 kilometer; New Horizons verrichtte begin april metingen vanaf 111 miljoen kilometer afstand. Eerder was 1994 JR1 al waargenomen in november 2015.
\r\nDoor de twee waarnemingssets te combineren, kon de baan van 1994 JR1 zeer nauwkeurig worden bepaald. Uit de nieuwe metingen is ook de rotatieperiode van de ijsdwerg afgeleid, op basis van periodieke helderheidsvariaties: 5,4 uur. Als de New Horizons-missie wordt verlengd, zullen er de komende jaren nog vele andere ijsdwergen 'op afstand' bestudeerd kunnen worden. Bovendien ligt New Horizons op koers voor een ontmoeting met ijsdwerg 2014 MU69, op 1 januari 2019. (GS)
De ijsdwerg 2007 OR10, die negen jaar geleden werd ontdekt buiten de baan van Neptunus, is veel groter dan tot nu toe werd aangenomen. Het verre hemellichamen heeft volgens nieuwe waarnemingen een middellijn van 1535 kilometer, en is daarmee na Pluto en Eris de grootste bewoner van de Kuipergordel. In feite zou 2007 OR10 aangeduid moeten worden als een dwergplaneet. Ook wordt het hoog tijd dat hij een officiële naam krijgt.
\r\nNa de ontdekking werd de middellijn van de ijsdwerg geschat op 1280 kilometer. Nieuwe metingen van de Amerikaanse ruimtetelescoop Kepler en de Europese infraroodruimtetelescoop Herschel wijzen nu echter op veel grotere afmetingen. De grootte van een hemellichaam kan bepaald worden door een goede vergelijking te maken tussen de hoeveelheid gereflecteerd zonlicht en de hoeveelheid gereflecteerde infrarode straling. De nieuwe metingen zijn gepubliceerd in Astronomical Journal.
\r\nUit de Keplermetingen blijkt ook dat 2007 OR10 heel traag om zijn as draait: eens in de 45 uur. Bovendien volgt uit de gemeten helderheid en de nieuwe bepaling voor de middellijn dat het oppervlak heel donker moet zijn - mogelijk is het bedekt met bevoren methaan, kooldioxide en stikstof.
\r\nDe lange as van de langgerekte dwergplaneet Haumea meet 1920 kilometer, maar langs zijn korte as gemeten is Haumea slechts 990 kilometer groot. Daarmee is het volume toch kleiner dan dat van 2007 OR10. Alleen de dwergplaneten Eris (middellijn 2326 kilometer) en Pluto (2374 kilometer) zijn nóg groter. 2007 OR10 is nu het grootste hemellichaam in het zonnestelsel dat nog geen officiële naam heeft. (GS)
De ijsdwerg 2007 OR10, die negen jaar geleden werd ontdekt buiten de baan van Neptunus, is veel groter dan tot nu toe werd aangenomen. Het verre hemellichamen heeft volgens nieuwe waarnemingen een middellijn van 1535 kilometer, en is daarmee na Pluto en Eris de grootste bewoner van de Kuipergordel. In feite zou 2007 OR10 aangeduid moeten worden als een dwergplaneet. Ook wordt het hoog tijd dat hij een officiële naam krijgt.
\r\nNa de ontdekking werd de middellijn van de ijsdwerg geschat op 1280 kilometer. Nieuwe metingen van de Amerikaanse ruimtetelescoop Kepler en de Europese infraroodruimtetelescoop Herschel wijzen nu echter op veel grotere afmetingen. De grootte van een hemellichaam kan bepaald worden door een goede vergelijking te maken tussen de hoeveelheid gereflecteerd zonlicht en de hoeveelheid gereflecteerde infrarode straling. De nieuwe metingen zijn gepubliceerd in Astronomical Journal.
\r\nUit de Keplermetingen blijkt ook dat 2007 OR10 heel traag om zijn as draait: eens in de 45 uur. Bovendien volgt uit de gemeten helderheid en de nieuwe bepaling voor de middellijn dat het oppervlak heel donker moet zijn - mogelijk is het bedekt met bevoren methaan, kooldioxide en stikstof.
\r\nDe lange as van de langgerekte dwergplaneet Haumea meet 1920 kilometer, maar langs zijn korte as gemeten is Haumea slechts 990 kilometer groot. Daarmee is het volume toch kleiner dan dat van 2007 OR10. Alleen de dwergplaneten Eris (middellijn 2326 kilometer) en Pluto (2374 kilometer) zijn nóg groter. 2007 OR10 is nu het grootste hemellichaam in het zonnestelsel dat nog geen officiële naam heeft. (GS)
De ijzige dwergplaneet Makemake heeft een maan. Makemake (genoemd naar de scheppingsgod van de oorspronkelijke bewoners van Paaseiland) is een van de grootste ijsdwergen in de Kuipergordel, buiten de baan van Neptunus. Hij werd in 2005 ontdekt. Vanwege zijn afmetingen (de middellijn bedraagt ca. 1400 km) is hij - net als de grote ijsdwergen Pluto, Eris en Haumea - officieel als dwergplaneet geklassificeerd (de vijfde dwergplaneet in ons zonnestelsel is Ceres, het grootste object in de planetoïdengordel tussen de banen van Mars en Jupiter). Makemake valt op door zijn heldere oppervlak, dat vermoedelijk bedekt is met ijs.
\r\nOp foto's die vorig jaar gemaakt zijn door de Wide Field Camera 3 van de Hubble Space Telescope is nu een maantje ontdekt, dat de voorlopige aanduiding S/2015 (136472)1 heeft gekregen. Het maantje heeft naar schatting een middellijn van 150 kilometer en bevindt zich op een afstand van minstens 20.000 kilometer van Makemake; de omlooptijd bedraagt dan minstens 12 dagen. Opmerkelijk is dat het maantje een veel donkerder oppervlak heeft.
\r\nOok de dwergplaneet Eris heeft een maan; Haumea heeft er twee, en Pluto zelfs vijf (de grote maan Charon en vier veel kleinere maantjes). Zulke manen kunnen zijn ontstaan bij een botsing van het moederlichaam met een andere, kleinere ijsdwerg, of het kan om 'ingevangen' objecten gaan.
\r\nDe ontdekking van het maantje van Makemake maakt het mogelijk om de massa en daarmee de dichtheid en de samenstelling van de dwergplaneet te bepalen. Op die manier hopen planeetonderzoekers te ontdekken of Makemake qua inwendige opbouw meer op Pluto of meer op Eris lijkt - Eris is vrijwel even groot als Pluto, maar is veel zwaarder en bestaat dus voor een minder groot deel uit ijs. (GS)
De ijzige dwergplaneet Makemake heeft een maan. Makemake (genoemd naar de scheppingsgod van de oorspronkelijke bewoners van Paaseiland) is een van de grootste ijsdwergen in de Kuipergordel, buiten de baan van Neptunus. Hij werd in 2005 ontdekt. Vanwege zijn afmetingen (de middellijn bedraagt ca. 1400 km) is hij - net als de grote ijsdwergen Pluto, Eris en Haumea - officieel als dwergplaneet geklassificeerd (de vijfde dwergplaneet in ons zonnestelsel is Ceres, het grootste object in de planetoïdengordel tussen de banen van Mars en Jupiter). Makemake valt op door zijn heldere oppervlak, dat vermoedelijk bedekt is met ijs.
\r\nOp foto's die vorig jaar gemaakt zijn door de Wide Field Camera 3 van de Hubble Space Telescope is nu een maantje ontdekt, dat de voorlopige aanduiding S/2015 (136472)1 heeft gekregen. Het maantje heeft naar schatting een middellijn van 150 kilometer en bevindt zich op een afstand van minstens 20.000 kilometer van Makemake; de omlooptijd bedraagt dan minstens 12 dagen. Opmerkelijk is dat het maantje een veel donkerder oppervlak heeft.
\r\nOok de dwergplaneet Eris heeft een maan; Haumea heeft er twee, en Pluto zelfs vijf (de grote maan Charon en vier veel kleinere maantjes). Zulke manen kunnen zijn ontstaan bij een botsing van het moederlichaam met een andere, kleinere ijsdwerg, of het kan om 'ingevangen' objecten gaan.
\r\nDe ontdekking van het maantje van Makemake maakt het mogelijk om de massa en daarmee de dichtheid en de samenstelling van de dwergplaneet te bepalen. Op die manier hopen planeetonderzoekers te ontdekken of Makemake qua inwendige opbouw meer op Pluto of meer op Eris lijkt - Eris is vrijwel even groot als Pluto, maar is veel zwaarder en bestaat dus voor een minder groot deel uit ijs. (GS)
In tegenstelling tot recente berichten, vertoont de baanbeweging van ruimtesonde Cassini, die om de planeet Saturnus draait, geen onverklaarbare afwijkingen. Dat melden deskundigen van het NASA’s Jet Propulsion Laboratory in Pasadena, Californië.
De afgelopen week gonsde het van de geruchten dat een geheimzinnige anomalie in de baanbeweging van Cassini het gevolg zou kunnen zijn van de zwaartekrachtsaantrekking van een zware planeet in het buitengebied van ons zonnestelsel. Dat zou het opsporen van deze vermeende ‘planeet 9’, waarvan het bestaan op andere gronden in januari van dit jaar is voorspeld, enorm vergemakkelijken.
Volgens de NASA-deskundigen is het best mogelijk dat planeet 9 bestaat, en dat hij ooit zal worden opgespoord. Maar Cassini kan daarbij niet van dienst zijn: sinds deze in 2004 bij Saturnus aankwam zijn namelijk geen onverklaarbare afwijkingen in zijn omloopbaan geconstateerd. (EE)
In tegenstelling tot recente berichten, vertoont de baanbeweging van ruimtesonde Cassini, die om de planeet Saturnus draait, geen onverklaarbare afwijkingen. Dat melden deskundigen van het NASA’s Jet Propulsion Laboratory in Pasadena, Californië.
De afgelopen week gonsde het van de geruchten dat een geheimzinnige anomalie in de baanbeweging van Cassini het gevolg zou kunnen zijn van de zwaartekrachtsaantrekking van een zware planeet in het buitengebied van ons zonnestelsel. Dat zou het opsporen van deze vermeende ‘planeet 9’, waarvan het bestaan op andere gronden in januari van dit jaar is voorspeld, enorm vergemakkelijken.
Volgens de NASA-deskundigen is het best mogelijk dat planeet 9 bestaat, en dat hij ooit zal worden opgespoord. Maar Cassini kan daarbij niet van dienst zijn: sinds deze in 2004 bij Saturnus aankwam zijn namelijk geen onverklaarbare afwijkingen in zijn omloopbaan geconstateerd. (EE)
Twee astronomen van het California Institute of Technology denken een verklaring te hebben gevonden voor de bijzondere baaneigenschappen van een aantal objecten in de Kuipergordel – de ring van ijzig planetair puin voorbij de baan van de planeet Neptunus. Computersimulaties wijzen erop dat er ver voorbij die gordel nog wel eens een forse planeet zou kunnen zijn.
Uit nieuw onderzoek blijkt dat de langgerekte omloopbanen van een kleine categorie van verre Kuipergordelobjecten netjes dezelfde kant op wijzen. Dat zou natuurlijk toeval kunnen zijn, maar volgens Konstantin Batygin en Michael Brown is het denkbaar dat die eensgezindheid wordt veroorzaakt door een verre planeet.
Om die hypothese te toetsen, hebben de astronomen computersimulaties uitgevoerd. Het resultaat van deze berekeningen is dat zich in de verre buitenwijken van ons zonnestelsel een Neptunus-achtige planeet zou kunnen bevinden.
Jammer genoeg valt er verder niet veel concreets over die planeet te zeggen. De modellen laten ruimte voor allerlei combinaties van massa, baanvorm en gemiddelde afstand tot de zon. Een van de mogelijkheden is dat het hemellichaam tien keer zoveel massa heeft als de aarde en een langgerekte baan volgt die hem nooit dichter bij de zon brengt dan 280 astronomische eenheden (zeven keer de afstand zon-Neptunus).
Batygin en Brown benadrukken dat het om voorlopige onderzoeksresultaten gaat. Het is dus voorbarig om van de ontdekking van de negende planeet van ons zonnestelsel te spreken.
Toch speculeren ze al over de mogelijkheid dat de vermeende planeet gewoon in ons deel van het zonnestelsel is ontstaan. Zwaartekrachtsinteracties met de zwaardere planeten Jupiter en Saturnus zouden ertoe hebben geleid dat hij naar het ’Siberië’ van ons zonnestelsel is verbannen. (EE)
Twee astronomen van het California Institute of Technology denken een verklaring te hebben gevonden voor de bijzondere baaneigenschappen van een aantal objecten in de Kuipergordel – de ring van ijzig planetair puin voorbij de baan van de planeet Neptunus. Computersimulaties wijzen erop dat er ver voorbij die gordel nog wel eens een forse planeet zou kunnen zijn.
Uit nieuw onderzoek blijkt dat de langgerekte omloopbanen van een kleine categorie van verre Kuipergordelobjecten netjes dezelfde kant op wijzen. Dat zou natuurlijk toeval kunnen zijn, maar volgens Konstantin Batygin en Michael Brown is het denkbaar dat die eensgezindheid wordt veroorzaakt door een verre planeet.
Om die hypothese te toetsen, hebben de astronomen computersimulaties uitgevoerd. Het resultaat van deze berekeningen is dat zich in de verre buitenwijken van ons zonnestelsel een Neptunus-achtige planeet zou kunnen bevinden.
Jammer genoeg valt er verder niet veel concreets over die planeet te zeggen. De modellen laten ruimte voor allerlei combinaties van massa, baanvorm en gemiddelde afstand tot de zon. Een van de mogelijkheden is dat het hemellichaam tien keer zoveel massa heeft als de aarde en een langgerekte baan volgt die hem nooit dichter bij de zon brengt dan 280 astronomische eenheden (zeven keer de afstand zon-Neptunus).
Batygin en Brown benadrukken dat het om voorlopige onderzoeksresultaten gaat. Het is dus voorbarig om van de ontdekking van de negende planeet van ons zonnestelsel te spreken.
Toch speculeren ze al over de mogelijkheid dat de vermeende planeet gewoon in ons deel van het zonnestelsel is ontstaan. Zwaartekrachtsinteracties met de zwaardere planeten Jupiter en Saturnus zouden ertoe hebben geleid dat hij naar het ’Siberië’ van ons zonnestelsel is verbannen. (EE)
Twee teams van astronomen – het ene (grotendeels) uit Mexico, het andere uit Zweden – zeggen een opmerkelijke ontdekking te hebben gedaan: een groot object in het buitengebied van ons zonnestelsel. Voor alle duidelijkheid: het gaat om twee verschillende objecten. Beide teams baseren zich op gegevens van de (sub)millimetertelescoop ALMA, in het noorden van Chili.
Het ene object werd ontdekt in het sterrenbeeld Arend, het andere in Centaurus – niet ver van de nabije ster Alfa Centauri. Hoewel beide objecten slechts tweemaal zijn waargenomen, gaan de ontdekkers ervan uit dat het om objecten gaat die tot ons zonnestelsel behoren of zich daar vlak buiten bevinden.
Hoe ver de vermeende hemellichamen van ons verwijderd zijn, is nog onduidelijk. Het Mexicaanse object zou een verre ijsdwerg kunnen zijn, maar ook een (nog verdere) ’superaarde’ of zelfs een (nog veel verdere) koele bruine dwerg. Het Zweedse object, dat de voorlopige naam ‘Gna’ heeft gekregen, kan een enkele honderden kilometers grote ijsdwerg binnen de baan van Neptunus zijn of een forse planeet aan de rand van het zonnestelsel.
In de astronomische wereld wordt sceptisch gereageerd op de beide ontdekkingen. Volgens sommigen is het zelfs maar de vraag of er daadwerkelijk iets gedetecteerd is: het zou ook om random bliepjes of ruis kunnen gaan. Vervolgwaarnemingen zullen daar uitsluitsel over kunnen geven. Wordt vervolgd dus. (EE)
Twee teams van astronomen – het ene (grotendeels) uit Mexico, het andere uit Zweden – zeggen een opmerkelijke ontdekking te hebben gedaan: een groot object in het buitengebied van ons zonnestelsel. Voor alle duidelijkheid: het gaat om twee verschillende objecten. Beide teams baseren zich op gegevens van de (sub)millimetertelescoop ALMA, in het noorden van Chili.
Het ene object werd ontdekt in het sterrenbeeld Arend, het andere in Centaurus – niet ver van de nabije ster Alfa Centauri. Hoewel beide objecten slechts tweemaal zijn waargenomen, gaan de ontdekkers ervan uit dat het om objecten gaat die tot ons zonnestelsel behoren of zich daar vlak buiten bevinden.
Hoe ver de vermeende hemellichamen van ons verwijderd zijn, is nog onduidelijk. Het Mexicaanse object zou een verre ijsdwerg kunnen zijn, maar ook een (nog verdere) ’superaarde’ of zelfs een (nog veel verdere) koele bruine dwerg. Het Zweedse object, dat de voorlopige naam ‘Gna’ heeft gekregen, kan een enkele honderden kilometers grote ijsdwerg binnen de baan van Neptunus zijn of een forse planeet aan de rand van het zonnestelsel.
In de astronomische wereld wordt sceptisch gereageerd op de beide ontdekkingen. Volgens sommigen is het zelfs maar de vraag of er daadwerkelijk iets gedetecteerd is: het zou ook om random bliepjes of ruis kunnen gaan. Vervolgwaarnemingen zullen daar uitsluitsel over kunnen geven. Wordt vervolgd dus. (EE)
Astronomen hebben een nieuw object ontdekt in de buitenwijken van ons zonnestelsel. Het hemellichaam, dat de aanduiding V774104 heeft gekregen, is 500 tot 1000 kilometer groot. Het bevindt zich momenteel op ruim 15 miljard kilometer van de zon – ruwweg drie keer zo ver weg als de dwergplaneet Pluto.
Het nieuwe lid van ons zonnestelsel is opgespoord met de 8-meter Subaru-telescoop op Mauna Kea (Hawaï). Dat is gebeurd in het kader van een gerichte zoekacties naar verre, zwakke objecten die zich relatief ver boven het vlak van de planeten van ons zonnestelsel bevinden.
Welke baan V774104 volgt, is nog onbekend. Het zal nog zeker een jaar duren voordat daar meer duidelijkheid over zal zijn. Maar de kans bestaat dat het object een langgerekte baan volgt die hem op enig moment dichter bij de zon zal brengen.
Een andere mogelijkheid is dat het hemellichaam behoort tot de kleine klasse van objecten die permanent aan de rand van het zonnestelsel te vinden zijn. Die klasse telt momenteel nog maar twee leden: Sedna en 2012 VP113. Aangenomen wordt dat deze objecten ontsnapt zijn uit het binnenste deel van de Oortwolk – de grote ‘wolk’ van ijsachtige objecten die ons zonnestelsel omhult.
De ontdekking van V774104 is bekendgemaakt op de 47e bijeenkomst van de Division for Planetary Sciences van de American Astronomical Society in Maryland. (EE)
Astronomen hebben een nieuw object ontdekt in de buitenwijken van ons zonnestelsel. Het hemellichaam, dat de aanduiding V774104 heeft gekregen, is 500 tot 1000 kilometer groot. Het bevindt zich momenteel op ruim 15 miljard kilometer van de zon – ruwweg drie keer zo ver weg als de dwergplaneet Pluto.
Het nieuwe lid van ons zonnestelsel is opgespoord met de 8-meter Subaru-telescoop op Mauna Kea (Hawaï). Dat is gebeurd in het kader van een gerichte zoekacties naar verre, zwakke objecten die zich relatief ver boven het vlak van de planeten van ons zonnestelsel bevinden.
Welke baan V774104 volgt, is nog onbekend. Het zal nog zeker een jaar duren voordat daar meer duidelijkheid over zal zijn. Maar de kans bestaat dat het object een langgerekte baan volgt die hem op enig moment dichter bij de zon zal brengen.
Een andere mogelijkheid is dat het hemellichaam behoort tot de kleine klasse van objecten die permanent aan de rand van het zonnestelsel te vinden zijn. Die klasse telt momenteel nog maar twee leden: Sedna en 2012 VP113. Aangenomen wordt dat deze objecten ontsnapt zijn uit het binnenste deel van de Oortwolk – de grote ‘wolk’ van ijsachtige objecten die ons zonnestelsel omhult.
De ontdekking van V774104 is bekendgemaakt op de 47e bijeenkomst van de Division for Planetary Sciences van de American Astronomical Society in Maryland. (EE)
NASA’s ruimtesonde New Horizons heeft met succes de laatste van vier koerscorrecties volbracht die ervoor moeten zorgen dat hij in januari 2019 langs het kleine Kuipergordelobject 2014 MU69 scheert. Of hij dat object ook daadwerkelijk gaat onderzoeken, staat nog niet helemaal vast.
Het New Horizons-team zal begin 2016 het formele verzoek bij NASA indienen om de missie van de ruimtesonde te verlengen. De verwachting is dat 2014 MU69 dichter zal worden genaderd dan het eerdere doelwit van New Horizons, de dwergplaneet Pluto. Dat is wel nodig ook want dit Kuipergordelobject is waarschijnlijk nog geen 50 kilometer groot.
New Horizons heeft een snelheid van ruim 51.000 km/uur. Hij bevindt zich inmiddels ongeveer 135 miljoen kilometer van Pluto en 5,1 miljard kilometer van de aarde. 2014 MU69 ligt nog bijna anderhalf miljard kilometer vóór hem.
De ruimtesonde heeft voorlopig nog genoeg te doen. Hij is nog steeds druk doende om de vele gegevens en opnamen die hij afgelopen juli over Pluto en zijn vijf manen heeft verzameld naar de aarde over te seinen. (EE)
NASA’s ruimtesonde New Horizons heeft met succes de laatste van vier koerscorrecties volbracht die ervoor moeten zorgen dat hij in januari 2019 langs het kleine Kuipergordelobject 2014 MU69 scheert. Of hij dat object ook daadwerkelijk gaat onderzoeken, staat nog niet helemaal vast.
Het New Horizons-team zal begin 2016 het formele verzoek bij NASA indienen om de missie van de ruimtesonde te verlengen. De verwachting is dat 2014 MU69 dichter zal worden genaderd dan het eerdere doelwit van New Horizons, de dwergplaneet Pluto. Dat is wel nodig ook want dit Kuipergordelobject is waarschijnlijk nog geen 50 kilometer groot.
New Horizons heeft een snelheid van ruim 51.000 km/uur. Hij bevindt zich inmiddels ongeveer 135 miljoen kilometer van Pluto en 5,1 miljard kilometer van de aarde. 2014 MU69 ligt nog bijna anderhalf miljard kilometer vóór hem.
De ruimtesonde heeft voorlopig nog genoeg te doen. Hij is nog steeds druk doende om de vele gegevens en opnamen die hij afgelopen juli over Pluto en zijn vijf manen heeft verzameld naar de aarde over te seinen. (EE)
De Amerikaanse ruimtesonde New Horizons heeft deze week de eerste foto’s van het Plutomaantje Kerberos naar de aarde gezonden. Daarmee is nu van alle vijf de Plutomanen beeldmateriaal beschikbaar.
Uit de nieuwe foto’s blijkt dat Kerberos veel kleiner is dan wetenschappers verwachtten. Zijn oppervlak is zo helder, dat het ongeveer 50 procent van het ontvangen zonlicht weerkaatst. Dat wijst er sterk op dat Kerberos, net als de drie andere kleine Plutomanen, met relatief schoon waterijs bedekt is.
Kerberos werd in 2011 ontdekt met de Hubble-ruimtetelescoop. Op basis van de zwaartekrachtsinvloed die hij op de andere Plutomaantjes uitoefende, werd ervan uitgegaan dat hij vrij groot moest zijn: iets van 13 bij 34 kilometer. En gezien het feit dat hij tamelijk lichtzwak is, zou dat hebben betekend dat zijn oppervlak met donker materiaal bedekt is.
Dat blijkt niet te kloppen. Zoals gezegd, is het oppervlak van Kerberos juist heel helder. Bovendien laten de nieuwe foto’s zien dat hij uit twee lobben bestaat, waarvan de grootste slechts acht kilometer groot is. De kleinste meet vijf kilometer. Vermoed wordt dat die twee lobben ooit afzonderlijke brokstukken waren.
Onduidelijk is nog waarom de voorspelling van de grootte van Kerberos er zo ver naast zat.
Ondertussen heeft New Horizons de eerste van vier koerswijzigingen gemaakt die nodig zijn om hem over ruim drie jaar in de buurt te brengen van het kleine Kuipergordelobject 2014 MU69. De drie overige koerscorrecties staan gepland voor 25 en 28 oktober en 4 november. (EE)
De Amerikaanse ruimtesonde New Horizons heeft deze week de eerste foto’s van het Plutomaantje Kerberos naar de aarde gezonden. Daarmee is nu van alle vijf de Plutomanen beeldmateriaal beschikbaar.
Uit de nieuwe foto’s blijkt dat Kerberos veel kleiner is dan wetenschappers verwachtten. Zijn oppervlak is zo helder, dat het ongeveer 50 procent van het ontvangen zonlicht weerkaatst. Dat wijst er sterk op dat Kerberos, net als de drie andere kleine Plutomanen, met relatief schoon waterijs bedekt is.
Kerberos werd in 2011 ontdekt met de Hubble-ruimtetelescoop. Op basis van de zwaartekrachtsinvloed die hij op de andere Plutomaantjes uitoefende, werd ervan uitgegaan dat hij vrij groot moest zijn: iets van 13 bij 34 kilometer. En gezien het feit dat hij tamelijk lichtzwak is, zou dat hebben betekend dat zijn oppervlak met donker materiaal bedekt is.
Dat blijkt niet te kloppen. Zoals gezegd, is het oppervlak van Kerberos juist heel helder. Bovendien laten de nieuwe foto’s zien dat hij uit twee lobben bestaat, waarvan de grootste slechts acht kilometer groot is. De kleinste meet vijf kilometer. Vermoed wordt dat die twee lobben ooit afzonderlijke brokstukken waren.
Onduidelijk is nog waarom de voorspelling van de grootte van Kerberos er zo ver naast zat.
Ondertussen heeft New Horizons de eerste van vier koerswijzigingen gemaakt die nodig zijn om hem over ruim drie jaar in de buurt te brengen van het kleine Kuipergordelobject 2014 MU69. De drie overige koerscorrecties staan gepland voor 25 en 28 oktober en 4 november. (EE)
NASA heeft de nieuwe mogelijke bestemming geselecteerd voor de ruimtesonde New Horizons. Het is het kleine Kuipergordelobject 2014 MU69, dat anderhalf miljard kilometer voorbij Pluto om de zon cirkelt. Of New Horizons dit nog geen vijftig kilometer grote hemellichaampje ook echt gaat onderzoeken, staat overigens nog niet helemaal vast. Het Amerikaanse ruimteagentschap wil eerst alle voors en tegens van de verlenging van de missie op een rijtje zetten.
Dat er al een nieuwe bestemming is gekozen vóórdat überhaupt zeker is dat de missie van New Horizons wordt voortgezet, heeft alles te maken met de baancorrecties die nodig zijn om 2014 MU69 te kunnen bereiken. Dat ‘bijsturen’ moet nog dit jaar gebeuren, omdat de ruimtesonde anders misschien te weinig brandstof heeft om de vervolgmissie te laten slagen. Naar verwachting zal New Horizons op 1 januari 2019 bij 2014 MU69 aankomen.
Kleine Kuipergordelobjecten zijn ijzige brokstukken die ruwweg tien keer zo groot zijn als de gemiddelde komeet. Vermoed wordt dat het overblijfselen zijn van de vorming van de verre dwergplaneten van ons zonnestelsel, waaronder Pluto.
New Horizons is op dit moment ongeveer vijf miljard kilometer van de aarde verwijderd. Hij moet het overgrote deel van de gegevens die hij tijdens zijn kortstondige bezoek aan Pluto heeft verzameld nog naar de aarde zenden. De laatste bitjes zullen pas eind 2016 binnenkomen. (EE)
NASA heeft de nieuwe mogelijke bestemming geselecteerd voor de ruimtesonde New Horizons. Het is het kleine Kuipergordelobject 2014 MU69, dat anderhalf miljard kilometer voorbij Pluto om de zon cirkelt. Of New Horizons dit nog geen vijftig kilometer grote hemellichaampje ook echt gaat onderzoeken, staat overigens nog niet helemaal vast. Het Amerikaanse ruimteagentschap wil eerst alle voors en tegens van de verlenging van de missie op een rijtje zetten.
Dat er al een nieuwe bestemming is gekozen vóórdat überhaupt zeker is dat de missie van New Horizons wordt voortgezet, heeft alles te maken met de baancorrecties die nodig zijn om 2014 MU69 te kunnen bereiken. Dat ‘bijsturen’ moet nog dit jaar gebeuren, omdat de ruimtesonde anders misschien te weinig brandstof heeft om de vervolgmissie te laten slagen. Naar verwachting zal New Horizons op 1 januari 2019 bij 2014 MU69 aankomen.
Kleine Kuipergordelobjecten zijn ijzige brokstukken die ruwweg tien keer zo groot zijn als de gemiddelde komeet. Vermoed wordt dat het overblijfselen zijn van de vorming van de verre dwergplaneten van ons zonnestelsel, waaronder Pluto.
New Horizons is op dit moment ongeveer vijf miljard kilometer van de aarde verwijderd. Hij moet het overgrote deel van de gegevens die hij tijdens zijn kortstondige bezoek aan Pluto heeft verzameld nog naar de aarde zenden. De laatste bitjes zullen pas eind 2016 binnenkomen. (EE)
Pluto is de grootste ijsdwerg in de Kuipergordel. Dat blijkt uit waarnemingen van de ruimtesonde New Horizons, die vandaag op kleine afstand langs de verre dwergplaneet vliegt.
\r\nOp basis van de foto's die New Horizons tot nu toe heeft gemaakt, is vastgesteld dat de middellijn van Pluto 2370 kilometer bedraagt, met een foutmarge van plus of min 20 kilometer. Daarmee is Pluto duidelijk groter dan de in 2005 ontdekte dwergplaneet Eris (ruim 2300 kilometer). Tot voor kort werd aangenomen dat de twee hemellichamen ongeveer even groot waren.
\r\nKort na de ontdekking in 1930 dachten astronomen dat Pluto minstens 8000 kilometer in middellijn was. Dat werd later bijgesteld naar ca. 5000 kilometer. In 1976 bleek uit infraroodwaarnemingen dat Pluto kleiner is dan de maan (de middellijn van de maan is 3476 kilometer); eind jaren tachtig was duidelijk dat hij zelfs de 2500 kilometer niet haalde. Ooit merkte een astronoom gekscherend op: als dat zo doorgaat, is Pluto halverwege de eenentwintigste eeuw verdwenen.
\r\nDe massa van Pluto is bekend - die kan afgeleid worden uit de baanbeweging van de grote maan Charon. Het feit dat Pluto nu een flinke slag groter is dan tot nu toe altijd werd aangenomen, betekent dat de dichtheid lager is dan gedacht. Pluto bestaat dus voor een groter deel uit ijs.
\r\nCharon, de grote maan van Pluto, heeft een middellijn van 1208 kilometer. Die waarde is preciezer bekend: Charon heeft geen dampkring, waardoor metingen op basis van sterbedekkingen (waargenomen vanaf de aarde) nauwkeuriger resultaten opleveren. De afmetingen van de kleine Plutomaantjes Nix en Hydra zijn door New Horizons vastgesteld op 35 resp. 45 kilometer. Van Styx en Kerberos is het nog niet gelukt de afmetingen te bepalen. (GS)
Pluto is de grootste ijsdwerg in de Kuipergordel. Dat blijkt uit waarnemingen van de ruimtesonde New Horizons, die vandaag op kleine afstand langs de verre dwergplaneet vliegt.
\r\nOp basis van de foto's die New Horizons tot nu toe heeft gemaakt, is vastgesteld dat de middellijn van Pluto 2370 kilometer bedraagt, met een foutmarge van plus of min 20 kilometer. Daarmee is Pluto duidelijk groter dan de in 2005 ontdekte dwergplaneet Eris (ruim 2300 kilometer). Tot voor kort werd aangenomen dat de twee hemellichamen ongeveer even groot waren.
\r\nKort na de ontdekking in 1930 dachten astronomen dat Pluto minstens 8000 kilometer in middellijn was. Dat werd later bijgesteld naar ca. 5000 kilometer. In 1976 bleek uit infraroodwaarnemingen dat Pluto kleiner is dan de maan (de middellijn van de maan is 3476 kilometer); eind jaren tachtig was duidelijk dat hij zelfs de 2500 kilometer niet haalde. Ooit merkte een astronoom gekscherend op: als dat zo doorgaat, is Pluto halverwege de eenentwintigste eeuw verdwenen.
\r\nDe massa van Pluto is bekend - die kan afgeleid worden uit de baanbeweging van de grote maan Charon. Het feit dat Pluto nu een flinke slag groter is dan tot nu toe altijd werd aangenomen, betekent dat de dichtheid lager is dan gedacht. Pluto bestaat dus voor een groter deel uit ijs.
\r\nCharon, de grote maan van Pluto, heeft een middellijn van 1208 kilometer. Die waarde is preciezer bekend: Charon heeft geen dampkring, waardoor metingen op basis van sterbedekkingen (waargenomen vanaf de aarde) nauwkeuriger resultaten opleveren. De afmetingen van de kleine Plutomaantjes Nix en Hydra zijn door New Horizons vastgesteld op 35 resp. 45 kilometer. Van Styx en Kerberos is het nog niet gelukt de afmetingen te bepalen. (GS)
More than 4 billion years ago, our sun stole hundreds of ice dwarfs from a star that got too close, a new simulation suggests – and it could explain some of the solar system’s weirdest denizens.
\r\nOur sun is a thief. Over four billion years ago, it stole hundreds of frozen mini-planets from a passing star – and the peculiar planetoid Sedna is one of them.
\r\nWith its extremely elongated orbit taking it 200 times further from the sun than Neptune every 11,400 years, Sedna has been a mystery ever since its discovery in 2003, especially since it never comes closer to the sun than 17 times Neptune’s distance.
\r\nSedna’s nearest neighbours, the thousand-plus “ice dwarfs” that populate the Kuiper belt beyond Neptune, are believed to be the frozen remnants of our solar system’s formation period. While the Kuiper belt harbors a few mysteries of its own, line its uncanny sharp outer edge, Sedna - and a dozen other objects with similarly wonky orbits - are especially hard to explain. A gravitational kick from a solar system planet could never have thrown them into such weird orbits.
\r\nPrevious work suggested that Sedna could have been jolted out of place by a passing star, but the idea lacked detailed supporting evidence.
\r\nNow, Simon Portegies Zwart of Leiden Observatory in the Netherlands and his colleagues claim that Sedna and its siblings were stolen from another star that ventured too close to the sun.
\r\nUsing a low-cost, custom-built supercomputer, the team simulated over 10,000 possible stellar encounters, to find out which combination of mass, flyby distance and velocity would lead to the gravitational capture of ice dwarfs in Sedna-like orbits.
\r\nThey conclude that the passing star would have been jolted out of place by a passing star 80 per cent more massive than the sun, and that it came as close as 34 billion kilometres – 51 times Neptune’s distance. The encounter probably took place when the sun was very young and still a member of a newly-born star cluster.
\r\n‘As a bonus,’ says Portegies Zwart, ‘this encounter also produces the observed sharp outer edge of the Kuiper Belt’ – something that has never been explained satisfactory. Incidentally, the passing star also stole hundreds of ‘Sednas’ from our Kuiper Belt, while similar numbers were flung into interstellar space.
\r\nThe passing star also would have stolen hundreds of ‘Sednas’ from our Kuiper belt, and flung hundreds more into interstellar space.
\r\nScott Kenyon of the Harvard-Smithsonian Center for Astrophysics in Cambridge, Massachusetts, who was one of the first to propose the ‘theft’ idea, together with Ben Bromley of the University of Utah in Salt Lake City, says the simulations are ‘pretty convincing’.
\r\nBut Bromley adds that the persisting alignment of the orbits of the Sedna-like objects is hard to explain without the ”shepherding” effect of a larger planet lurking in the outer solar system. Such a shepherding planet doesn’t seem to fit well with the passing-star picture.
\r\n“It remains to be shown that the massive shepherd – or its building blocks – could have survived the flyby,” he says. “A big piece of the puzzle is still missing.”
\r\nIf we could show that Sedna-like objects have different chemical compositions than the rest of the Kuiper belt’s denizens, that would be convincing evidence that they were stolen from another star. But as the first spacecraft to visit the Kuiper Belt is about to arrive at Pluto after a 9-year journey, it may be a long time before the Sedna mystery is settled.
"}], "gli_item": {"publishers": [{"date": "2012-09-23 15:15:59", "url": "http://www.newscientist.com/", "type": "publisher", "title": "New Scientist"}], "script_content": "", "end_date": null, "title": "Grand theft Sedna: Frozen-mini planets stolen from passing star", "pk_id": 37611, "tags": [{"type": "sitetag", "title": "IJsdwergen"}], "excerpt": "More than 4 billion years ago, our sun stole hundreds of ice dwarfs from a star that got too close, a new simulation suggests – and it could explain some of the solar system’s weirdest denizens.
\r\nOur sun is a thief. Over four billion years ago, it stole hundreds of frozen mini-planets from a passing star – and the peculiar planetoid Sedna is one of them.
\r\nWith its extremely elongated orbit taking it 200 times further from the sun than Neptune every 11,400 years, Sedna has been a mystery ever since its discovery in 2003, especially since it never comes closer to the sun than 17 times Neptune’s distance.
\r\nSedna’s nearest neighbours, the thousand-plus “ice dwarfs” that populate the Kuiper belt beyond Neptune, are believed to be the frozen remnants of our solar system’s formation period. While the Kuiper belt harbors a few mysteries of its own, line its uncanny sharp outer edge, Sedna - and a dozen other objects with similarly wonky orbits - are especially hard to explain. A gravitational kick from a solar system planet could never have thrown them into such weird orbits.
\r\nPrevious work suggested that Sedna could have been jolted out of place by a passing star, but the idea lacked detailed supporting evidence.
\r\nNow, Simon Portegies Zwart of Leiden Observatory in the Netherlands and his colleagues claim that Sedna and its siblings were stolen from another star that ventured too close to the sun.
\r\nUsing a low-cost, custom-built supercomputer, the team simulated over 10,000 possible stellar encounters, to find out which combination of mass, flyby distance and velocity would lead to the gravitational capture of ice dwarfs in Sedna-like orbits.
\r\nThey conclude that the passing star would have been jolted out of place by a passing star 80 per cent more massive than the sun, and that it came as close as 34 billion kilometres – 51 times Neptune’s distance. The encounter probably took place when the sun was very young and still a member of a newly-born star cluster.
\r\n‘As a bonus,’ says Portegies Zwart, ‘this encounter also produces the observed sharp outer edge of the Kuiper Belt’ – something that has never been explained satisfactory. Incidentally, the passing star also stole hundreds of ‘Sednas’ from our Kuiper Belt, while similar numbers were flung into interstellar space.
\r\nThe passing star also would have stolen hundreds of ‘Sednas’ from our Kuiper belt, and flung hundreds more into interstellar space.
\r\nScott Kenyon of the Harvard-Smithsonian Center for Astrophysics in Cambridge, Massachusetts, who was one of the first to propose the ‘theft’ idea, together with Ben Bromley of the University of Utah in Salt Lake City, says the simulations are ‘pretty convincing’.
\r\nBut Bromley adds that the persisting alignment of the orbits of the Sedna-like objects is hard to explain without the ”shepherding” effect of a larger planet lurking in the outer solar system. Such a shepherding planet doesn’t seem to fit well with the passing-star picture.
\r\n“It remains to be shown that the massive shepherd – or its building blocks – could have survived the flyby,” he says. “A big piece of the puzzle is still missing.”
\r\nIf we could show that Sedna-like objects have different chemical compositions than the rest of the Kuiper belt’s denizens, that would be convincing evidence that they were stolen from another star. But as the first spacecraft to visit the Kuiper Belt is about to arrive at Pluto after a 9-year journey, it may be a long time before the Sedna mystery is settled.
", "slug": "grand-theft-sedna-frozen-mini-planets-stolen-passi", "language": "en", "end_date_tuple": [], "sources": [], "location": [], "start_date_tuple": [2015, 6, 19, 17, 46, 12], "auto_excerpt": true, "type": "genericlistitem", "start_date": "2015-06-19 17:46:12", "categories": [], "view": "article"}, "title": "Grand theft Sedna: Frozen-mini planets stolen from passing star"}, {"url": "/actueel/nieuws/_detail/gli/simulatie-toont-aan-dat-sedna-van-een-andere-ster-/", "items": [{"term": "IJsdwergen", "excerpt": "De Leidse astronomen Lucie Jilkova en Simon Portegies Zwart hebben met grootschalige simulaties aangetoond hoe kandidaat-dwergplaneet Sedna en verscheidene andere planetesimalen (grote planetoïden) aan de verste rand van de Kuipergordel, van een andere ster zijn afgepikt. Zij maakten hun onderzoeksresultaat bekend op de 15e editie van het jaarlijkse wetenschaps- en media-evenement Bessensap in Den Haag.
Het transneptunische object 2003VB12, beter bekend als Sedna, en een dozijn andere planetesimalen hebben afwijkende omloopbanen. Sedna beschrijft een zeer elliptische baan rond de zon met een omlooptijd van meer dan 11.000 jaar. De omloopbanen van al deze recent ontdekte ijsdwergen zijn bovendien sterk geheld ten opzichte van het vlak van het zonnestelsel. Een van deze objecten is de planetesimaal 2012VP113. Ze behoren allemaal tot de nieuwe familie van Sednoïden: te groot voor een gewone planetoïde, maar zonder de officiële status van dwergplaneet, die de vroegere negende planeet Pluto in 2006 kreeg.
Door hun afwijkende eigenschappen zijn de Sednoïden maar moeilijk te vergelijken met andere objecten in het zonnestelsel. Lucie Jilkova: ‘Sedna is overduidelijk geen Kuipergordel-object, maar het object hoort ook niet bij de Oortwolk. Wij hebben de simulaties gedaan om uit te zoeken hoe de Sednoïden op deze plek aan de rand van het zonnestelsel terecht zijn gekomen in deze vreemde omloopbanen.’
Jilkova en Portegies Zwart hebben getest of Sedna en 2012VP113 achter kunnen zijn gebleven na een close encounter met een andere ster. In dat geval zouden beide objecten een extrasolaire herkomst hebben. Als dat zo is hebben beide objecten nog informatie over deze bijna-botsing in de vorm van impulsmoment (de hoeveelheid draaibeweging) en energie. Deze aanname is in de simulatie van de close encounter meegenomen. ‘Het is verbazingwekkend hoe goed dit werkte. Onze berekeningen konden de omloopbanen van de planetesimalen uitstekend reproduceren’, zo licht Jilkova toe.
De conclusie van het onderzoeksteam is dat de andere ster 1,8 keer zo zwaar moet zijn geweest als de zon toen hij het zonnestelsel passeerde op een afstand van minder dan 250 maal de afstand aarde-zon. Ook de richting vanwaaruit de andere ster kwam kon nauwkeurig worden vastgesteld. Bij de passage is de schijf rond onze jonge zon afgekapt op een afstand van ongeveer 36 astronomische eenheden (één AE is ongeveer 150 miljoen kilometer, de afstand van de aarde tot de zon). Dat is precies het buitengebied van de Kuipergordel waar nu een schaarste aan planetesimalen wordt waargenomen. ‘Dit laatste kwam een beetje als een verrassing’, zegt Portegies Zwart, ‘maar komt precies overeen met de geobserveerde buitenrand van het zonnestelsel.’
Dit zet een tijdstempel op de gebeurtenis. Jilkova: ‘De passage van de andere ster moet hebben plaatsgevonden voor het zogenoemde late heavy bombardment waarbij zo'n 4 miljard jaar geleden de binnendelen van het zonnestelsel ongekend veel meteorietinslagen te verduren kregen. Dit bombardement is alleen te verklaren met een afkapping van de Kuipergordel.’
Uit de reconstructie van de close encounter blijkt dat ongeveer 2000 planetesimalen, inclusief Sedna en 2012VP113, zijn overgegaan naar ons zonnestelsel. De banen van 500 van deze objecten zijn afwijkend en vergelijkbaar met die van Sedna. Portegies Zwart vermoedt dat de andere ster ook planetesimalen heeft gestolen van onze Kuipergordel. Ook de banen van deze ijsdwergen zijn in de simulatie gereconstrueerd.
De Leidse astronomen Lucie Jilkova en Simon Portegies Zwart hebben met grootschalige simulaties aangetoond hoe kandidaat-dwergplaneet Sedna en verscheidene andere planetesimalen (grote planetoïden) aan de verste rand van de Kuipergordel, van een andere ster zijn afgepikt. Zij maakten hun onderzoeksresultaat bekend op de 15e editie van het jaarlijkse wetenschaps- en media-evenement Bessensap in Den Haag.
Het transneptunische object 2003VB12, beter bekend als Sedna, en een dozijn andere planetesimalen hebben afwijkende omloopbanen. Sedna beschrijft een zeer elliptische baan rond de zon met een omlooptijd van meer dan 11.000 jaar. De omloopbanen van al deze recent ontdekte ijsdwergen zijn bovendien sterk geheld ten opzichte van het vlak van het zonnestelsel. Een van deze objecten is de planetesimaal 2012VP113. Ze behoren allemaal tot de nieuwe familie van Sednoïden: te groot voor een gewone planetoïde, maar zonder de officiële status van dwergplaneet, die de vroegere negende planeet Pluto in 2006 kreeg.
Door hun afwijkende eigenschappen zijn de Sednoïden maar moeilijk te vergelijken met andere objecten in het zonnestelsel. Lucie Jilkova: ‘Sedna is overduidelijk geen Kuipergordel-object, maar het object hoort ook niet bij de Oortwolk. Wij hebben de simulaties gedaan om uit te zoeken hoe de Sednoïden op deze plek aan de rand van het zonnestelsel terecht zijn gekomen in deze vreemde omloopbanen.’
Jilkova en Portegies Zwart hebben getest of Sedna en 2012VP113 achter kunnen zijn gebleven na een close encounter met een andere ster. In dat geval zouden beide objecten een extrasolaire herkomst hebben. Als dat zo is hebben beide objecten nog informatie over deze bijna-botsing in de vorm van impulsmoment (de hoeveelheid draaibeweging) en energie. Deze aanname is in de simulatie van de close encounter meegenomen. ‘Het is verbazingwekkend hoe goed dit werkte. Onze berekeningen konden de omloopbanen van de planetesimalen uitstekend reproduceren’, zo licht Jilkova toe.
De conclusie van het onderzoeksteam is dat de andere ster 1,8 keer zo zwaar moet zijn geweest als de zon toen hij het zonnestelsel passeerde op een afstand van minder dan 250 maal de afstand aarde-zon. Ook de richting vanwaaruit de andere ster kwam kon nauwkeurig worden vastgesteld. Bij de passage is de schijf rond onze jonge zon afgekapt op een afstand van ongeveer 36 astronomische eenheden (één AE is ongeveer 150 miljoen kilometer, de afstand van de aarde tot de zon). Dat is precies het buitengebied van de Kuipergordel waar nu een schaarste aan planetesimalen wordt waargenomen. ‘Dit laatste kwam een beetje als een verrassing’, zegt Portegies Zwart, ‘maar komt precies overeen met de geobserveerde buitenrand van het zonnestelsel.’
Dit zet een tijdstempel op de gebeurtenis. Jilkova: ‘De passage van de andere ster moet hebben plaatsgevonden voor het zogenoemde late heavy bombardment waarbij zo'n 4 miljard jaar geleden de binnendelen van het zonnestelsel ongekend veel meteorietinslagen te verduren kregen. Dit bombardement is alleen te verklaren met een afkapping van de Kuipergordel.’
Uit de reconstructie van de close encounter blijkt dat ongeveer 2000 planetesimalen, inclusief Sedna en 2012VP113, zijn overgegaan naar ons zonnestelsel. De banen van 500 van deze objecten zijn afwijkend en vergelijkbaar met die van Sedna. Portegies Zwart vermoedt dat de andere ster ook planetesimalen heeft gestolen van onze Kuipergordel. Ook de banen van deze ijsdwergen zijn in de simulatie gereconstrueerd.
De kans dat er voorbij de baan van de planeet Neptunus nog heldere objecten te vinden zijn is klein. Tot die conclusie komen planeetwetenschapper Michael Brown en elf van zijn collega’s in een artikel dat binnenkort in de Astronomical Journal zal worden gepubliceerd.
De wetenschappers baseren hun conclusie op een nauwgezette computeranalyse van de gegevens van twee hemelsurveys, waarbij in de loop van zeven jaar vrijwel de volledige hemel in kaart is gebracht. Deze surveys waren eigenlijk bedoeld voor het opsporen van planetoïden in de buurt van de aarde. Maar daarbij werden onvermijdelijk ook de – veel trager langs de hemel bewegende – helderste objecten aan de rand van ons zonnestelsel vastgelegd.
Bij de analyse van al dat beeldmateriaal werden acht relatief heldere, verre objecten ‘ontdekt’. In alle gevallen bleek het om reeds bekende leden van ons zonnestelsel te gaan. Dat betekent dat de kans klein is dat er nog hemellichamen op ontdekking wachten die qua helderheid vergelijkbaar zijn met bijvoorbeeld de dwergplaneten Pluto en Eris.
Helemaal nul is die kans echter niet, omdat het deel van de hemel waarlangs de Melkweg zich uitstrekt nog niet is verkend. Het grote aantallen sterren in deze lange hemelstrook maakt de zoektocht naar verre planeetachtige objecten erg lastig.
Ook wil het gebrek aan heldere objecten niet zeggen dat er in de verre buitenwijken van ons zonnestelsel geen GROTE hemellichamen meer te vinden zijn. De helderheid van zo’n object wordt niet alleen bepaald door de hoeveelheid zonlicht die het weerkaatst, maar ook door zijn afstand. Het is dus best mogelijk dat – zoals ook uit recente berekeningen blijkt – er nog hemellichamen zijn die groter zijn dan Pluto en Eris. Maar die zijn dan wel erg ver weg. (EE)
De kans dat er voorbij de baan van de planeet Neptunus nog heldere objecten te vinden zijn is klein. Tot die conclusie komen planeetwetenschapper Michael Brown en elf van zijn collega’s in een artikel dat binnenkort in de Astronomical Journal zal worden gepubliceerd.
De wetenschappers baseren hun conclusie op een nauwgezette computeranalyse van de gegevens van twee hemelsurveys, waarbij in de loop van zeven jaar vrijwel de volledige hemel in kaart is gebracht. Deze surveys waren eigenlijk bedoeld voor het opsporen van planetoïden in de buurt van de aarde. Maar daarbij werden onvermijdelijk ook de – veel trager langs de hemel bewegende – helderste objecten aan de rand van ons zonnestelsel vastgelegd.
Bij de analyse van al dat beeldmateriaal werden acht relatief heldere, verre objecten ‘ontdekt’. In alle gevallen bleek het om reeds bekende leden van ons zonnestelsel te gaan. Dat betekent dat de kans klein is dat er nog hemellichamen op ontdekking wachten die qua helderheid vergelijkbaar zijn met bijvoorbeeld de dwergplaneten Pluto en Eris.
Helemaal nul is die kans echter niet, omdat het deel van de hemel waarlangs de Melkweg zich uitstrekt nog niet is verkend. Het grote aantallen sterren in deze lange hemelstrook maakt de zoektocht naar verre planeetachtige objecten erg lastig.
Ook wil het gebrek aan heldere objecten niet zeggen dat er in de verre buitenwijken van ons zonnestelsel geen GROTE hemellichamen meer te vinden zijn. De helderheid van zo’n object wordt niet alleen bepaald door de hoeveelheid zonlicht die het weerkaatst, maar ook door zijn afstand. Het is dus best mogelijk dat – zoals ook uit recente berekeningen blijkt – er nog hemellichamen zijn die groter zijn dan Pluto en Eris. Maar die zijn dan wel erg ver weg. (EE)
Met de Hubble-ruimtetelescoop zijn drie kleine hemellichamen ontdekt waar de Amerikaanse ruimtesonde New Horizons na zijn bezoek aan Pluto, in juli 2015, naartoe zou kunnen vliegen. De ontdekking van de drie zogeheten Kuipergordelobjecten is het resultaat van een gerichte zoekactie.
De Kuipergordel is een brede ring van ‘oerpuin’ die ons zonnestelsel omgeeft. Dat puin bestaat uit ijsachtige objecten waarover nog vrij weinig bekend is. Pluto wordt wel beschouwd als het grootste lid van deze gordel.
De Kuipergordelobjecten die met Hubble zijn ontdekt, zijn elk ongeveer tien keer zo groot als de gemiddelde komeet, maar honderd keer zo klein als Pluto. Doordat ze nooit veel zonnewarmte hebben opgevangen, zien ze er waarschijnlijk nog bijna net zo uit als 4,6 miljard jaar geleden, toen ons zonnestelsel ontstond.
Het New Horizons-team is in 2011 begonnen met het zoeken naar geschikte Kuipergordelobjecten. Dat leverde tientallen ontdekkingen op, maar geen ervan lag binnen het bereik van de ruimtesonde. Dat er nu alsnog een paar veelbelovende kandidaten zijn opgespoord, is dan ook een hele opluchting.
De drie nieuwe Kuipergordelobjecten bevinden zich anderhalf miljard kilometer voorbij Pluto – een afstand die New Horizons in drie tot vier jaar kan overbruggen. NASA zal overigens nog toestemming moeten geven voor het verlengen van de missie. (EE)
Met de Hubble-ruimtetelescoop zijn drie kleine hemellichamen ontdekt waar de Amerikaanse ruimtesonde New Horizons na zijn bezoek aan Pluto, in juli 2015, naartoe zou kunnen vliegen. De ontdekking van de drie zogeheten Kuipergordelobjecten is het resultaat van een gerichte zoekactie.
De Kuipergordel is een brede ring van ‘oerpuin’ die ons zonnestelsel omgeeft. Dat puin bestaat uit ijsachtige objecten waarover nog vrij weinig bekend is. Pluto wordt wel beschouwd als het grootste lid van deze gordel.
De Kuipergordelobjecten die met Hubble zijn ontdekt, zijn elk ongeveer tien keer zo groot als de gemiddelde komeet, maar honderd keer zo klein als Pluto. Doordat ze nooit veel zonnewarmte hebben opgevangen, zien ze er waarschijnlijk nog bijna net zo uit als 4,6 miljard jaar geleden, toen ons zonnestelsel ontstond.
Het New Horizons-team is in 2011 begonnen met het zoeken naar geschikte Kuipergordelobjecten. Dat leverde tientallen ontdekkingen op, maar geen ervan lag binnen het bereik van de ruimtesonde. Dat er nu alsnog een paar veelbelovende kandidaten zijn opgespoord, is dan ook een hele opluchting.
De drie nieuwe Kuipergordelobjecten bevinden zich anderhalf miljard kilometer voorbij Pluto – een afstand die New Horizons in drie tot vier jaar kan overbruggen. NASA zal overigens nog toestemming moeten geven voor het verlengen van de missie. (EE)
De Hubble Space Telescope gaat op zoek naar ijsdwergen buiten de baan van Neptunus die dienst kunnen doen als reisdoel voor de Amerikaanse ruimtesonde New Horizons. New Horizons werd in januari 2006 gelanceerd en zal in de zomer van 2015 langs de dwergplaneet Pluto en zijn grote maan Charon vliegen. Het is altijd de bedoeling geweest dat de ruimtesonde daarna één of twee ijsdwergen in de Kuipergordel van nabij bestudeert - kleine ijzige hemellichamen die dateren uit de ontstaansperiode van het zonnestelsel. Geschikte reisdoelen zijn tot op heden echter nog niet gevonden.
\r\nBinnenkort wordt met de Hubbletelescoop een testprogramma uitgevoerd om te onderzoeken of hij inderdaad geschikt is voor het opsporen van de kleine, extreem lichtzwakke hemellichamen. Als die test slaagt, zal een uitgebreider zoekprogramma worden opgezet. (GS)
De Hubble Space Telescope gaat op zoek naar ijsdwergen buiten de baan van Neptunus die dienst kunnen doen als reisdoel voor de Amerikaanse ruimtesonde New Horizons. New Horizons werd in januari 2006 gelanceerd en zal in de zomer van 2015 langs de dwergplaneet Pluto en zijn grote maan Charon vliegen. Het is altijd de bedoeling geweest dat de ruimtesonde daarna één of twee ijsdwergen in de Kuipergordel van nabij bestudeert - kleine ijzige hemellichamen die dateren uit de ontstaansperiode van het zonnestelsel. Geschikte reisdoelen zijn tot op heden echter nog niet gevonden.
\r\nBinnenkort wordt met de Hubbletelescoop een testprogramma uitgevoerd om te onderzoeken of hij inderdaad geschikt is voor het opsporen van de kleine, extreem lichtzwakke hemellichamen. Als die test slaagt, zal een uitgebreider zoekprogramma worden opgezet. (GS)
De ijsdwergen in de Kuipergordel, buiten de baan van Neptunus, vertonen een enorme verscheidenheid aan oppervlakte-eigenschappen. Dat blijkt uit metingen die tussen 2009 en 2013 zijn verricht door de Europese infraroodruimtetelescoop Herschel.
\r\nIJsdwergen zijn relatief kleine hemellichamen die dateren uit de ontstaansperiode van het zonnestelsel. De dwergplaneten Pluto en Eris zijn de grootste (middellijn ca. 2350 km); inmiddels zijn er ca. 1400 bekend. Herschel heeft van 132 ijsdwergen de infraroodhelderheid op verschillende golflengten bepaald. Daaruit kan de middellijn van zo'n object worden afgeleid, en door die te vergelijken met de waargenomen (optische) helderheid is dan ook het reflecterend vermogen van het oppervlak bekend.
\r\nIn de afbeelding zijn de 132 ijsdwergen (de kleinste is ca. 50 km in middellijn) op schaal weergegeven, waarbij ook de kleur en de helderheid in beeld is gebracht. De donkere exemplaren hebben vermoedelijk een oppervlak waarop organische verbindingen voorkomen; de sterk reflecterende exemplaren hebben een oppervlak dat voornamelijk uit ijs bestaat. Twee ijsdwergen, Haumea en Varuna, hebben een duidelijk langgerekte vorm. (GS)
De ijsdwergen in de Kuipergordel, buiten de baan van Neptunus, vertonen een enorme verscheidenheid aan oppervlakte-eigenschappen. Dat blijkt uit metingen die tussen 2009 en 2013 zijn verricht door de Europese infraroodruimtetelescoop Herschel.
\r\nIJsdwergen zijn relatief kleine hemellichamen die dateren uit de ontstaansperiode van het zonnestelsel. De dwergplaneten Pluto en Eris zijn de grootste (middellijn ca. 2350 km); inmiddels zijn er ca. 1400 bekend. Herschel heeft van 132 ijsdwergen de infraroodhelderheid op verschillende golflengten bepaald. Daaruit kan de middellijn van zo'n object worden afgeleid, en door die te vergelijken met de waargenomen (optische) helderheid is dan ook het reflecterend vermogen van het oppervlak bekend.
\r\nIn de afbeelding zijn de 132 ijsdwergen (de kleinste is ca. 50 km in middellijn) op schaal weergegeven, waarbij ook de kleur en de helderheid in beeld is gebracht. De donkere exemplaren hebben vermoedelijk een oppervlak waarop organische verbindingen voorkomen; de sterk reflecterende exemplaren hebben een oppervlak dat voornamelijk uit ijs bestaat. Twee ijsdwergen, Haumea en Varuna, hebben een duidelijk langgerekte vorm. (GS)
Over dik een jaar scheert de Amerikaanse ruimtesonde New Horizons met een snelheid van 50.000 km/uur langs de verre dwergplaneet Pluto en zijn manen. Na die korte ontmoeting dringt de ruimtesonde dieper de Kuipergordel in – de gordel van ijsachtige planetoïden aan de rand van ons zonnestelsel. Indien mogelijk zou hij ook nog een van die Kuipergordelobjecten moeten bezoeken. Maar tot nu toe is geen geschikt tweede reisdoel gevonden...
Toen New Horizons in 2006 werd gelanceerd was NASA er vast van overtuigd dat er uiterlijk halverwege dit jaar wel een Kuipergordelobject gevonden zou zijn dat zich binnen het bereik van de ruimtesonde zou bevinden. Grondige zoekacties met de 8,2-meter Subaru-telescoop op Hawaï en de 6,5-meter Magellan-telescoop in Chili hebben inderdaad tientallen nieuwe ‘KBO’s’ opgeleverd. Maar geen van alle zijn bereikbaar voor New Horizons.
Helemaal hopeloos is de zaak nog niet. De komende maanden zal de zoektocht worden voortgezet – niet alleen met Subaru en Magellan, maar mogelijk ook met de Hubble-ruimtetelescoop. Met name die laatste zou de kans op het vinden van een geschikt tweede reisdoel voor New Horizons aanzienlijk vergroten. Of de noodzakelijke waarnemingen in het toch al zwaar overboekte schema van de ruimtetelescoop passen is echter onzeker.
In het ergste geval zal New Horizons straks alleen van grote afstand naar andere KBO’s kunnen kijken. Een schrale troost misschien, maar zelfs met zijn kleine 21-centimeter telescoop ziet de ruimtesonde dan altijd nog meer dan de ruim tien keer zo grote Hubble-ruimtetelescoop, die om de aarde cirkelt. (EE)
Over dik een jaar scheert de Amerikaanse ruimtesonde New Horizons met een snelheid van 50.000 km/uur langs de verre dwergplaneet Pluto en zijn manen. Na die korte ontmoeting dringt de ruimtesonde dieper de Kuipergordel in – de gordel van ijsachtige planetoïden aan de rand van ons zonnestelsel. Indien mogelijk zou hij ook nog een van die Kuipergordelobjecten moeten bezoeken. Maar tot nu toe is geen geschikt tweede reisdoel gevonden...
Toen New Horizons in 2006 werd gelanceerd was NASA er vast van overtuigd dat er uiterlijk halverwege dit jaar wel een Kuipergordelobject gevonden zou zijn dat zich binnen het bereik van de ruimtesonde zou bevinden. Grondige zoekacties met de 8,2-meter Subaru-telescoop op Hawaï en de 6,5-meter Magellan-telescoop in Chili hebben inderdaad tientallen nieuwe ‘KBO’s’ opgeleverd. Maar geen van alle zijn bereikbaar voor New Horizons.
Helemaal hopeloos is de zaak nog niet. De komende maanden zal de zoektocht worden voortgezet – niet alleen met Subaru en Magellan, maar mogelijk ook met de Hubble-ruimtetelescoop. Met name die laatste zou de kans op het vinden van een geschikt tweede reisdoel voor New Horizons aanzienlijk vergroten. Of de noodzakelijke waarnemingen in het toch al zwaar overboekte schema van de ruimtetelescoop passen is echter onzeker.
In het ergste geval zal New Horizons straks alleen van grote afstand naar andere KBO’s kunnen kijken. Een schrale troost misschien, maar zelfs met zijn kleine 21-centimeter telescoop ziet de ruimtesonde dan altijd nog meer dan de ruim tien keer zo grote Hubble-ruimtetelescoop, die om de aarde cirkelt. (EE)
Sterrenkundigen hebben twee smalle, dunne ringen van ijs en gruis ontdekt rond Chariklo, een bevroren planetoïde in de buitendelen van het zonnestelsel. De ontdekking is vandaag gepubliceerd in Nature. Tot nu toe waren er alleen ringenstelsels bekend bij de reuzenplaneten Jupiter, Saturnus, Uranus en Neptunus.
\r\nChariklo, genoemd naar een nymf uit de Griekse mythologie, is 250 kilometer in middellijn en draait tussen de banen van Saturnus en Uranus om de zon. Vermoedelijk is hij afkomstig uit de Kuipergordel – de brede zone van ijsdwergen en kometen buiten de baan van Neptunus.
\r\nOp 3 juni 2013 bewoog Chariklo voor een verre ster langs, die daardoor een paar seconden aan het zicht werd onttrokken. Vlak voor die sterbedekking floepte de ster nóg twee keer heel kort uit en weer aan. Vlak ná de bedekking gebeurde dat opnieuw. Uit de metingen, verricht met een Deense telescoop op de La Silla-sterrenwacht in Chili, blijkt dat de twee ringen 3 en 7 kilometer breed zijn. De lege ruimte tussen de twee ringen is 9 kilometer breed.
\r\nVeel planetoïden en ijsdwergen worden vergezeld door een maantje, maar nooit eerder zijn er ringen rond zo’n klein hemellichaam ontdekt. Hoe de ringen van Chariklo zijn ontstaan is onbekend. Misschien gaat het om materiaal dat bij een inslag de ruimte in werd geslingerd, of om de brokstukken van een maan die door een komeet werd geraakt.
\r\nDat de ringen zo scherp begrensd zijn doet vermoeden dat ze ‘in vorm’ gehouden worden door de zwaartekracht van enkele kleine maantjes, met afmetingen van een paar kilometer.
\r\nDe ontdekking van onverwachte objecten en structuren in de buitendelen van het zonnestelsel (zie kader) kan informatie opleveren over ontstaan en evolutie van de planeten.
\r\nOverigens werden enkele jaren geleden al merkwaardige helderheidsvariaties van Chariklo ontdekt. Die zijn nu goed te verklaren: in 2008 keken we vanaf de aarde van opzij tegen het ijzige ringenstelsel aan, waardoor het hemellichaam een tijd lang zwakker was dan normaal.
\r\nKader - Nog een verre verrasing
Nature publiceert deze week nog een verrassende ontdekking in de buitendelen van het zonnestelsel: een klein, ijzig hemellichaam (2012 VP113 geheten) waarvan de wijde, langgerekte baan ver buiten de Kuipergordel ligt. De ijsdwerg komt nooit dichter bij de zon dan 12 miljard kilometer; in het verste punt van zijn baan staat hij zelfs op 40 miljard kilometer afstand. Tot nu toe was slechts één zo’n buitenbeentje bekend (Sedna); de ontdekkers vermoeden nu dat er sprake is van een kolossale familie van soortgelijke objecten. Sommige van die objecten zouden duizenden kilometers groot kunnen zijn. (GS)
Sterrenkundigen hebben twee smalle, dunne ringen van ijs en gruis ontdekt rond Chariklo, een bevroren planetoïde in de buitendelen van het zonnestelsel. De ontdekking is vandaag gepubliceerd in Nature. Tot nu toe waren er alleen ringenstelsels bekend bij de reuzenplaneten Jupiter, Saturnus, Uranus en Neptunus.
\r\nChariklo, genoemd naar een nymf uit de Griekse mythologie, is 250 kilometer in middellijn en draait tussen de banen van Saturnus en Uranus om de zon. Vermoedelijk is hij afkomstig uit de Kuipergordel – de brede zone van ijsdwergen en kometen buiten de baan van Neptunus.
\r\nOp 3 juni 2013 bewoog Chariklo voor een verre ster langs, die daardoor een paar seconden aan het zicht werd onttrokken. Vlak voor die sterbedekking floepte de ster nóg twee keer heel kort uit en weer aan. Vlak ná de bedekking gebeurde dat opnieuw. Uit de metingen, verricht met een Deense telescoop op de La Silla-sterrenwacht in Chili, blijkt dat de twee ringen 3 en 7 kilometer breed zijn. De lege ruimte tussen de twee ringen is 9 kilometer breed.
\r\nVeel planetoïden en ijsdwergen worden vergezeld door een maantje, maar nooit eerder zijn er ringen rond zo’n klein hemellichaam ontdekt. Hoe de ringen van Chariklo zijn ontstaan is onbekend. Misschien gaat het om materiaal dat bij een inslag de ruimte in werd geslingerd, of om de brokstukken van een maan die door een komeet werd geraakt.
\r\nDat de ringen zo scherp begrensd zijn doet vermoeden dat ze ‘in vorm’ gehouden worden door de zwaartekracht van enkele kleine maantjes, met afmetingen van een paar kilometer.
\r\nDe ontdekking van onverwachte objecten en structuren in de buitendelen van het zonnestelsel (zie kader) kan informatie opleveren over ontstaan en evolutie van de planeten.
\r\nOverigens werden enkele jaren geleden al merkwaardige helderheidsvariaties van Chariklo ontdekt. Die zijn nu goed te verklaren: in 2008 keken we vanaf de aarde van opzij tegen het ijzige ringenstelsel aan, waardoor het hemellichaam een tijd lang zwakker was dan normaal.
\r\nKader - Nog een verre verrasing
Nature publiceert deze week nog een verrassende ontdekking in de buitendelen van het zonnestelsel: een klein, ijzig hemellichaam (2012 VP113 geheten) waarvan de wijde, langgerekte baan ver buiten de Kuipergordel ligt. De ijsdwerg komt nooit dichter bij de zon dan 12 miljard kilometer; in het verste punt van zijn baan staat hij zelfs op 40 miljard kilometer afstand. Tot nu toe was slechts één zo’n buitenbeentje bekend (Sedna); de ontdekkers vermoeden nu dat er sprake is van een kolossale familie van soortgelijke objecten. Sommige van die objecten zouden duizenden kilometers groot kunnen zijn. (GS)
Sterrenkundigen hebben twee dunne ringen van ijs en gruis ontdekt rond de verre planetoïde Chariklo. Tot nu toe waren alleen ringenstelsels bekend rond de reuzenplaneten Jupiter, Saturnus, Uranus en Neptunus. De ringen van Chariklo zijn vermoedelijk ontstaan door een kosmische botsing. De ontdekking wordt deze week beschreven in Nature.
\r\nDe schitterende ring van Saturnus, die ook uit rotsblokken en ijsklompen bestaat, werd voor het eerst als zodanig herkend door de Nederlandse astronoom Christiaan Huygens. Pas in de afgelopen decennia is ontdekt dat ook de andere drie reuzenplaneten ringenstelsels hebben. Jupiter heeft een ijle ring van stofdeeltjes; Uranus en Neptunus hebben smalle ringen van donkere brokstukken.
\r\nDat ook de ijzige planetoïde Chariklo twee smalle ringen heeft, bleek op 3 juni 2013. Gezien vanuit Zuid-Amerika bewoog Chariklo toen voor een ver verwijderde, zwakke ster langs. Op zeven verschillende locaties, onder andere op de Europese La Silla-sterrenwacht in Chili, werd de sterbedekking waargenomen. Vlak voor en vlak na de eigenlijke bedekking door Chariklo floepte de ster nog twee keer heel kort uit en weer aan. Op soortgelijke wijze werd 37 jaar geleden ook het ringenstelsel van Uranus ontdekt. De waarnemingen op La Silla zijn verricht door een Ierse camera op de Deense 1,5-meter telescoop, en door de Belgisch-Zwitserse TRAPPIST-telescoop.
\r\nUit de metingen blijkt dat de ringen een breedte hebben van slechts 3 en 7 kilometer. Tussen de twee ringen bevindt zich een 9 km brede opening. De ringen zijn hooguit een paar honderd meter dik. Ze bevinden zich op enkele honderden kilometers boven het oppervlak van Chariklo.
\r\nChariklo is een zogeheten centaur: planetoïden die zich tussen de banen van de reuzenplaneten Jupiter en Neptunus bevinden, in betrekkelijk instabiele banen. Met zijn middellijn van 250 kilometer is Chariklo de grootste centaur; de afstand tot de aarde bedraagt ongeveer 2 miljard kilometer. Centaurs zijn vermoedelijk afkomstig uit de Kuipergordel, de brede band van ijsdwergen en kometen buiten de baan van Neptunus, waartoe ook de dwergplaneet Pluto behoort. Algemeen wordt aangenomen dat ze een vrij poreuze, ijzige samenstelling hebben.
\r\nDat de ringen van Chariklo zo scherp zijn begrensd, wijst erop dat er ook kleine maantjes rond het hemellichaam moeten draaien, die met hun zwaartekracht de ringen 'in vorm' houden.
\r\nOver het ontstaan van het opmerkelijke ringenstelsel is weinig met zekerheid bekend; vermoedelijk gaat het om materiaal dat bij een kosmische botsing van het oppervlak van Chariklo is weggeslagen. In de toekomst zullen de ringdeeltjes mogelijk samenklonteren tot een groter maantje met een middellijn van ca. 2 kilometer.
\r\nBraziliaanse astronomen hebben de twee ringen voorlopig Oiapoque en Chuí genoemd, naar twee rivieren in het uiterste zuiden en noorden van Brazilië. Die namen zijn echter nog niet officieel erkend door de Internationale Astronomische Unie. (GS)
Sterrenkundigen hebben twee dunne ringen van ijs en gruis ontdekt rond de verre planetoïde Chariklo. Tot nu toe waren alleen ringenstelsels bekend rond de reuzenplaneten Jupiter, Saturnus, Uranus en Neptunus. De ringen van Chariklo zijn vermoedelijk ontstaan door een kosmische botsing. De ontdekking wordt deze week beschreven in Nature.
\r\nDe schitterende ring van Saturnus, die ook uit rotsblokken en ijsklompen bestaat, werd voor het eerst als zodanig herkend door de Nederlandse astronoom Christiaan Huygens. Pas in de afgelopen decennia is ontdekt dat ook de andere drie reuzenplaneten ringenstelsels hebben. Jupiter heeft een ijle ring van stofdeeltjes; Uranus en Neptunus hebben smalle ringen van donkere brokstukken.
\r\nDat ook de ijzige planetoïde Chariklo twee smalle ringen heeft, bleek op 3 juni 2013. Gezien vanuit Zuid-Amerika bewoog Chariklo toen voor een ver verwijderde, zwakke ster langs. Op zeven verschillende locaties, onder andere op de Europese La Silla-sterrenwacht in Chili, werd de sterbedekking waargenomen. Vlak voor en vlak na de eigenlijke bedekking door Chariklo floepte de ster nog twee keer heel kort uit en weer aan. Op soortgelijke wijze werd 37 jaar geleden ook het ringenstelsel van Uranus ontdekt. De waarnemingen op La Silla zijn verricht door een Ierse camera op de Deense 1,5-meter telescoop, en door de Belgisch-Zwitserse TRAPPIST-telescoop.
\r\nUit de metingen blijkt dat de ringen een breedte hebben van slechts 3 en 7 kilometer. Tussen de twee ringen bevindt zich een 9 km brede opening. De ringen zijn hooguit een paar honderd meter dik. Ze bevinden zich op enkele honderden kilometers boven het oppervlak van Chariklo.
\r\nChariklo is een zogeheten centaur: planetoïden die zich tussen de banen van de reuzenplaneten Jupiter en Neptunus bevinden, in betrekkelijk instabiele banen. Met zijn middellijn van 250 kilometer is Chariklo de grootste centaur; de afstand tot de aarde bedraagt ongeveer 2 miljard kilometer. Centaurs zijn vermoedelijk afkomstig uit de Kuipergordel, de brede band van ijsdwergen en kometen buiten de baan van Neptunus, waartoe ook de dwergplaneet Pluto behoort. Algemeen wordt aangenomen dat ze een vrij poreuze, ijzige samenstelling hebben.
\r\nDat de ringen van Chariklo zo scherp zijn begrensd, wijst erop dat er ook kleine maantjes rond het hemellichaam moeten draaien, die met hun zwaartekracht de ringen 'in vorm' houden.
\r\nOver het ontstaan van het opmerkelijke ringenstelsel is weinig met zekerheid bekend; vermoedelijk gaat het om materiaal dat bij een kosmische botsing van het oppervlak van Chariklo is weggeslagen. In de toekomst zullen de ringdeeltjes mogelijk samenklonteren tot een groter maantje met een middellijn van ca. 2 kilometer.
\r\nBraziliaanse astronomen hebben de twee ringen voorlopig Oiapoque en Chuí genoemd, naar twee rivieren in het uiterste zuiden en noorden van Brazilië. Die namen zijn echter nog niet officieel erkend door de Internationale Astronomische Unie. (GS)
Reuzenplaneten waren er al. Neem Jupiter: bijna elf keer de middellijn van de aarde. Sinds een paar jaar kent de sterrenkunde ook dwergplaneten. Die zijn eh... klein dus. Logisch. Eind 2014 gaat de term ‘dwergplaneet’ vaak vallen, dus wen er maar vast aan. Hoewel: er zijn planeetonderzoekers die hopen dat het woord juist gaat sneuvelen. Dan zijn we er straks weer van af.
\r\nAls dwergplaneet zit je een beetje tussen de planetoïden en de ‘echte’ planeten in. Om erbij te horen moet je in elk geval zó groot en zwaar zijn dat je vorm bepaald wordt door de zwaartekracht. In vakjargon: je bent in hydrostatisch evenwicht. Bolvormig dus, of – als je heel snel ronddraait – een beetje afgeplat.
\r\nMaar je mag ook weer niet té groot zijn. Dan veeg je met je zwaartekracht je eigen baanomgeving rond de zon schoon. Als dát het geval is, hoor je bij de ‘officiële’ planeten. Anders gezegd: dwergplaneten delen hun baanomgeving altijd met andere (vaak kleinere) hemellichamen. Ze maken deel uit van een familie.
\r\nIngewikkeld allemaal. En eigenlijk alleen maar bedacht, in 2006 door de Internationale Astronomische Unie, om Pluto te degraderen van de kleinste planeet tot de ‘koning’ van de dwergplaneten. Want in de baanomgeving van Pluto, aan de rand van het zonnestelsel, bleken nog veel meer ijzige hemellichamen rond te cirkelen. Die kun je moeilijk allemaal planeten noemen. En dan kun je Pluto met goed fatsoen geen voorkeursbehandeling geven. De nieuwe categorie ‘dwergplaneet’ was een pleister op de wonde.
\r\nDe grootste planetoïde, Ceres, die tussen Mars en Jupiter zijn baantjes rond de zon trekt, is ook bolvormig onder zijn eigen gewicht. 950 kilometer in middellijn meet-ie. Ook een dwergplaneet dus. De Amerikaanse ruimtesonde Dawn is er naar op weg. Eind dit jaar mogen we de eerste foto’s verwachten.
\r\nDan zal ook de discussie over het gebruik van de term ‘dwergplaneet’ wel weer losbarsten. Zelfs de kleinere planetoïde Vesta, vorig jaar bestudeerd door Dawn, had verrassende planeetachtige trekjes, zoals sporen van vulkanische activiteit. Dat geldt ongetwijfeld voor Ceres ook. Die heeft misschien zelfs een ondergrondse oceaan, een heel ijle dampkring en een maan.
\r\nDe lobby om Pluto zijn planeetstatus weer terug te geven is sinds 2006 nooit echt verstomd. Het onderzoek aan Ceres kan de kwestie weer op scherp zetten.
\r\nOverigens: taalkundig is er natuurlijk niks aan de hand. Een keukenstoel is een stoel. Een regenjas is een jas. Een dwergplaneet is gewoon een planeet. Toch?
"}], "gli_item": {"publishers": [{"date": "2012-09-23 15:16:01", "url": "http://www.volkskrant.nl", "type": "publisher", "title": "de Volkskrant"}], "script_content": "", "end_date": null, "title": "Buzzword 2014: Dwergplaneet", "pk_id": 36004, "tags": [{"type": "sitetag", "title": "Planetoïden"}, {"type": "sitetag", "title": "IJsdwergen"}], "excerpt": "Reuzenplaneten waren er al. Neem Jupiter: bijna elf keer de middellijn van de aarde. Sinds een paar jaar kent de sterrenkunde ook dwergplaneten. Die zijn eh... klein dus. Logisch. Eind 2014 gaat de term ‘dwergplaneet’ vaak vallen, dus wen er maar vast aan. Hoewel: er zijn planeetonderzoekers die hopen dat het woord juist gaat sneuvelen. Dan zijn we er straks weer van af.
\r\nAls dwergplaneet zit je een beetje tussen de planetoïden en de ‘echte’ planeten in. Om erbij te horen moet je in elk geval zó groot en zwaar zijn dat je vorm bepaald wordt door de zwaartekracht. In vakjargon: je bent in hydrostatisch evenwicht. Bolvormig dus, of – als je heel snel ronddraait – een beetje afgeplat.
\r\nMaar je mag ook weer niet té groot zijn. Dan veeg je met je zwaartekracht je eigen baanomgeving rond de zon schoon. Als dát het geval is, hoor je bij de ‘officiële’ planeten. Anders gezegd: dwergplaneten delen hun baanomgeving altijd met andere (vaak kleinere) hemellichamen. Ze maken deel uit van een familie.
\r\nIngewikkeld allemaal. En eigenlijk alleen maar bedacht, in 2006 door de Internationale Astronomische Unie, om Pluto te degraderen van de kleinste planeet tot de ‘koning’ van de dwergplaneten. Want in de baanomgeving van Pluto, aan de rand van het zonnestelsel, bleken nog veel meer ijzige hemellichamen rond te cirkelen. Die kun je moeilijk allemaal planeten noemen. En dan kun je Pluto met goed fatsoen geen voorkeursbehandeling geven. De nieuwe categorie ‘dwergplaneet’ was een pleister op de wonde.
\r\nDe grootste planetoïde, Ceres, die tussen Mars en Jupiter zijn baantjes rond de zon trekt, is ook bolvormig onder zijn eigen gewicht. 950 kilometer in middellijn meet-ie. Ook een dwergplaneet dus. De Amerikaanse ruimtesonde Dawn is er naar op weg. Eind dit jaar mogen we de eerste foto’s verwachten.
\r\nDan zal ook de discussie over het gebruik van de term ‘dwergplaneet’ wel weer losbarsten. Zelfs de kleinere planetoïde Vesta, vorig jaar bestudeerd door Dawn, had verrassende planeetachtige trekjes, zoals sporen van vulkanische activiteit. Dat geldt ongetwijfeld voor Ceres ook. Die heeft misschien zelfs een ondergrondse oceaan, een heel ijle dampkring en een maan.
\r\nDe lobby om Pluto zijn planeetstatus weer terug te geven is sinds 2006 nooit echt verstomd. Het onderzoek aan Ceres kan de kwestie weer op scherp zetten.
\r\nOverigens: taalkundig is er natuurlijk niks aan de hand. Een keukenstoel is een stoel. Een regenjas is een jas. Een dwergplaneet is gewoon een planeet. Toch?
", "slug": "buzzword-2014-dwergplaneet", "language": "nl", "end_date_tuple": [], "sources": [], "location": [], "start_date_tuple": [2013, 12, 28, 20, 9, 17], "auto_excerpt": true, "type": "genericlistitem", "start_date": "2013-12-28 20:09:17", "categories": [], "view": "article"}, "title": "Buzzword 2014: Dwergplaneet"}, {"url": "/actueel/nieuws/_detail/gli/verre-ijsdwerg-lichter-dan-water/", "items": [{"term": "IJsdwergen", "excerpt": "Het in 2002 ontdekte Kuipergordelobject 2002 UX25 heeft een geringere dichtheid dan water. Tot die conclusie komt Michael Brown, planeetwetenschapper aan het California Institute of Technology, na onderzoek van het verre hemellichaam. Gezien de grootte van het object – ongeveer 650 kilometer – is die lage dichtheid verrassend: tot nu toe gingen astronomen ervan uit dat alleen Kuipergordelobjecten kleiner dan 350 kilometer lichter dan water konden zijn.
De Kuipergordel is een grote verzameling van ijsachtige hemellichamen (o.a. kometen en dwergplaneten) die voorbij de omloopbaan van de planeet Neptunus om de zon cirkelen. Aangenomen wordt dat deze objecten op dezelfde manier zijn ontstaan als de planeten: door het samenklonteren van materiaal dat kort na het ontstaan van het zonnestelsel rond de zon achterbleef.
Volgens de meest gangbare modellen hebben kleine Kuipergordelobjecten een geringe gemiddelde dichtheid, omdat zij poreus zijn. Grotere objecten van dit type zouden zijn ontstaan door onderlinge botsingen van kleinere exemplaren en daardoor onvermijdelijk compacter zijn geworden. Maar 2002 UX25 lijkt zich daar niet aan te houden.
Het heeft er dus alle schijn van dat de dichtheid van een Kuipergordelobject niet wordt bepaald door zijn afmetingen. De ontdekking dat ze allemaal even poreus zijn, heeft al tot nieuwe theorieën geleid. Volgens sommige wetenschappers is het denkbaar dat de verre hemellichamen niet gelijktijdig met de planeten zijn gevormd, maar éérder. Na het ontstaan van de planeten zouden hun banen zodanig zijn verstoord, dat het tot tal van onderlinge botsingen kwam, waardoor de Kuipergordelobjecten in brokstukken van verschillende afmetingen uiteenvielen. (EE)
Het in 2002 ontdekte Kuipergordelobject 2002 UX25 heeft een geringere dichtheid dan water. Tot die conclusie komt Michael Brown, planeetwetenschapper aan het California Institute of Technology, na onderzoek van het verre hemellichaam. Gezien de grootte van het object – ongeveer 650 kilometer – is die lage dichtheid verrassend: tot nu toe gingen astronomen ervan uit dat alleen Kuipergordelobjecten kleiner dan 350 kilometer lichter dan water konden zijn.
De Kuipergordel is een grote verzameling van ijsachtige hemellichamen (o.a. kometen en dwergplaneten) die voorbij de omloopbaan van de planeet Neptunus om de zon cirkelen. Aangenomen wordt dat deze objecten op dezelfde manier zijn ontstaan als de planeten: door het samenklonteren van materiaal dat kort na het ontstaan van het zonnestelsel rond de zon achterbleef.
Volgens de meest gangbare modellen hebben kleine Kuipergordelobjecten een geringe gemiddelde dichtheid, omdat zij poreus zijn. Grotere objecten van dit type zouden zijn ontstaan door onderlinge botsingen van kleinere exemplaren en daardoor onvermijdelijk compacter zijn geworden. Maar 2002 UX25 lijkt zich daar niet aan te houden.
Het heeft er dus alle schijn van dat de dichtheid van een Kuipergordelobject niet wordt bepaald door zijn afmetingen. De ontdekking dat ze allemaal even poreus zijn, heeft al tot nieuwe theorieën geleid. Volgens sommige wetenschappers is het denkbaar dat de verre hemellichamen niet gelijktijdig met de planeten zijn gevormd, maar éérder. Na het ontstaan van de planeten zouden hun banen zodanig zijn verstoord, dat het tot tal van onderlinge botsingen kwam, waardoor de Kuipergordelobjecten in brokstukken van verschillende afmetingen uiteenvielen. (EE)
De geheimzinnige centauren, kleine hemellichamen die tussen de banen van Jupiter en Neptunus om de zon cirkelen, zijn grotendeels ontmaskerd. Waarnemingen met de Amerikaanse infraroodsatelliet WISE wijzen erop dat de meeste centauren kometen zijn.
Tot nu toe wisten astronomen niet zeker of de centauren planetoïden waren die uit het binnenste deel van het zonnestelsel waren weggeslingerd of kometen die vanuit de verten van het zonnestelsel juist richting zon waren gemigreerd. Duidelijk was wel dat ten minste een aantal van deze objecten ‘komeetgedrag’ vertoont: ze zijn omgeven door stof dat ze zelf hebben uitgestoten.
De nieuwe waarnemingen laten nu zien dat twee op de drie centauren een donker blauwgrijs oppervlak hebben. Ook dat is kenmerkend voor komeetachtige objecten: die bestaan grotendeels uit ijs, maar zijn wel met een laagje roet bedekt. Planetoïden zijn doorgaans lichter en/of roder van tint.
Helemaal opgelost is het raadsel van de centauren echter nog niet. Want van één op de drie is de oorsprong nog steeds niet helemaal duidelijk. (EE)
De geheimzinnige centauren, kleine hemellichamen die tussen de banen van Jupiter en Neptunus om de zon cirkelen, zijn grotendeels ontmaskerd. Waarnemingen met de Amerikaanse infraroodsatelliet WISE wijzen erop dat de meeste centauren kometen zijn.
Tot nu toe wisten astronomen niet zeker of de centauren planetoïden waren die uit het binnenste deel van het zonnestelsel waren weggeslingerd of kometen die vanuit de verten van het zonnestelsel juist richting zon waren gemigreerd. Duidelijk was wel dat ten minste een aantal van deze objecten ‘komeetgedrag’ vertoont: ze zijn omgeven door stof dat ze zelf hebben uitgestoten.
De nieuwe waarnemingen laten nu zien dat twee op de drie centauren een donker blauwgrijs oppervlak hebben. Ook dat is kenmerkend voor komeetachtige objecten: die bestaan grotendeels uit ijs, maar zijn wel met een laagje roet bedekt. Planetoïden zijn doorgaans lichter en/of roder van tint.
Helemaal opgelost is het raadsel van de centauren echter nog niet. Want van één op de drie is de oorsprong nog steeds niet helemaal duidelijk. (EE)
Een nieuwe computersimulatie van de atmosfeer van Pluto laat zien dat deze zich mogelijk tot op grote afstand van de dwergplaneet uitstrekt. Het model voorspelt dat de hoogste regionen van atmosfeer tot halverwege Charon, Pluto's grootste maan, reiken. En verdwaalde atmosferische moleculen zouden zelfs door deze maan kunnen worden opgepikt.
De ijle atmosfeer van Pluto bestaat grotendeels uit methaan, stikstof en koolmonoxide – gassen die waarschijnlijk zijn vrijgekomen bij de verdamping van oppervlakte-ijs tijdens de perioden dat de afstand van de dwergplaneet tot de zon relatief klein is. Dat laatste is ook nu nog het geval, want Pluto bereikte zijn kleinste afstand tot de zon in 1989 en is door zijn trage baanbeweging nog niet ver opgeschoten.
Het is niet eenvoudig om te voorspellen hoe zo'n ijle atmosfeer zich onder zulke omstandigheden gedraagt. De Pluto-atmosfeer wordt opgewarmd door infrarode en ultraviolette straling van de zon. De ultraviolette straling kan niet erg diep in de atmosfeer doordringen en speelt dus geen grote rol bij de opwarming van de onderste 'luchtlaag'.
Hogerop is het juist de uv-straling die de atmosferische moleculen beïnvloedt. Tot op zekere hoogte dan. Want helemaal bovenin, in de zogeheten exosfeer, is de Pluto-atmosfeer zó ijl dat er praktisch geen botsingen tussen moleculen meer plaatsvinden. Onduidelijk is echter op welke hoogte die exosfeer begint, en dat maakt voorspellingen voor de omvang van de atmosfeer heel onzeker.
Desalniettemin presenteerden wetenschappers van de universiteit van Virginia vorig jaar een model dat een schatting gaf van de uitgestrektheid van de Pluto-atmosfeer tijdens jaren dat de activiteit van de zon gering is en Pluto relatief weinig zonnewarmte ontvangt. Nu is dat model uitgebreid voor perioden van gemiddelde en hoge zonneactiviteit. En daaruit blijkt dat de atmosfeer van de verre, ijskoude dwergplaneet wel eens omvangrijker kan zijn dan gedacht. (EE)
Een nieuwe computersimulatie van de atmosfeer van Pluto laat zien dat deze zich mogelijk tot op grote afstand van de dwergplaneet uitstrekt. Het model voorspelt dat de hoogste regionen van atmosfeer tot halverwege Charon, Pluto's grootste maan, reiken. En verdwaalde atmosferische moleculen zouden zelfs door deze maan kunnen worden opgepikt.
De ijle atmosfeer van Pluto bestaat grotendeels uit methaan, stikstof en koolmonoxide – gassen die waarschijnlijk zijn vrijgekomen bij de verdamping van oppervlakte-ijs tijdens de perioden dat de afstand van de dwergplaneet tot de zon relatief klein is. Dat laatste is ook nu nog het geval, want Pluto bereikte zijn kleinste afstand tot de zon in 1989 en is door zijn trage baanbeweging nog niet ver opgeschoten.
Het is niet eenvoudig om te voorspellen hoe zo'n ijle atmosfeer zich onder zulke omstandigheden gedraagt. De Pluto-atmosfeer wordt opgewarmd door infrarode en ultraviolette straling van de zon. De ultraviolette straling kan niet erg diep in de atmosfeer doordringen en speelt dus geen grote rol bij de opwarming van de onderste 'luchtlaag'.
Hogerop is het juist de uv-straling die de atmosferische moleculen beïnvloedt. Tot op zekere hoogte dan. Want helemaal bovenin, in de zogeheten exosfeer, is de Pluto-atmosfeer zó ijl dat er praktisch geen botsingen tussen moleculen meer plaatsvinden. Onduidelijk is echter op welke hoogte die exosfeer begint, en dat maakt voorspellingen voor de omvang van de atmosfeer heel onzeker.
Desalniettemin presenteerden wetenschappers van de universiteit van Virginia vorig jaar een model dat een schatting gaf van de uitgestrektheid van de Pluto-atmosfeer tijdens jaren dat de activiteit van de zon gering is en Pluto relatief weinig zonnewarmte ontvangt. Nu is dat model uitgebreid voor perioden van gemiddelde en hoge zonneactiviteit. En daaruit blijkt dat de atmosfeer van de verre, ijskoude dwergplaneet wel eens omvangrijker kan zijn dan gedacht. (EE)
Astronomen hebben de ijskoude dwergplaneet Makemake waargenomen terwijl deze voor een verre ster langs schoof. Hierbij kon voor het eerst worden gecontroleerd of Makemake een atmosfeer heeft of niet (Nature, 22 november).
Makemake is ongeveer een derde kleiner dan de 'voormalige planeet' Pluto. Hij volgt een baan om de zon die voorbij die van Pluto ligt, maar binnen de omloopbaan van Eris, de zwaarste van de vijf bekende dwergplaneten in het zonnestelsel.
Eerdere waarnemingen hebben laten zien dat Makemake veel op zijn naaste buren lijkt. Sommige astronomen verwachtten dan ook dat zijn atmosfeer, indien aanwezig, op die van Pluto zou lijken. Maar het nieuwe onderzoek toont aan dat Makemake, net als Eris, geen atmosfeer van betekenis heeft.
Dat laatste blijkt uit het feit dat de ster tijdens zijn bedekking door Makemake heel abrupt uitdoofde en weer tevoorschijn kwam. Als de dwergplaneet een atmosfeer had gehad, zouden de helderheidsafname en -toename veel geleidelijker zijn gegaan.
Bij de sterbedekking zijn ook de afmetingen van Makemake nauwkeurig(er) gemeten. De dwergplaneet is niet volmaakt bolvormig, maar enigszins afgeplat aan zijn polen: zijn equatoriale middellijn is 1430 kilometer, zijn polaire middellijn 1502 kilometer.
Ook hebben de astronomen vastgesteld dat Makemake een albedo van ongeveer 0,77 heeft. Dat betekent dat 77 procent van het weinige zonlicht dat zijn oppervlak bereikt wordt weerkaatst. Anders gezegd: het oppervlak van Makemake heeft zo ongeveer de helderheid van vuile sneeuw. (EE)
Astronomen hebben de ijskoude dwergplaneet Makemake waargenomen terwijl deze voor een verre ster langs schoof. Hierbij kon voor het eerst worden gecontroleerd of Makemake een atmosfeer heeft of niet (Nature, 22 november).
Makemake is ongeveer een derde kleiner dan de 'voormalige planeet' Pluto. Hij volgt een baan om de zon die voorbij die van Pluto ligt, maar binnen de omloopbaan van Eris, de zwaarste van de vijf bekende dwergplaneten in het zonnestelsel.
Eerdere waarnemingen hebben laten zien dat Makemake veel op zijn naaste buren lijkt. Sommige astronomen verwachtten dan ook dat zijn atmosfeer, indien aanwezig, op die van Pluto zou lijken. Maar het nieuwe onderzoek toont aan dat Makemake, net als Eris, geen atmosfeer van betekenis heeft.
Dat laatste blijkt uit het feit dat de ster tijdens zijn bedekking door Makemake heel abrupt uitdoofde en weer tevoorschijn kwam. Als de dwergplaneet een atmosfeer had gehad, zouden de helderheidsafname en -toename veel geleidelijker zijn gegaan.
Bij de sterbedekking zijn ook de afmetingen van Makemake nauwkeurig(er) gemeten. De dwergplaneet is niet volmaakt bolvormig, maar enigszins afgeplat aan zijn polen: zijn equatoriale middellijn is 1430 kilometer, zijn polaire middellijn 1502 kilometer.
Ook hebben de astronomen vastgesteld dat Makemake een albedo van ongeveer 0,77 heeft. Dat betekent dat 77 procent van het weinige zonlicht dat zijn oppervlak bereikt wordt weerkaatst. Anders gezegd: het oppervlak van Makemake heeft zo ongeveer de helderheid van vuile sneeuw. (EE)
Al geruime tijd is bekend dat enkele van de kleine, ijsachtige objecten buiten de Neptunusbaan enigszins afdwalen van de baan die ze zouden moeten volgen als de aantrekkingskrachten van alle bekende hemellichamen in rekening worden gebracht. Dat geldt onder meer voor de ijsdwerg Sedna, die een extreem langgerekte baan volgt.
Gomes kwam er achter dat de afwijkende baanbewegingen van deze objecten goed verklaarbaar zijn als hij een extra planeet aan zijn model toevoegde. Die planeet zou maximaal vier keer zo groot kunnen zijn als de aarde en in dat geval op een afstand van 225 miljard kilometer om de zon cirkelen. Maar het zou ook kunnen gaan om een veel kleiner object dat, net als Sedna, een zeer langgerekte omloopbaan heeft, maar altijd buiten de Neptunusbaan blijft.
En dan is er ook nog de mogelijkheid dat de banen van Sedna en de overige objecten al heel lang geleden verstoord zijn geraakt, toen een andere ster op relatief kleine afstand langs ons zonnestelsel trok. In dat geval is er geen extra planeet nodig om hun afwijkende banen te verklaren.
Planet X? New Evidence of an Unseen Planet at Solar System's Edge"}], "gli_item": {"publishers": [], "script_content": "", "end_date": null, "title": "Zonnestelsel misschien een planeet rijker", "pk_id": 34098, "tags": [{"type": "sitetag", "title": "Zon/Zonnestelsel"}, {"type": "sitetag", "title": "IJsdwergen"}], "excerpt": "In het buitengebied van ons zonnestelsel kan een nog onbekende planeet om de zon cirkelen. Dat concludeert de Braziliaanse astronoom Rodney Gomes uit modelberekeningen die bedoeld zijn om de bijzondere omloopbanen van enkele objecten voorbij de baan van de planeet Neptunus te kunnen verklaren. De vermeende planeet zou te ver verwijderd zijn van de aarde om gemakkelijk waarneembaar te zijn.
Al geruime tijd is bekend dat enkele van de kleine, ijsachtige objecten buiten de Neptunusbaan enigszins afdwalen van de baan die ze zouden moeten volgen als de aantrekkingskrachten van alle bekende hemellichamen in rekening worden gebracht. Dat geldt onder meer voor de ijsdwerg Sedna, die een extreem langgerekte baan volgt.
Gomes kwam er achter dat de afwijkende baanbewegingen van deze objecten goed verklaarbaar zijn als hij een extra planeet aan zijn model toevoegde. Die planeet zou maximaal vier keer zo groot kunnen zijn als de aarde en in dat geval op een afstand van 225 miljard kilometer om de zon cirkelen. Maar het zou ook kunnen gaan om een veel kleiner object dat, net als Sedna, een zeer langgerekte omloopbaan heeft, maar altijd buiten de Neptunusbaan blijft.
En dan is er ook nog de mogelijkheid dat de banen van Sedna en de overige objecten al heel lang geleden verstoord zijn geraakt, toen een andere ster op relatief kleine afstand langs ons zonnestelsel trok. In dat geval is er geen extra planeet nodig om hun afwijkende banen te verklaren.
Planet X? New Evidence of an Unseen Planet at Solar System's Edge", "slug": "zonnestelsel-misschien-een-planeet-rijker", "language": "en", "end_date_tuple": [], "sources": [{"date": "2012-09-23 12:13:11", "url": "http://allesoversterrenkunde.nl", "type": "source", "title": "allesoversterrenkunde.nl"}], "location": [], "start_date_tuple": [2012, 5, 22, 0, 0, 0], "auto_excerpt": false, "type": "genericlistitem", "start_date": "2012-05-22 00:00:00", "categories": [], "view": "index"}, "title": "Zonnestelsel misschien een planeet rijker"}, {"url": "/actueel/nieuws/_detail/gli/ruimtesonde-new-horizons-bereikt-mijlpaal/", "items": [{"term": "IJsdwergen", "excerpt": "De NASA-ruimtesonde New Horizons heeft op 2 december een bijzondere mijlpaal bereikt: nog nooit is een ruimtesonde zo dicht bij de dwergplaneet Pluto geweest. Erg dicht is hij zijn eindbestemming overigens nog niet genaderd, want zijn afstand tot Pluto bedraagt nog altijd anderhalf miljard kilometer.
Het heeft New Horizons, ondanks zijn kolossale snelheid van bijna een miljoen kilometer per dag, 2143 dagen gekost om dichter bij de verre dwergplaneet te komen dan de Voyager 1 in januari 1986. Zelf heeft de ruimtesonde daar trouwens niets van gemerkt, want hij bevindt zich momenteel in winterslaap om energie te sparen voor zijn grote ontmoeting met Pluto medio 2015.
Volgende maand zal New Horizons even worden gewekt om zijn systemen te testen. Spectaculaire foto's van Pluto zal dat echter nog niet opleveren: daarvoor is zijn afstand tot de dwergplaneet nog veel te groot. Pas vanaf 2014 kunnen opnamen worden gemaakt die details op de dwergplaneet laten zien.
New Horizons Becomes Closest Spacecraft to Approach Pluto"}], "gli_item": {"publishers": [], "script_content": "", "end_date": null, "title": "Ruimtesonde New Horizons bereikt mijlpaal", "pk_id": 33707, "tags": [{"type": "sitetag", "title": "IJsdwergen"}], "excerpt": "De NASA-ruimtesonde New Horizons heeft op 2 december een bijzondere mijlpaal bereikt: nog nooit is een ruimtesonde zo dicht bij de dwergplaneet Pluto geweest. Erg dicht is hij zijn eindbestemming overigens nog niet genaderd, want zijn afstand tot Pluto bedraagt nog altijd anderhalf miljard kilometer.
Het heeft New Horizons, ondanks zijn kolossale snelheid van bijna een miljoen kilometer per dag, 2143 dagen gekost om dichter bij de verre dwergplaneet te komen dan de Voyager 1 in januari 1986. Zelf heeft de ruimtesonde daar trouwens niets van gemerkt, want hij bevindt zich momenteel in winterslaap om energie te sparen voor zijn grote ontmoeting met Pluto medio 2015.
Volgende maand zal New Horizons even worden gewekt om zijn systemen te testen. Spectaculaire foto's van Pluto zal dat echter nog niet opleveren: daarvoor is zijn afstand tot de dwergplaneet nog veel te groot. Pas vanaf 2014 kunnen opnamen worden gemaakt die details op de dwergplaneet laten zien.
New Horizons Becomes Closest Spacecraft to Approach Pluto", "slug": "ruimtesonde-new-horizons-bereikt-mijlpaal", "language": "en", "end_date_tuple": [], "sources": [{"date": "2012-09-23 12:13:11", "url": "http://www.nasa.gov/", "type": "source", "title": "National Aeronautics and Space Administration (NASA)"}], "location": [], "start_date_tuple": [2011, 12, 3, 0, 0, 0], "auto_excerpt": false, "type": "genericlistitem", "start_date": "2011-12-03 00:00:00", "categories": [], "view": "index"}, "title": "Ruimtesonde New Horizons bereikt mijlpaal"}, {"url": "/actueel/artikelen/_detail/gli/eris-legt-het-af-tegen-gedegradeerde-pluto/", "items": [{"term": "IJsdwergen", "excerpt": "\r\n
Goed nieuws voor Pluto-fans: de ijzige dwergplaneet is misschien toch het grootste hemellichaam buiten de baan van Neptunus. Het bericht was al een beetje uitgelekt, maar nu is het officieel: gisteren publiceerden sterrenkundigen in Nature nieuwe metingen waaruit blijkt dat Pluto’s rivaal Eris in elk geval niet fors groter is. ‘Eris en Pluto zijn tweelingbroertjes,’ aldus Bruno Sicardy van de Parijse sterrenwacht eerder deze maand op een groot planeetonderzoekscongres in Nantes. De publicatie is koren op de molen van Plutofielen die ruim zes jaar na dato nog steeds moeite hebben met de beslissing van de Internationale Astronomische Unie om Pluto zijn planeetstaus te ontnemen. \r\n
Eris werd in 2005 ontdekt door de Californische astronoom Mike Brown, die zich op Twitter ‘plutokiller’ noemt. De middellijn van Pluto ligt ergens tussen de 2300 en 2400 kilometer; Franse infraroodmetingen aan Eris wezen aanvankelijk op een middellijn van minstens 2600 en misschien wel 3400 kilometer. Later stelde Brown dat zelf wat bij op basis van foto’s die gemaakt waren met de Hubble Space Telescope, maar met ruim 2400 kilometer zou Eris nog steeds een slag groter zijn dan Pluto. \r\n
Sicardy en zijn collega’s hebben de middellijn van Eris nu echter veel preciezer bepaald: 2326 kilometer, met een mogelijke fout van slechts 12 kilometer. Op 6 november 2010 zagen ze het kleine, verre hemellichaam voor een zwak sterretje schuiven. Door vanaf verschillende plaatsen in Chili nauwkeurig te meten wanneer de ster verdween en ongeveer dertig seconden later weer tevoorschijn kwam, kon de middellijn van de dwergplaneet worden berekend. Bij Pluto lukt dat minder precies, door de aanwezigheid van een ijle dampkring, waardoor een ster tijdens een bedekking geleidelijk uitdooft. \r\n
Het is dus denkbaar dat Pluto toch een tikje groter is dan Eris, al zal het verschil hooguit een paar kilometer bedragen. Grote verschillen tussen de twee ijsdwergen zijn er ook: Eris heeft een aanzienlijk hogere dichtheid dan Pluto, en bestaat dus waarschijnlijk voor een veel groter deel uit gesteenten, met alleen een dikke buitenste schil van ijs. Dus ook al is Pluto misschien de grootste ijsdwerg, hij is in elk geval niet de zwaarste. \r\n
Sicardy en zijn collega’s concluderen ook dat Eris een vrijwel volmaakte spiegel voor zonlicht is. Het oppervlak is waarschijnlijk bedekt met een laagje bevroren stikstof van een paar millimeter dik. Bij Pluto, die momenteel ruim drie keer zo dicht bij de zon staat als Eris, bevindt dat stikstof zich nog in gasvorm in de zeer ijle dampkring. De komende eeuw beweegt Pluto echter steeds verder van de zon af, en zal ook het stikstof in de Pluto-dampkring in bevroren vorm neerslaan op het oppervlak. ‘Eris laat ons zien hoe Pluto er over honderd jaar uitziet,’ zegt Sicardy."}], "gli_item": {"publishers": [{"date": "2012-09-23 15:16:01", "url": "http://www.volkskrant.nl", "type": "publisher", "title": "de Volkskrant"}], "script_content": "", "end_date": null, "title": "Eris legt het af tegen gedegradeerde Pluto", "pk_id": 31629, "tags": [{"type": "sitetag", "title": "IJsdwergen"}, {"type": "sitetag", "title": "Pluto"}], "excerpt": "\r\n
Goed nieuws voor Pluto-fans: de ijzige dwergplaneet is misschien toch het grootste hemellichaam buiten de baan van Neptunus. Het bericht was al een beetje uitgelekt, maar nu is het officieel: gisteren publiceerden sterrenkundigen in Nature nieuwe metingen waaruit blijkt dat Pluto’s rivaal Eris in elk geval niet fors groter is. ‘Eris en Pluto zijn tweelingbroertjes,’ aldus Bruno Sicardy van de Parijse sterrenwacht eerder deze maand op een groot planeetonderzoekscongres in Nantes. De publicatie is koren op de molen van Plutofielen die ruim zes jaar na dato nog steeds moeite hebben met de beslissing van de Internationale Astronomische Unie om Pluto zijn planeetstaus te ontnemen. \r\n
Eris werd in 2005 ontdekt door de Californische astronoom Mike Brown, die zich op Twitter ‘plutokiller’ noemt. De middellijn van Pluto ligt ergens tussen de 2300 en 2400 kilometer; Franse infraroodmetingen aan Eris wezen aanvankelijk op een middellijn van minstens 2600 en misschien wel 3400 kilometer. Later stelde Brown dat zelf wat bij op basis van foto’s die gemaakt waren met de Hubble Space Telescope, maar met ruim 2400 kilometer zou Eris nog steeds een slag groter zijn dan Pluto. \r\n
Sicardy en zijn collega’s hebben de middellijn van Eris nu echter veel preciezer bepaald: 2326 kilometer, met een mogelijke fout van slechts 12 kilometer. Op 6 november 2010 zagen ze het kleine, verre hemellichaam voor een zwak sterretje schuiven. Door vanaf verschillende plaatsen in Chili nauwkeurig te meten wanneer de ster verdween en ongeveer dertig seconden later weer tevoorschijn kwam, kon de middellijn van de dwergplaneet worden berekend. Bij Pluto lukt dat minder precies, door de aanwezigheid van een ijle dampkring, waardoor een ster tijdens een bedekking geleidelijk uitdooft. \r\n
Het is dus denkbaar dat Pluto toch een tikje groter is dan Eris, al zal het verschil hooguit een paar kilometer bedragen. Grote verschillen tussen de twee ijsdwergen zijn er ook: Eris heeft een aanzienlijk hogere dichtheid dan Pluto, en bestaat dus waarschijnlijk voor een veel groter deel uit gesteenten, met alleen een dikke buitenste schil van ijs. Dus ook al is Pluto misschien de grootste ijsdwerg, hij is in elk geval niet de zwaarste. \r\n
Sicardy en zijn collega’s concluderen ook dat Eris een vrijwel volmaakte spiegel voor zonlicht is. Het oppervlak is waarschijnlijk bedekt met een laagje bevroren stikstof van een paar millimeter dik. Bij Pluto, die momenteel ruim drie keer zo dicht bij de zon staat als Eris, bevindt dat stikstof zich nog in gasvorm in de zeer ijle dampkring. De komende eeuw beweegt Pluto echter steeds verder van de zon af, en zal ook het stikstof in de Pluto-dampkring in bevroren vorm neerslaan op het oppervlak. ‘Eris laat ons zien hoe Pluto er over honderd jaar uitziet,’ zegt Sicardy.", "slug": "eris-legt-het-af-tegen-gedegradeerde-pluto", "language": "nl", "end_date_tuple": [], "sources": [], "location": [], "start_date_tuple": [2011, 10, 28, 0, 0, 0], "auto_excerpt": false, "type": "genericlistitem", "start_date": "2011-10-28 00:00:00", "categories": [], "view": "index"}, "title": "Eris legt het af tegen gedegradeerde Pluto"}, {"url": "/actueel/nieuws/_detail/gli/dwergplaneet-eris-is-witter-dan-sneeuw/", "items": [{"term": "IJsdwergen", "excerpt": "De verre dwergplaneet Eris weerkaatst maar liefst 96 procent van het (weinige) zonlicht dat zij ontvangt. Dat is een van de conclusies die kunnen worden getrokken uit waarnemingen van een sterbedekking door dit kleine hemellichaam, die in november 2010 plaatsvond. De astronomen die deze zeldzame gebeurtenis hebben waargenomen, doen deze week verslag daarvan in het tijdschrift Nature.
Twee weken geleden lekte al het nieuws uit dat de astronomen erin waren geslaagd om de grootte (2326 km) en dichtheid van Eris te bepalen. Daaruit bleek dat de dwergplaneet, anders dan haar vrijwel even grote soortgenoot Pluto, voor een groot deel uit gesteente bestaat. Het vermoeden bestaat dat Eris een grote rotsachtige kern heeft, die omgeven is door een ongeveer honderd kilometer dikke mantel van ijs.
IJs dat al vele miljoenen jaren aan het ruimtemilieu is blootgesteld, verkleurt echter en kan de opvallende witheid van het oppervlak van Eris niet verklaren. Een analyse van het spectrum van de dwergplaneet wijst er echter op dat de ijsmantel is bedekt met een zeer dunne coating van vers ijs dat uit een mengsel van bevroren stikstof en methaan bestaat.
Volgens de astronomen kan dit ijslaagje het gevolg zijn van het aanvriezen van de stikstof- of methaanatmosfeer van de dwergplaneet, toen deze zich in haar langgerekte baan van de zon verwijderde en in een steeds koudere omgeving terechtkwam. De ijscoating zou weer in gasvormige toestand kunnen overgaan zodra Eris de zon weer wat dichter is genaderd. (Momenteel is haar afstand tot de zon drie keer zo groot als die van Pluto.)
De astronomen hebben ook een schatting kunnen maken van de oppervlaktetemperatuur van de dwergplaneet. Aan de dagzijde van Eris blijft deze steken bij 238 graden onder nul; aan de nachtzijde is het zelfs nog wat kouder.
Verre Eris is Pluto’s tweelingzus"}], "gli_item": {"publishers": [], "script_content": "", "end_date": null, "title": "Dwergplaneet Eris is witter dan sneeuw", "pk_id": 33621, "tags": [{"type": "sitetag", "title": "IJsdwergen"}], "excerpt": "De verre dwergplaneet Eris weerkaatst maar liefst 96 procent van het (weinige) zonlicht dat zij ontvangt. Dat is een van de conclusies die kunnen worden getrokken uit waarnemingen van een sterbedekking door dit kleine hemellichaam, die in november 2010 plaatsvond. De astronomen die deze zeldzame gebeurtenis hebben waargenomen, doen deze week verslag daarvan in het tijdschrift Nature.
Twee weken geleden lekte al het nieuws uit dat de astronomen erin waren geslaagd om de grootte (2326 km) en dichtheid van Eris te bepalen. Daaruit bleek dat de dwergplaneet, anders dan haar vrijwel even grote soortgenoot Pluto, voor een groot deel uit gesteente bestaat. Het vermoeden bestaat dat Eris een grote rotsachtige kern heeft, die omgeven is door een ongeveer honderd kilometer dikke mantel van ijs.
IJs dat al vele miljoenen jaren aan het ruimtemilieu is blootgesteld, verkleurt echter en kan de opvallende witheid van het oppervlak van Eris niet verklaren. Een analyse van het spectrum van de dwergplaneet wijst er echter op dat de ijsmantel is bedekt met een zeer dunne coating van vers ijs dat uit een mengsel van bevroren stikstof en methaan bestaat.
Volgens de astronomen kan dit ijslaagje het gevolg zijn van het aanvriezen van de stikstof- of methaanatmosfeer van de dwergplaneet, toen deze zich in haar langgerekte baan van de zon verwijderde en in een steeds koudere omgeving terechtkwam. De ijscoating zou weer in gasvormige toestand kunnen overgaan zodra Eris de zon weer wat dichter is genaderd. (Momenteel is haar afstand tot de zon drie keer zo groot als die van Pluto.)
De astronomen hebben ook een schatting kunnen maken van de oppervlaktetemperatuur van de dwergplaneet. Aan de dagzijde van Eris blijft deze steken bij 238 graden onder nul; aan de nachtzijde is het zelfs nog wat kouder.
Verre Eris is Pluto’s tweelingzus", "slug": "dwergplaneet-eris-is-witter-dan-sneeuw", "language": "nl", "end_date_tuple": [], "sources": [{"date": "2012-09-23 12:13:09", "url": "http://www.eso.org/", "type": "source", "title": "European Southern Observatory (ESO)"}], "location": [], "start_date_tuple": [2011, 10, 26, 0, 0, 0], "auto_excerpt": false, "type": "genericlistitem", "start_date": "2011-10-26 00:00:00", "categories": [], "view": "index"}, "title": "Dwergplaneet Eris is witter dan sneeuw"}, {"url": "/actueel/nieuws/_detail/gli/dwergplaneten-pluto-en-eris-zijn-vrijwel-even-groo/", "items": [{"term": "IJsdwergen", "excerpt": "De strijd om de titel 'grootste dwergplaneet van het zonnestelsel' is nog niet beslist. Toen in 2005 de verre ijsdwerg Eris werd ontdekt, leek het erop dat deze aanzienlijk groter was dan Pluto, die toen nog als een volwaardige planeet werd gezien. Maar nieuwe waarnemingen laten zien dat de grootte van Eris overschat is: de beide dwergplaneten zijn vrijwel even groot.
De ontdekking van Eris was de aanleiding tot een discussie binnen de Internationale Astronomische Unie over wat je nou wel een planeet mag noemen en wat niet. Het resultaat van die discussie was dat er een nieuwe klasse van hemellichamen werd bedacht: die van de dwergplaneten.
Pluto heeft een middellijn van ongeveer 2330 kilometer. Een recente schatting van de grootte van Eris, gebaseerd op waarnemingen met de Hubble-ruimtetelescoop kwam uit op 2400 kilometer, met een onzekerheid van honderd kilometer: nauwelijks groter dan Pluto dus.
Maar de meest recente berekeningen laten zien dat Eris misschien zelfs maar 2326 kilometer groot is, met een onzekerheidsmarge van twaalf kilometer. Dat volgt uit waarnemingen van de bedekking van een ster door Eris, die in 2010 vanuit Chili is waargenomen.
Welke van de twee nu echt het grootst is, zal uit verdere metingen moeten blijken. Eén ding staat echter nu al vast: Eris is aanzienlijk zwaarder dan Pluto en heeft dus een grotere dichtheid. Anders dan Pluto, die voor ongeveer de helft uit ijs bestaat, bestaat Eris waarschijnlijk grotendeels uit gesteente.
Pluto or Eris: Which is Bigger?"}], "gli_item": {"publishers": [], "script_content": "", "end_date": null, "title": "Dwergplaneten Pluto en Eris zijn vrijwel even groot", "pk_id": 33591, "tags": [{"type": "sitetag", "title": "IJsdwergen"}], "excerpt": "De strijd om de titel 'grootste dwergplaneet van het zonnestelsel' is nog niet beslist. Toen in 2005 de verre ijsdwerg Eris werd ontdekt, leek het erop dat deze aanzienlijk groter was dan Pluto, die toen nog als een volwaardige planeet werd gezien. Maar nieuwe waarnemingen laten zien dat de grootte van Eris overschat is: de beide dwergplaneten zijn vrijwel even groot.
De ontdekking van Eris was de aanleiding tot een discussie binnen de Internationale Astronomische Unie over wat je nou wel een planeet mag noemen en wat niet. Het resultaat van die discussie was dat er een nieuwe klasse van hemellichamen werd bedacht: die van de dwergplaneten.
Pluto heeft een middellijn van ongeveer 2330 kilometer. Een recente schatting van de grootte van Eris, gebaseerd op waarnemingen met de Hubble-ruimtetelescoop kwam uit op 2400 kilometer, met een onzekerheid van honderd kilometer: nauwelijks groter dan Pluto dus.
Maar de meest recente berekeningen laten zien dat Eris misschien zelfs maar 2326 kilometer groot is, met een onzekerheidsmarge van twaalf kilometer. Dat volgt uit waarnemingen van de bedekking van een ster door Eris, die in 2010 vanuit Chili is waargenomen.
Welke van de twee nu echt het grootst is, zal uit verdere metingen moeten blijken. Eén ding staat echter nu al vast: Eris is aanzienlijk zwaarder dan Pluto en heeft dus een grotere dichtheid. Anders dan Pluto, die voor ongeveer de helft uit ijs bestaat, bestaat Eris waarschijnlijk grotendeels uit gesteente.
Pluto or Eris: Which is Bigger?", "slug": "dwergplaneten-pluto-en-eris-zijn-vrijwel-even-groo", "language": "en", "end_date_tuple": [], "sources": [{"date": "2012-09-23 12:13:11", "url": "http://allesoversterrenkunde.nl", "type": "source", "title": "allesoversterrenkunde.nl"}], "location": [], "start_date_tuple": [2011, 10, 15, 0, 0, 0], "auto_excerpt": false, "type": "genericlistitem", "start_date": "2011-10-15 00:00:00", "categories": [], "view": "index"}, "title": "Dwergplaneten Pluto en Eris zijn vrijwel even groot"}, {"url": "/actueel/artikelen/_detail/gli/the-revelations-of-planets-shadows/", "items": [{"term": "IJsdwergen", "excerpt": "
Centuries after astronomy and astrology went their very separate ways, the study of the universe is again dabbling in the occult. This time, though, it's all sound science. Yesterday, at a joint meeting here of the European Planetary Science Congress and the Division for Planetary Sciences of the American Astronomical Society, planetary researchers showed how distant dwarf planets in the outer solar system—some of them named after mythological spirits—reveal hidden properties when they pass in front of even more remote stars, a process known as \"occulting.\" Some of these icy bodies are \"truly exotic,\" says astronomer Thomas Müller of the Max Planck Institute for Extraterrestrial Physics in Garching, Germany. \r\n
Dwarf planets like Pluto and smaller icy bodies populate the Kuiper Belt beyond the orbit of Neptune. These leftovers from the solar system's formation, known as Kuiper Belt Objects (KBOs), hold clues about its origin. But they're small, dark, and extremely far away, making it difficult to determine even their sizes, let alone their shape, density, and composition. Fortunately, they sometimes happen to slide in front of a distant star as they slowly orbit the sun. Astronomers are able to deduce the objects' sizes by timing these stellar occultations precisely from various spots on Earth. In the past, researchers have used this method several times to measure Pluto and its large moon, Charon, but only recently have they applied the technique to other KBOs. \r\n
On 23 April 2011, seven telescopes at five sites in Chile and Brazil spotted the dwarf planet Makemake—named after the creator of humanity in the mythology of the native inhabitants of Easter Island—passing in front of a very faint star known as USNO-B1 1181-0235723, says Spanish astronomer José Luis Ortiz of the Astrophysical Institute of Andalusia. The seven telescopes included the 3.5-meter New Technology Telescope at the European La Silla Observatory in Chile. The observations revealed a slightly elliptical profile for the dwarf planet, measuring 1610 by 1444 kilometers. \"This shape fits in with Makemake's short rotation period of just 7.7 hours,\" Ortiz says, suggesting that the object is strongly flattened by its rapid spin. \r\n
Even more exciting are the occultation results of Quaoar, a relatively large Kuiper Belt Object named after the creator god of the Tongva Native Americans. Eight years after Mike Brown of the California Institute of Technology in Pasadena discovered the object in 2002, he and his Caltech colleague Wesley Fraser used observations from the Hubble Space Telescope to estimate its diameter at some 890 kilometers. Because Quaoar's mass is known from the orbital motion of its satellite Weywot, the researchers could calculate its density. They came up with a surprisingly high value (for an icy body): over 4 grams per cubic centimeter. But according to Brazilian physicist Felipe Braga Ribas of the Valongo Observatory in Rio de Janeiro, observations of a stellar occultation by Quaoar on 4 May 2011 indicate a much larger diameter, between 1045 and 1095 kilometers. \"The mystery of the high density has evaporated,\" he says. \r\n
However, the lost mystery has been replaced by a new one. The occultation results, from five observatory sites (again in Chile), are incompatible with a regularly shaped object. Instead, at one side of Quaoar, there appears to be \"a lack of object,\" as Braga Ribas describes it. The missing chunk could be due to a giant impact, smashing away part of KBO's icy mantle, or it could mean Quaoar is actually a \"contact binary,\" consisting of two more-or-less spherical bodies that touch each other. And the way in which the light of the occulted star faded and reappeared suggests that Quaoar may have an extremely tenuous methane atmosphere, with a surface pressure 10 million times smaller than Earth's. \r\n
Meanwhile, observations of dwarf planets by the European Space Agency's Herschel infrared space telescope are revealing mysteries of a different nature. Combining Herschel measurements with earlier results from NASA's Spitzer Space Telescope, Thomas Müller concludes that the surface of Makemake must consist of \"hot\" and \"cold\" zones right next to each other. Darker, warmer areas (still at a mere 50° above absolute zero) probably resemble dirty comet material, whereas the colder, brighter areas (at 30 Kelvin) might consist of freshly condensed methane ice. Müller, who has the same name as a famous German soccer player, jokes that, with alternating dark and bright regions, Makemake may look like a soccer ball. \r\n
So what about the largest dwarf planets in the Kuiper Belt? Might the new \"occult astronomy\" shed light on the lingering question of whether Pluto is indeed smaller than its rival, Eris (named after the Greek spirit of strife and discord), as many have suggested since Eris's discovery in 2005? At the Nantes meeting, Paris Observatory astronomer Bruno Sicardy, who regularly teams up with Braga Ribas, Ortiz, and others in KBO occultation studies, presented the results of their fruitful 6 November 2010 observations of the occultation of the star NOMAD1 0856-0015072 by Eris. However, the results will not be released until late October, when Sicardy's team publishes them in Nature. Says Sicardy: \"Let's just say Eris is a twin of Pluto.\""}], "gli_item": {"publishers": [{"date": "2012-09-23 15:16:01", "url": "http://sciencenow.sciencemag.org/", "type": "publisher", "title": "sciencenow.org"}], "script_content": "", "end_date": null, "title": "The Revelations of Planets' Shadows", "pk_id": 31618, "tags": [{"type": "sitetag", "title": "IJsdwergen"}], "excerpt": "
Centuries after astronomy and astrology went their very separate ways, the study of the universe is again dabbling in the occult. This time, though, it's all sound science. Yesterday, at a joint meeting here of the European Planetary Science Congress and the Division for Planetary Sciences of the American Astronomical Society, planetary researchers showed how distant dwarf planets in the outer solar system—some of them named after mythological spirits—reveal hidden properties when they pass in front of even more remote stars, a process known as \"occulting.\" Some of these icy bodies are \"truly exotic,\" says astronomer Thomas Müller of the Max Planck Institute for Extraterrestrial Physics in Garching, Germany. \r\n
Dwarf planets like Pluto and smaller icy bodies populate the Kuiper Belt beyond the orbit of Neptune. These leftovers from the solar system's formation, known as Kuiper Belt Objects (KBOs), hold clues about its origin. But they're small, dark, and extremely far away, making it difficult to determine even their sizes, let alone their shape, density, and composition. Fortunately, they sometimes happen to slide in front of a distant star as they slowly orbit the sun. Astronomers are able to deduce the objects' sizes by timing these stellar occultations precisely from various spots on Earth. In the past, researchers have used this method several times to measure Pluto and its large moon, Charon, but only recently have they applied the technique to other KBOs. \r\n
On 23 April 2011, seven telescopes at five sites in Chile and Brazil spotted the dwarf planet Makemake—named after the creator of humanity in the mythology of the native inhabitants of Easter Island—passing in front of a very faint star known as USNO-B1 1181-0235723, says Spanish astronomer José Luis Ortiz of the Astrophysical Institute of Andalusia. The seven telescopes included the 3.5-meter New Technology Telescope at the European La Silla Observatory in Chile. The observations revealed a slightly elliptical profile for the dwarf planet, measuring 1610 by 1444 kilometers. \"This shape fits in with Makemake's short rotation period of just 7.7 hours,\" Ortiz says, suggesting that the object is strongly flattened by its rapid spin. \r\n
Even more exciting are the occultation results of Quaoar, a relatively large Kuiper Belt Object named after the creator god of the Tongva Native Americans. Eight years after Mike Brown of the California Institute of Technology in Pasadena discovered the object in 2002, he and his Caltech colleague Wesley Fraser used observations from the Hubble Space Telescope to estimate its diameter at some 890 kilometers. Because Quaoar's mass is known from the orbital motion of its satellite Weywot, the researchers could calculate its density. They came up with a surprisingly high value (for an icy body): over 4 grams per cubic centimeter. But according to Brazilian physicist Felipe Braga Ribas of the Valongo Observatory in Rio de Janeiro, observations of a stellar occultation by Quaoar on 4 May 2011 indicate a much larger diameter, between 1045 and 1095 kilometers. \"The mystery of the high density has evaporated,\" he says. \r\n
However, the lost mystery has been replaced by a new one. The occultation results, from five observatory sites (again in Chile), are incompatible with a regularly shaped object. Instead, at one side of Quaoar, there appears to be \"a lack of object,\" as Braga Ribas describes it. The missing chunk could be due to a giant impact, smashing away part of KBO's icy mantle, or it could mean Quaoar is actually a \"contact binary,\" consisting of two more-or-less spherical bodies that touch each other. And the way in which the light of the occulted star faded and reappeared suggests that Quaoar may have an extremely tenuous methane atmosphere, with a surface pressure 10 million times smaller than Earth's. \r\n
Meanwhile, observations of dwarf planets by the European Space Agency's Herschel infrared space telescope are revealing mysteries of a different nature. Combining Herschel measurements with earlier results from NASA's Spitzer Space Telescope, Thomas Müller concludes that the surface of Makemake must consist of \"hot\" and \"cold\" zones right next to each other. Darker, warmer areas (still at a mere 50° above absolute zero) probably resemble dirty comet material, whereas the colder, brighter areas (at 30 Kelvin) might consist of freshly condensed methane ice. Müller, who has the same name as a famous German soccer player, jokes that, with alternating dark and bright regions, Makemake may look like a soccer ball. \r\n
So what about the largest dwarf planets in the Kuiper Belt? Might the new \"occult astronomy\" shed light on the lingering question of whether Pluto is indeed smaller than its rival, Eris (named after the Greek spirit of strife and discord), as many have suggested since Eris's discovery in 2005? At the Nantes meeting, Paris Observatory astronomer Bruno Sicardy, who regularly teams up with Braga Ribas, Ortiz, and others in KBO occultation studies, presented the results of their fruitful 6 November 2010 observations of the occultation of the star NOMAD1 0856-0015072 by Eris. However, the results will not be released until late October, when Sicardy's team publishes them in Nature. Says Sicardy: \"Let's just say Eris is a twin of Pluto.\"", "slug": "the-revelations-of-planets-shadows", "language": "en", "end_date_tuple": [], "sources": [], "location": [], "start_date_tuple": [2011, 10, 5, 0, 0, 0], "auto_excerpt": false, "type": "genericlistitem", "start_date": "2011-10-05 00:00:00", "categories": [], "view": "index"}, "title": "The Revelations of Planets' Shadows"}, {"url": "/actueel/nieuws/_detail/gli/zandlopervormige-ijsdwerg-is-waarschijnlijk-niet-u/", "items": [{"term": "IJsdwergen", "excerpt": "
Buiten de baan van de verre planeet Neptunus, in de zogeheten Kuipergordel, werd enkele jaren geleden een ijzig hemellichaam ontdekt met een merkwaardige zandlopervorm. IJsdwerg 2001 QG298 lijkt nog het meest op twee eieren die elkaar aan het spitse uiteinde raken. Eens in de ca. zeven uur draait het object rond een vrijwel horizontaal gelegen rotatieas, als de propeller van een vliegtuig. \r\n
De ijsdwerg staat zo ver weg dat de vorm niet direct zichtbaar is. Dat het om een extreme zandlopervorm moet gaan, blijkt uit metingen aan de extreme helderheidsvariaties van 2001 QG298, die veroorzaakt worden doordat we vanaf de aarde min of meer van opzij tegen de roterende 'propeller' aankijken. \r\n
Volgens Pedro Lacerda van Queens University Belfast, die nieuwe gedetailleerde metingen aan 2001 QG298 presenteerde op een groot internationaal planeetonderzoekscongres in Nantes, heeft minstens tien en misschien wel vijfentwintig procent van alle kleinere ijsdwergen in de Kuipergordel een vergelijkbare zandlopervorm.
http://www.europlanet-eu.org/outreach/index.php?option=com_content&task=view&id=350&Itemid=41"}], "gli_item": {"publishers": [], "script_content": "", "end_date": null, "title": "Zandlopervormige ijsdwerg is waarschijnlijk niet uniek", "pk_id": 33555, "tags": [{"type": "sitetag", "title": "IJsdwergen"}], "excerpt": "
Buiten de baan van de verre planeet Neptunus, in de zogeheten Kuipergordel, werd enkele jaren geleden een ijzig hemellichaam ontdekt met een merkwaardige zandlopervorm. IJsdwerg 2001 QG298 lijkt nog het meest op twee eieren die elkaar aan het spitse uiteinde raken. Eens in de ca. zeven uur draait het object rond een vrijwel horizontaal gelegen rotatieas, als de propeller van een vliegtuig. \r\n
De ijsdwerg staat zo ver weg dat de vorm niet direct zichtbaar is. Dat het om een extreme zandlopervorm moet gaan, blijkt uit metingen aan de extreme helderheidsvariaties van 2001 QG298, die veroorzaakt worden doordat we vanaf de aarde min of meer van opzij tegen de roterende 'propeller' aankijken. \r\n
Volgens Pedro Lacerda van Queens University Belfast, die nieuwe gedetailleerde metingen aan 2001 QG298 presenteerde op een groot internationaal planeetonderzoekscongres in Nantes, heeft minstens tien en misschien wel vijfentwintig procent van alle kleinere ijsdwergen in de Kuipergordel een vergelijkbare zandlopervorm.
http://www.europlanet-eu.org/outreach/index.php?option=com_content&task=view&id=350&Itemid=41", "slug": "zandlopervormige-ijsdwerg-is-waarschijnlijk-niet-u", "language": "en", "end_date_tuple": [], "sources": [{"date": "2012-09-23 12:12:50", "url": "http://www.europlanet-eu.org", "type": "source", "title": "European Planetology Network"}], "location": [], "start_date_tuple": [2011, 10, 3, 0, 0, 0], "auto_excerpt": false, "type": "genericlistitem", "start_date": "2011-10-03 00:00:00", "categories": [], "view": "index"}, "title": "Zandlopervormige ijsdwerg is waarschijnlijk niet uniek"}, {"url": "/actueel/artikelen/_detail/gli/pluto-is-cht-geen-planeet-punt/", "items": [{"term": "IJsdwergen", "excerpt": "\r\n
Is Pluto een planeet? Nee, zei de Internationale Astronomische Unie vijf jaar geleden; het is gewoon een van de grootste ijsdwergen in de Kuipergordel. Ja, beweren standvastige Plutofielen nog steeds. Govert Schilling schreef een fictief pamflet, dat zo maar verspreid had kunnen worden als wapen in de niet aflatende Pluto-oorlog. \r\n
Op 24 augustus was het precies vijf jaar geleden dat de Internationale Astronomische Unie (IAU) Pluto degradeerde tot dwergplaneet. Veel conservatieve planeetonderzoekers hebben daar tot op de dag van vandaag moeite mee. Met ondeugdelijke argumenten proberen ze het publiek er op slinkse wijze van te overtuigen dat Pluto ‘gerehabiliteerd’ moet worden. Laat u echter niet misleiden! \r\n
Manen en dampkring \r\n
Pluto heeft een maan, dus het is een planeet, hoor je ze soms beweren. Inderdaad, Pluto heeft een verhoudingsgewijs grote maan, Charon, en de laatste jaren zijn er bovendien drie kleine maantjes ontdekt: Nix, Hydra en P4. Maar daarmee is Pluto natuurlijk nog geen planeet! Veel planetoïden – rotsblokken tussen de banen van Mars en Jupiter – hebben ook manen, maar niemand vindt dat het daarom planeten zijn. \r\n
Nog zo’n schijnargument: Pluto heeft een dampkring, net als de aarde. Maar er wordt nooit bij verteld dat de luchtdruk van die extreem ijle ‘dampkring’ driehonderdduizend keer zo klein is als die van de aardatmosfeer. Veel meer dan wat verdwaalde atomen en moleculen is het eigenlijk niet. \r\n
Bovendien: de planeten Venus en Mercurius hebben géén manen, en Mercurius heeft zelfs niet eens een dampkring. Het gaat dus ook nog eens om gelegenheidsargumenten. \r\n
Planeetje verwisselen \r\n
De IAU definieerde een planeet als een hemellichaam in een baan om de zon, groot genoeg om in hydrostatisch evenwicht (lees ‘bolvormig’) te zijn onder zijn eigen gewicht, en zwaar genoeg om zijn ‘baangebied’ schoon te vegen. Toegegeven, die definitie had wel wat secuurder gekund. Maar volgens Plutofielen slaat de definitie nergens op, omdat hetzelfde hemellichaam op de ene plek wel een planeet zou zijn en op de andere plek niet. Als hij op tien miljard kilometer afstand om de zon zou draaien, zou Mercurius inderdaad niet als planeet geclassificeerd worden. \r\n
Maar wat dan nog? Natuurlijk maakt het voor een definitie uit in welke omgeving je je bevindt. Als de planeetmanen Ganymedes en Titan hun eigen baan rond de zon zouden beschrijven, ergens binnen de baan van de planeet Jupiter, werden ze geen manen maar planeten genoemd, ook al zouden ze er precies hetzelfde uitzien. Daar is niks mis mee. \r\n
Rond is niet genoeg \r\n
‘Planeten zijn bolvormige hemellichamen in een baan om de zon.’ Zo luidt de definitie van dwarsligger Mark Sykes, de directeur van het Planetary Science Institute in Tucson, Arizona. Klinkt simpel, maar het is echt niet genoeg. Kijk naar de verschillende soorten hemellichamen in het zonnestelsel, en het is zo klaar als een klontje dat ze in vier groepen uiteenvallen: de vier gasvormige reuzenplaneten, de vier kleinere aardse planeten, de vele miljoenen rotsachtige planetoïden en de talloze ijsdwergen in de Kuipergordel, buiten de baan van Neptunus. Het slaat nergens op om sommige exemplaren van die laatste twee groepen opeens het etiket ‘planeet’ op te plakken. Je gaat dan bovendien voorbij aan de ontstaansgeschiedenis van die vier groepen. \r\n
Democratie \r\n
Wat je Plutofielen ook vaak hoort aandragen: ‘Bij de stemming in augustus 2006 waren maar ruim 400 astronomen aanwezig, van de meer dan tienduizend leden van de IAU. Bovendien is de IAU een fossiele organisatie, en moet wetenschap op feiten zijn gebaseerd, en niet op democratie.’ Allemaal leuk en aardig, maar hoe had het dan gemoeten? Het stond elke astronoom vrij om wél bij de slotzitting in Praag aanwezig te zijn, en van de gelegenheid om de kwestie drie jaar later in Rio de Janeiro opnieuw op de agenda te zetten, is door niemand gebruik gemaakt. Het alternatief – iedereen doet maar wat, en houdt zijn eigen planeetdefinitie aan – is voor het grote publiek (én voor schoolkinderen!) uiterst verwarrend. \r\n
Sentiment \r\n
En kent u deze al? ‘Pluto wordt al sinds 1930 een planeet genoemd, en we zijn allemaal opgegroeid met het gegeven dat er negen planeten in het zonnestelsel zijn.’ Als zulke sentimenten altijd zouden zegevieren, was er nooit ruimte voor voortschrijdend inzicht in de wetenschap. Vergeet niet dat de vier grootste planetoïden in de eerste helft van de negentiende eeuw ook als planeten werden geclassificeerd, totdat er vanaf 1846 vele tientallen nieuwe werden gevonden. Ook in het geval van Pluto moeten we eerlijk durven toegeven dat we het 76 jaar bij het verkeerde eind hebben gehad. \r\n
Zeg nu zelf: als de mensheid anno 2011 voor het eerst kennis zou maken met de vele duizenden grote en kleine objecten in het zonnestelsel, dan zou niemand het ooit in zijn hoofd halen om Pluto als planeet te classificeren. Een interessant hemelichaam – zonder enige twijfel. Maar een planeet? Sorry, Pluto. \r\n
En zullen we er dan nu eindelijk een keer over ophouden? \r\n
Kader: ‘Planetenoorlog is educatief goud’ \r\n
Planeetonderzoeker Mark Sykes, directeur van het Planetary Science Institute in Tucson, Arizona, is een goedlachse Plutofiel van de bovenste plank. Natúúrlijk is Pluto een planeet, zegt hij, maar als anderen dat niet willen accepteren, moeten ze dat zelf maar weten. En aan de Internationale Astronomische Unie heeft Sykes geen boodschap. ‘De IAU is mijn werkgever niet.’ \r\n
Zelf ziet Skyes de ‘planetenoorlog’ als een uitgelezen kwestie om aan het grote publiek – en aan jonge kinderen – duidelijk te maken hoe het zonnestelsel in elkaar zit, en vooral hoe wetenschap werkt. ‘Geen uitgestippelde wandeling, maar een moddergevecht.’ \r\n
Sykes is er trouwens van overtuigd dat de discussie in 2015 weer zal oplaaien, wanneer de ruimtesonde New Horizons bij Pluto aankomt. ‘Zodra we allerlei geologische processen op Pluto ontdekken, zal iedereen inzien dat het een volwaardige planeet is.’"}], "gli_item": {"publishers": [{"date": "2012-09-23 15:16:01", "url": "http://www.volkskrant.nl", "type": "publisher", "title": "de Volkskrant"}], "script_content": "", "end_date": null, "title": "Pluto is ècht geen planeet. Punt.", "pk_id": 31601, "tags": [{"type": "sitetag", "title": "Pluto"}, {"type": "sitetag", "title": "IJsdwergen"}], "excerpt": "\r\n
Is Pluto een planeet? Nee, zei de Internationale Astronomische Unie vijf jaar geleden; het is gewoon een van de grootste ijsdwergen in de Kuipergordel. Ja, beweren standvastige Plutofielen nog steeds. Govert Schilling schreef een fictief pamflet, dat zo maar verspreid had kunnen worden als wapen in de niet aflatende Pluto-oorlog. \r\n
Op 24 augustus was het precies vijf jaar geleden dat de Internationale Astronomische Unie (IAU) Pluto degradeerde tot dwergplaneet. Veel conservatieve planeetonderzoekers hebben daar tot op de dag van vandaag moeite mee. Met ondeugdelijke argumenten proberen ze het publiek er op slinkse wijze van te overtuigen dat Pluto ‘gerehabiliteerd’ moet worden. Laat u echter niet misleiden! \r\n
Manen en dampkring \r\n
Pluto heeft een maan, dus het is een planeet, hoor je ze soms beweren. Inderdaad, Pluto heeft een verhoudingsgewijs grote maan, Charon, en de laatste jaren zijn er bovendien drie kleine maantjes ontdekt: Nix, Hydra en P4. Maar daarmee is Pluto natuurlijk nog geen planeet! Veel planetoïden – rotsblokken tussen de banen van Mars en Jupiter – hebben ook manen, maar niemand vindt dat het daarom planeten zijn. \r\n
Nog zo’n schijnargument: Pluto heeft een dampkring, net als de aarde. Maar er wordt nooit bij verteld dat de luchtdruk van die extreem ijle ‘dampkring’ driehonderdduizend keer zo klein is als die van de aardatmosfeer. Veel meer dan wat verdwaalde atomen en moleculen is het eigenlijk niet. \r\n
Bovendien: de planeten Venus en Mercurius hebben géén manen, en Mercurius heeft zelfs niet eens een dampkring. Het gaat dus ook nog eens om gelegenheidsargumenten. \r\n
Planeetje verwisselen \r\n
De IAU definieerde een planeet als een hemellichaam in een baan om de zon, groot genoeg om in hydrostatisch evenwicht (lees ‘bolvormig’) te zijn onder zijn eigen gewicht, en zwaar genoeg om zijn ‘baangebied’ schoon te vegen. Toegegeven, die definitie had wel wat secuurder gekund. Maar volgens Plutofielen slaat de definitie nergens op, omdat hetzelfde hemellichaam op de ene plek wel een planeet zou zijn en op de andere plek niet. Als hij op tien miljard kilometer afstand om de zon zou draaien, zou Mercurius inderdaad niet als planeet geclassificeerd worden. \r\n
Maar wat dan nog? Natuurlijk maakt het voor een definitie uit in welke omgeving je je bevindt. Als de planeetmanen Ganymedes en Titan hun eigen baan rond de zon zouden beschrijven, ergens binnen de baan van de planeet Jupiter, werden ze geen manen maar planeten genoemd, ook al zouden ze er precies hetzelfde uitzien. Daar is niks mis mee. \r\n
Rond is niet genoeg \r\n
‘Planeten zijn bolvormige hemellichamen in een baan om de zon.’ Zo luidt de definitie van dwarsligger Mark Sykes, de directeur van het Planetary Science Institute in Tucson, Arizona. Klinkt simpel, maar het is echt niet genoeg. Kijk naar de verschillende soorten hemellichamen in het zonnestelsel, en het is zo klaar als een klontje dat ze in vier groepen uiteenvallen: de vier gasvormige reuzenplaneten, de vier kleinere aardse planeten, de vele miljoenen rotsachtige planetoïden en de talloze ijsdwergen in de Kuipergordel, buiten de baan van Neptunus. Het slaat nergens op om sommige exemplaren van die laatste twee groepen opeens het etiket ‘planeet’ op te plakken. Je gaat dan bovendien voorbij aan de ontstaansgeschiedenis van die vier groepen. \r\n
Democratie \r\n
Wat je Plutofielen ook vaak hoort aandragen: ‘Bij de stemming in augustus 2006 waren maar ruim 400 astronomen aanwezig, van de meer dan tienduizend leden van de IAU. Bovendien is de IAU een fossiele organisatie, en moet wetenschap op feiten zijn gebaseerd, en niet op democratie.’ Allemaal leuk en aardig, maar hoe had het dan gemoeten? Het stond elke astronoom vrij om wél bij de slotzitting in Praag aanwezig te zijn, en van de gelegenheid om de kwestie drie jaar later in Rio de Janeiro opnieuw op de agenda te zetten, is door niemand gebruik gemaakt. Het alternatief – iedereen doet maar wat, en houdt zijn eigen planeetdefinitie aan – is voor het grote publiek (én voor schoolkinderen!) uiterst verwarrend. \r\n
Sentiment \r\n
En kent u deze al? ‘Pluto wordt al sinds 1930 een planeet genoemd, en we zijn allemaal opgegroeid met het gegeven dat er negen planeten in het zonnestelsel zijn.’ Als zulke sentimenten altijd zouden zegevieren, was er nooit ruimte voor voortschrijdend inzicht in de wetenschap. Vergeet niet dat de vier grootste planetoïden in de eerste helft van de negentiende eeuw ook als planeten werden geclassificeerd, totdat er vanaf 1846 vele tientallen nieuwe werden gevonden. Ook in het geval van Pluto moeten we eerlijk durven toegeven dat we het 76 jaar bij het verkeerde eind hebben gehad. \r\n
Zeg nu zelf: als de mensheid anno 2011 voor het eerst kennis zou maken met de vele duizenden grote en kleine objecten in het zonnestelsel, dan zou niemand het ooit in zijn hoofd halen om Pluto als planeet te classificeren. Een interessant hemelichaam – zonder enige twijfel. Maar een planeet? Sorry, Pluto. \r\n
En zullen we er dan nu eindelijk een keer over ophouden? \r\n
Kader: ‘Planetenoorlog is educatief goud’ \r\n
Planeetonderzoeker Mark Sykes, directeur van het Planetary Science Institute in Tucson, Arizona, is een goedlachse Plutofiel van de bovenste plank. Natúúrlijk is Pluto een planeet, zegt hij, maar als anderen dat niet willen accepteren, moeten ze dat zelf maar weten. En aan de Internationale Astronomische Unie heeft Sykes geen boodschap. ‘De IAU is mijn werkgever niet.’ \r\n
Zelf ziet Skyes de ‘planetenoorlog’ als een uitgelezen kwestie om aan het grote publiek – en aan jonge kinderen – duidelijk te maken hoe het zonnestelsel in elkaar zit, en vooral hoe wetenschap werkt. ‘Geen uitgestippelde wandeling, maar een moddergevecht.’ \r\n
Sykes is er trouwens van overtuigd dat de discussie in 2015 weer zal oplaaien, wanneer de ruimtesonde New Horizons bij Pluto aankomt. ‘Zodra we allerlei geologische processen op Pluto ontdekken, zal iedereen inzien dat het een volwaardige planeet is.’", "slug": "pluto-is-cht-geen-planeet-punt", "language": "nl", "end_date_tuple": [], "sources": [], "location": [], "start_date_tuple": [2011, 8, 27, 0, 0, 0], "auto_excerpt": false, "type": "genericlistitem", "start_date": "2011-08-27 00:00:00", "categories": [], "view": "index"}, "title": "Pluto is ècht geen planeet. Punt."}, {"url": "/actueel/nieuws/_detail/gli/rode-kleur-van-ijsdwerg-sneeuwwitje-mogelijk-veroo/", "items": [{"term": "IJsdwergen", "excerpt": "
De grote ijsdwerg 2007 OR10, bijgenaamd Snow White ('Sneeuwwitje'), had waarschijnlijk ooit een ijle dampkring van methaan. Dat concluderen planeetonderzoeker Mike Brown van het California Institute of Technology en zijn collega's op basis van waarnemingen van de ca. 1150 kilometer grote bewoner van de Kuipergordel, buiten de baan van de verste planeet Neptunus.\r\n
De ijsdwerg heeft een opvallend rode kleur (de bijnaam Snow White was al toegekend voordat die rode kleur werd ontdekt), maar infraroodwaarnemingen met de 6,5-meter Walter Baade-telescoop op Cerro Las Campanas in Chili laten zien dat het oppervlak van het hemellichaam toch voor ongeveer de helft uit ijs bestaat. Volgens Brown en zijn collega's wordt de rode kleur veroorzaakt door de aanwezigheid van methaan; methaanverbindingen kleuren rood onder invloed van onder andere kosmische straling. Ook de grotere ijsdwerg Quaoar vertoont die merkwaardige combinatie van een ijzige samenstelling en een rode kleur.\r\n
Als de aanwezigheid van methaan met toekomstige metingen wordt bevestigd, lijkt het aannemelijk dat 2007 OR10 lang geleden een methaanrijke dampkring heeft gehad, die in de loop van lange tijd geleidelijk is verdwenen. Het oppervlakte-ijs van Snow White (een bijnaam die in de nabije toekomst waarschijnlijk vervangen zal worden door een officiële naam) doet vermoeden dat het hemellichaam ooit actief ijsvulkanisme heeft gekend.
http://news.caltech.edu/press_releases/13445"}], "gli_item": {"publishers": [], "script_content": "", "end_date": null, "title": "Rode kleur van ijsdwerg 'Sneeuwwitje' mogelijk veroorzaakt door methaan", "pk_id": 33468, "tags": [{"type": "sitetag", "title": "IJsdwergen"}], "excerpt": "
De grote ijsdwerg 2007 OR10, bijgenaamd Snow White ('Sneeuwwitje'), had waarschijnlijk ooit een ijle dampkring van methaan. Dat concluderen planeetonderzoeker Mike Brown van het California Institute of Technology en zijn collega's op basis van waarnemingen van de ca. 1150 kilometer grote bewoner van de Kuipergordel, buiten de baan van de verste planeet Neptunus.\r\n
De ijsdwerg heeft een opvallend rode kleur (de bijnaam Snow White was al toegekend voordat die rode kleur werd ontdekt), maar infraroodwaarnemingen met de 6,5-meter Walter Baade-telescoop op Cerro Las Campanas in Chili laten zien dat het oppervlak van het hemellichaam toch voor ongeveer de helft uit ijs bestaat. Volgens Brown en zijn collega's wordt de rode kleur veroorzaakt door de aanwezigheid van methaan; methaanverbindingen kleuren rood onder invloed van onder andere kosmische straling. Ook de grotere ijsdwerg Quaoar vertoont die merkwaardige combinatie van een ijzige samenstelling en een rode kleur.\r\n
Als de aanwezigheid van methaan met toekomstige metingen wordt bevestigd, lijkt het aannemelijk dat 2007 OR10 lang geleden een methaanrijke dampkring heeft gehad, die in de loop van lange tijd geleidelijk is verdwenen. Het oppervlakte-ijs van Snow White (een bijnaam die in de nabije toekomst waarschijnlijk vervangen zal worden door een officiële naam) doet vermoeden dat het hemellichaam ooit actief ijsvulkanisme heeft gekend.
http://news.caltech.edu/press_releases/13445", "slug": "rode-kleur-van-ijsdwerg-sneeuwwitje-mogelijk-veroo", "language": "en", "end_date_tuple": [], "sources": [{"date": "2012-09-23 12:13:07", "url": "http://www.caltech.edu/", "type": "source", "title": "California Institute of Technology"}], "location": [], "start_date_tuple": [2011, 8, 22, 0, 0, 0], "auto_excerpt": false, "type": "genericlistitem", "start_date": "2011-08-22 00:00:00", "categories": [], "view": "index"}, "title": "Rode kleur van ijsdwerg 'Sneeuwwitje' mogelijk veroorzaakt door methaan"}, {"url": "/actueel/nieuws/_detail/gli/publiek-kan-helpen-zoeken-naar-reisdoel-voor-new-h/", "items": [{"term": "IJsdwergen", "excerpt": "
Via de website www.icehunters.org kan het grote publiek mee helpen zoeken naar toekomstige reisdoelen voor de Amerikaanse ruimtesonde New Horizons. New Horizons werd in januari 2006 gelanceerd en zal in 2015 de eerste ruimtesonde zijn die een bezoek brengt aan de dwergplaneet Pluto en zijn grote maan Charon. Daarna is het de bedoeling dat de ruimtesonde nog een scheervlucht uitvoert langs één of twee kleinere ijsdwergen in de Kuipergordel - de brede band van bevroren hemellichamen buiten de baan van Neptunus, waar ook Pluto deel van uitmaakt. \r\n
Met grote telescopen op aarde zijn inmiddels foto's gemaakt van het deel van de sterrenhemel waarin zich momenteel ijsdwergen bevinden die mogelijk in aanmerking komen voor zo'n bezoek. Pamela Gay en Cory Lehan van de Southern University of Illinois in Edwardsville hebben nu de Icehunters-website ontwikkeld om het grote publiek de gelegenheid te bieden in deze opnamen mee te helpen zoeken naar tot nu toe onbekende ijsdwergen.
http://pluto.jhuapl.edu/news_center/news/20110621.php"}], "gli_item": {"publishers": [], "script_content": "", "end_date": null, "title": "Publiek kan helpen zoeken naar reisdoel voor New Horizons", "pk_id": 33370, "tags": [{"type": "sitetag", "title": "IJsdwergen"}], "excerpt": "
Via de website www.icehunters.org kan het grote publiek mee helpen zoeken naar toekomstige reisdoelen voor de Amerikaanse ruimtesonde New Horizons. New Horizons werd in januari 2006 gelanceerd en zal in 2015 de eerste ruimtesonde zijn die een bezoek brengt aan de dwergplaneet Pluto en zijn grote maan Charon. Daarna is het de bedoeling dat de ruimtesonde nog een scheervlucht uitvoert langs één of twee kleinere ijsdwergen in de Kuipergordel - de brede band van bevroren hemellichamen buiten de baan van Neptunus, waar ook Pluto deel van uitmaakt. \r\n
Met grote telescopen op aarde zijn inmiddels foto's gemaakt van het deel van de sterrenhemel waarin zich momenteel ijsdwergen bevinden die mogelijk in aanmerking komen voor zo'n bezoek. Pamela Gay en Cory Lehan van de Southern University of Illinois in Edwardsville hebben nu de Icehunters-website ontwikkeld om het grote publiek de gelegenheid te bieden in deze opnamen mee te helpen zoeken naar tot nu toe onbekende ijsdwergen.
http://pluto.jhuapl.edu/news_center/news/20110621.php", "slug": "publiek-kan-helpen-zoeken-naar-reisdoel-voor-new-h", "language": "en", "end_date_tuple": [], "sources": [{"date": "2012-09-23 12:13:11", "url": "http://www.jhu.edu/", "type": "source", "title": "Johns Hopkins University"}], "location": [], "start_date_tuple": [2011, 6, 21, 0, 0, 0], "auto_excerpt": false, "type": "genericlistitem", "start_date": "2011-06-21 00:00:00", "categories": [], "view": "index"}, "title": "Publiek kan helpen zoeken naar reisdoel voor New Horizons"}, {"url": "/actueel/artikelen/_detail/gli/exit-pluto/", "items": [{"term": "IJsdwergen", "excerpt": "\r\n
Vierenhalf jaar geleden, op de rumoerige slotzitting van de driejaarlijkse Algemene Vergadering van de Interationale Astronomische Unie in Praag, besloten een paar honderd sterrenkundigen langs democratische weg dat Pluto voortaan geen planeet meer is. \r\n
Sinds 1992 waren er honderden andere bevroren hemellichamen in de buitendelen van het zonnestelsel gevonden, en één daarvan, met de bijnaam Xena, leek zelfs een slag groter te zijn dan Pluto. Hoog tijd voor een sluitende definitie van wat nu eigenlijk een planeet is. Exit Pluto. \r\n
Aanstichter van al dat leed was de Californische astronoom Mike Brown. Dat wil zeggen: Brown was de ontdekker van Xena, en leverde daarmee niet alleen de nagels maar zelfs het deksel voor de doodskist van Pluto. En daar heeft hij zichtbaar plezier in: op Twitter gaat hij zelfs als @plutokiller door het leven. \r\n
Het is niet dat Brown een hekel heeft aan de ijsdwergen in de Kuipergordel – de brede band van komeetachtige brokstukken buiten de baan van Neptunus. Als er één ijsdwergenexpert en -liefhebber is, is hij het wel. Samen met zijn collega’s ontdekte hij enkele van de grootste en vreemdste exemplaren, waaronder Sedna, met een omlooptijd van 11.500 jaar, en Haumea, het snel rondtollende overblijfsel van een catastrofale botsing. \r\n
Het lot van Pluto is gewoon het meest in het oog springende gevolg van de ontdekking van al die ‘trans-Neptunische objecten’, die waardevolle informatie opleveren over ontstaan en evolutie van het zonnestelsel. \r\n
‘How I Killed Pluto’ is het persoonlijke relaas van Browns speurtocht naar de grootste bewoners van de Kuipergordel, met als bizarre hoogtepunten de ‘diefstal’ van een van zijn jachttrofeeën door een groep Spanjaarden en de chaotische taferelen rond de ‘degradatie’ van Pluto in Praag – waar Brown overigens zelf niet bij aanwezig was. \r\n
Het boek leest als een trein, het bevat hilarische passages, en je steekt er nog wat van op ook. Jammergenoeg besteedt Brown wel héél veel aandacht aan echtgenote Diane en dochtertje Lilah. Toegegeven, beiden spelen een rol in de hele Pluto-soap, maar het had wel wat minder gemogen. \r\n
Xena heet tegenwoorig officieel Eris – door Brown genoemd naar de Griekse godin van twist en tweedracht. Heel toepasselijk: nog steeds zinnen sommige planeetdeskundigen op snode plannen om Pluto’s planeetstatus weer te herstellen. Dat dat lukt lijkt overigens uitgesloten.\r\n
How I Killed Pluto and Why It Had It Coming\r\n
Mike Brown\r\n
Spiegel & Grau, New York 2010\r\n
ISBN 9780385531085\r\n
€ 24,99"}], "gli_item": {"publishers": [{"date": "2012-09-23 15:16:01", "url": "http://www.volkskrant.nl", "type": "publisher", "title": "de Volkskrant"}], "script_content": "", "end_date": null, "title": "Exit Pluto", "pk_id": 31544, "tags": [{"type": "sitetag", "title": "IJsdwergen"}, {"type": "sitetag", "title": "Pluto"}], "excerpt": "\r\n
Vierenhalf jaar geleden, op de rumoerige slotzitting van de driejaarlijkse Algemene Vergadering van de Interationale Astronomische Unie in Praag, besloten een paar honderd sterrenkundigen langs democratische weg dat Pluto voortaan geen planeet meer is. \r\n
Sinds 1992 waren er honderden andere bevroren hemellichamen in de buitendelen van het zonnestelsel gevonden, en één daarvan, met de bijnaam Xena, leek zelfs een slag groter te zijn dan Pluto. Hoog tijd voor een sluitende definitie van wat nu eigenlijk een planeet is. Exit Pluto. \r\n
Aanstichter van al dat leed was de Californische astronoom Mike Brown. Dat wil zeggen: Brown was de ontdekker van Xena, en leverde daarmee niet alleen de nagels maar zelfs het deksel voor de doodskist van Pluto. En daar heeft hij zichtbaar plezier in: op Twitter gaat hij zelfs als @plutokiller door het leven. \r\n
Het is niet dat Brown een hekel heeft aan de ijsdwergen in de Kuipergordel – de brede band van komeetachtige brokstukken buiten de baan van Neptunus. Als er één ijsdwergenexpert en -liefhebber is, is hij het wel. Samen met zijn collega’s ontdekte hij enkele van de grootste en vreemdste exemplaren, waaronder Sedna, met een omlooptijd van 11.500 jaar, en Haumea, het snel rondtollende overblijfsel van een catastrofale botsing. \r\n
Het lot van Pluto is gewoon het meest in het oog springende gevolg van de ontdekking van al die ‘trans-Neptunische objecten’, die waardevolle informatie opleveren over ontstaan en evolutie van het zonnestelsel. \r\n
‘How I Killed Pluto’ is het persoonlijke relaas van Browns speurtocht naar de grootste bewoners van de Kuipergordel, met als bizarre hoogtepunten de ‘diefstal’ van een van zijn jachttrofeeën door een groep Spanjaarden en de chaotische taferelen rond de ‘degradatie’ van Pluto in Praag – waar Brown overigens zelf niet bij aanwezig was. \r\n
Het boek leest als een trein, het bevat hilarische passages, en je steekt er nog wat van op ook. Jammergenoeg besteedt Brown wel héél veel aandacht aan echtgenote Diane en dochtertje Lilah. Toegegeven, beiden spelen een rol in de hele Pluto-soap, maar het had wel wat minder gemogen. \r\n
Xena heet tegenwoorig officieel Eris – door Brown genoemd naar de Griekse godin van twist en tweedracht. Heel toepasselijk: nog steeds zinnen sommige planeetdeskundigen op snode plannen om Pluto’s planeetstatus weer te herstellen. Dat dat lukt lijkt overigens uitgesloten.\r\n
How I Killed Pluto and Why It Had It Coming\r\n
Mike Brown\r\n
Spiegel & Grau, New York 2010\r\n
ISBN 9780385531085\r\n
€ 24,99", "slug": "exit-pluto", "language": "nl", "end_date_tuple": [], "sources": [], "location": [], "start_date_tuple": [2011, 3, 5, 0, 0, 0], "auto_excerpt": false, "type": "genericlistitem", "start_date": "2011-03-05 00:00:00", "categories": [], "view": "index"}, "title": "Exit Pluto"}, {"url": "/actueel/nieuws/_detail/gli/tien-nieuwe-objecten-ontdekt-in-de-kuipergordel/", "items": [{"term": "IJsdwergen", "excerpt": "Een nieuwe telescoop, die nog maar net is begonnen aan zijn verkenning van de hemel boven Hawaï, heeft zijn eerste ontdekkingen al gedaan. Het Panoramic Survey Telescope & Rapid Response System (Pan-STARRS) heeft tien objecten ontdekt in de Kuipergordel - de brede gordel van duizenden kleine, ijsachtige hemellichamen voorbij de baan van de planeet Neptunus. De tien nieuwe Kuipergordelobjecten zijn naar schatting 300 tot 500 kilometer groot.
De speurtocht naar objecten in die verre buitenwijk maakt deel uit van een grote hemelverkenning waar zestig procent van de telescooptijd van Pan-STARRS in gaat zitten. Naar verwachting naast Kuipergordelobjecten ook nabije planetoïden worden opgespoord.
De Pan-STARRS-telescoop is sinds juni 2010 in bedrijf. Hij is uitgerust met de grootste digitale camera ter wereld: een 1,4 gigapixel kolos.
New Telescope Exploring Solar System \"Outback\""}], "gli_item": {"publishers": [], "script_content": "", "end_date": null, "title": "Tien nieuwe objecten ontdekt in de Kuipergordel", "pk_id": 33067, "tags": [{"type": "sitetag", "title": "IJsdwergen"}], "excerpt": "Een nieuwe telescoop, die nog maar net is begonnen aan zijn verkenning van de hemel boven Hawaï, heeft zijn eerste ontdekkingen al gedaan. Het Panoramic Survey Telescope & Rapid Response System (Pan-STARRS) heeft tien objecten ontdekt in de Kuipergordel - de brede gordel van duizenden kleine, ijsachtige hemellichamen voorbij de baan van de planeet Neptunus. De tien nieuwe Kuipergordelobjecten zijn naar schatting 300 tot 500 kilometer groot.
De speurtocht naar objecten in die verre buitenwijk maakt deel uit van een grote hemelverkenning waar zestig procent van de telescooptijd van Pan-STARRS in gaat zitten. Naar verwachting naast Kuipergordelobjecten ook nabije planetoïden worden opgespoord.
De Pan-STARRS-telescoop is sinds juni 2010 in bedrijf. Hij is uitgerust met de grootste digitale camera ter wereld: een 1,4 gigapixel kolos.
New Telescope Exploring Solar System \"Outback\"", "slug": "tien-nieuwe-objecten-ontdekt-in-de-kuipergordel", "language": "en", "end_date_tuple": [], "sources": [{"date": "2012-09-23 12:13:11", "url": "http://cfa-www.harvard.edu/", "type": "source", "title": "Harvard-Smithsonian Center for Astrophysics"}], "location": [], "start_date_tuple": [2011, 1, 11, 0, 0, 0], "auto_excerpt": false, "type": "genericlistitem", "start_date": "2011-01-11 00:00:00", "categories": [], "view": "index"}, "title": "Tien nieuwe objecten ontdekt in de Kuipergordel"}, {"url": "/actueel/nieuws/_detail/gli/amateurastronomen-helpen-melkwegstelsel-uitpluizen/", "items": [{"term": "IJsdwergen", "excerpt": "Amateurastronomen die zijn uitgekeken op zon, maan en sterrenstelsels kunnen vanaf nu ook het melkwegonderzoek een handje toesteken. Iedereen die een computer met internetverbinding heeft, kan meedoen met het Milky Way Project.
De sterrenkunde maakt als een van de weinige wetenschappen al heel lang gebruik van de hulp van amateuronderzoekers. Dankzij het internet is hun rol alleen maar groter geworden - zeker sinds de start van het project Galaxy Zoo, waarbij honderdduizenden vrijwilligers grote aantallen sterrenstelsels helpen inventariseren. Op soortgelijke manier worden ook maankraters en uitbarstingen van de zon in kaart gebracht.
Vanaf nu is er een nieuwe uitdaging: het inventariseren van de ontelbare objecten die zijn vastgelegd door NASA's infraroodsatelliet Spitzer. Daarbij gaat het vooral om het opsporen van grote gasbellen in ons Melkwegstelsel. Maar ook andere objecten zoals sterrenhopen kunnen worden aangegeven. Het doel is om een zo volledig mogelijk beeld te krijgen van de stervormingsactiviteit in ons thuisstelsel.
Help Investigate Spitzer's Milky Way!"}], "gli_item": {"publishers": [], "script_content": "", "end_date": null, "title": "Amateurastronomen helpen Melkwegstelsel uitpluizen", "pk_id": 33016, "tags": [{"type": "sitetag", "title": "IJsdwergen"}], "excerpt": "Amateurastronomen die zijn uitgekeken op zon, maan en sterrenstelsels kunnen vanaf nu ook het melkwegonderzoek een handje toesteken. Iedereen die een computer met internetverbinding heeft, kan meedoen met het Milky Way Project.
De sterrenkunde maakt als een van de weinige wetenschappen al heel lang gebruik van de hulp van amateuronderzoekers. Dankzij het internet is hun rol alleen maar groter geworden - zeker sinds de start van het project Galaxy Zoo, waarbij honderdduizenden vrijwilligers grote aantallen sterrenstelsels helpen inventariseren. Op soortgelijke manier worden ook maankraters en uitbarstingen van de zon in kaart gebracht.
Vanaf nu is er een nieuwe uitdaging: het inventariseren van de ontelbare objecten die zijn vastgelegd door NASA's infraroodsatelliet Spitzer. Daarbij gaat het vooral om het opsporen van grote gasbellen in ons Melkwegstelsel. Maar ook andere objecten zoals sterrenhopen kunnen worden aangegeven. Het doel is om een zo volledig mogelijk beeld te krijgen van de stervormingsactiviteit in ons thuisstelsel.
Help Investigate Spitzer's Milky Way!", "slug": "amateurastronomen-helpen-melkwegstelsel-uitpluizen", "language": "en", "end_date_tuple": [], "sources": [{"date": "2012-09-23 12:13:07", "url": "http://www.caltech.edu/", "type": "source", "title": "California Institute of Technology"}], "location": [], "start_date_tuple": [2010, 12, 7, 0, 0, 0], "auto_excerpt": false, "type": "genericlistitem", "start_date": "2010-12-07 00:00:00", "categories": [], "view": "index"}, "title": "Amateurastronomen helpen Melkwegstelsel uitpluizen"}, {"url": "/actueel/artikelen/_detail/gli/pluto-weer-koning-der-dwergplaneten/", "items": [{"term": "IJsdwergen", "excerpt": "\r\n
Pluto is waarschijnlijk toch het grootste object in de Kuipergordel – een brede band van ijzige hemellichamen buiten de baan van Neptunus. Tot nu toe werd aangenomen dat de dwergplaneet Eris, ontdekt in 2005, minstens enkele tientallen kilometers groter is. \r\n
Pluto verloor in de zomer van 2006 zijn status als planeet. Directe aanleiding was de ontdekking van vele honderden andere hemellichamen in de buitendelen van het zonnestelsel. Dat Pluto zelfs niet het grootste object in de Kuipergordel bleek te zijn, gaf de doorslag. \r\n
De diameter van Eris werd tot nu toe geschat op ca. 2400 kilometer, op basis van metingen met infraroodtelescopen. Afgelopen weekend schoof Eris, gezien vanaf de aarde, echter voor een verre ster langs, waardoor de afmetingen veel nauwkeuriger bepaald konden worden. \r\n
De sterbedekking, die enkele tientallen seconden duurde, werd geregistreerd door verschillende telescopen in Noord-Chili. Volgens de Franse astronoom Alain Maury, eigenaar van een particulier observatorium in San Pedro de Atacama, blijkt uit de metingen dat Eris ‘in elk geval kleiner is dan 2320 kilometer’. \r\n
Dat is kleiner dan Pluto, die een diameter heeft van 2340 kilometer. Althans, volgens de Franse sterrenkundige Bruno Sicardy. Andere bepalingen vallen wat lager uit, maar Maury houdt staande dat Eris kleiner is. Een Nature-publicatie over de nieuwe metingen is in de maak. \r\n
Eris is dan misschien niet langer de grootste dwergplaneet; hij is nog wel de zwaarste. De massa’s van Eris en Pluto volgen uit de omlooptijd van hun manen. Eris blijkt 25 procent zwaarder te zijn dan Pluto. \r\n
Dat roept vragen op over zijn samenstelling. Met een dichtheid van 2,5 gram per kubieke centimeter moet hij voor een groot deel uit gesteente bestaan. Toch weerkaatst het oppervlak van Eris 90 procent van het opvallende zonlicht, wat juist doet vermoeden dat het uit schoon ijs bestaat. \r\n
Dankzij de nieuwe metingen is Pluto nu dus weer het grootste hemellichaam in de Kuipergordel, en tevens de ‘koning’ van de dwergplaneten. Zijn planeetstatus zal hij echter niet terugkrijgen. \r\n
Overigens kan er zo maar een nieuwe dwergplaneet worden ontdekt die wél groter is dan Pluto. Eris-ontdekker Mike Brown start binnenkort een nieuwe klopjacht, dit keer aan de zuidelijke sterrenhemel."}], "gli_item": {"publishers": [{"date": "2012-09-23 15:16:01", "url": "http://www.volkskrant.nl", "type": "publisher", "title": "de Volkskrant"}], "script_content": "", "end_date": null, "title": "Pluto weer koning der dwergplaneten", "pk_id": 31491, "tags": [{"type": "sitetag", "title": "Pluto"}, {"type": "sitetag", "title": "IJsdwergen"}], "excerpt": "\r\n
Pluto is waarschijnlijk toch het grootste object in de Kuipergordel – een brede band van ijzige hemellichamen buiten de baan van Neptunus. Tot nu toe werd aangenomen dat de dwergplaneet Eris, ontdekt in 2005, minstens enkele tientallen kilometers groter is. \r\n
Pluto verloor in de zomer van 2006 zijn status als planeet. Directe aanleiding was de ontdekking van vele honderden andere hemellichamen in de buitendelen van het zonnestelsel. Dat Pluto zelfs niet het grootste object in de Kuipergordel bleek te zijn, gaf de doorslag. \r\n
De diameter van Eris werd tot nu toe geschat op ca. 2400 kilometer, op basis van metingen met infraroodtelescopen. Afgelopen weekend schoof Eris, gezien vanaf de aarde, echter voor een verre ster langs, waardoor de afmetingen veel nauwkeuriger bepaald konden worden. \r\n
De sterbedekking, die enkele tientallen seconden duurde, werd geregistreerd door verschillende telescopen in Noord-Chili. Volgens de Franse astronoom Alain Maury, eigenaar van een particulier observatorium in San Pedro de Atacama, blijkt uit de metingen dat Eris ‘in elk geval kleiner is dan 2320 kilometer’. \r\n
Dat is kleiner dan Pluto, die een diameter heeft van 2340 kilometer. Althans, volgens de Franse sterrenkundige Bruno Sicardy. Andere bepalingen vallen wat lager uit, maar Maury houdt staande dat Eris kleiner is. Een Nature-publicatie over de nieuwe metingen is in de maak. \r\n
Eris is dan misschien niet langer de grootste dwergplaneet; hij is nog wel de zwaarste. De massa’s van Eris en Pluto volgen uit de omlooptijd van hun manen. Eris blijkt 25 procent zwaarder te zijn dan Pluto. \r\n
Dat roept vragen op over zijn samenstelling. Met een dichtheid van 2,5 gram per kubieke centimeter moet hij voor een groot deel uit gesteente bestaan. Toch weerkaatst het oppervlak van Eris 90 procent van het opvallende zonlicht, wat juist doet vermoeden dat het uit schoon ijs bestaat. \r\n
Dankzij de nieuwe metingen is Pluto nu dus weer het grootste hemellichaam in de Kuipergordel, en tevens de ‘koning’ van de dwergplaneten. Zijn planeetstatus zal hij echter niet terugkrijgen. \r\n
Overigens kan er zo maar een nieuwe dwergplaneet worden ontdekt die wél groter is dan Pluto. Eris-ontdekker Mike Brown start binnenkort een nieuwe klopjacht, dit keer aan de zuidelijke sterrenhemel.", "slug": "pluto-weer-koning-der-dwergplaneten", "language": "nl", "end_date_tuple": [], "sources": [], "location": [], "start_date_tuple": [2010, 11, 10, 0, 0, 0], "auto_excerpt": false, "type": "genericlistitem", "start_date": "2010-11-10 00:00:00", "categories": [], "view": "index"}, "title": "Pluto weer koning der dwergplaneten"}, {"url": "/actueel/nieuws/_detail/gli/dwergplaneet-eris-lijkt-toch-kleiner-dan-pluto/", "items": [{"term": "IJsdwergen", "excerpt": "Afgelopen zaterdag trok de verre dwergplaneet Eris precies voor een ster langs. Drie teams van sterrenkundigen hebben deze bijzondere sterbedekking vanuit Chili waargenomen. Hun metingen kunnen worden gebruikt om de grootte van Eris te bepalen.
De definitieve meetwaarde is nog niet bekend, maar het lijkt er sterk op dat de middellijn van Eris in elk geval kleiner is dan 2340 kilometer. Dat is maar vier kilometer minder dan de grootte van Pluto, maar het uiteindelijke getal zou nog eens vijftig tot zestig kilometer lager kunnen uitvallen. Tot nog toe werd ervan uitgegaan dat Eris juist de grootste van de twee was.
Als het formaat van Eris inderdaad naar beneden moet worden bijgesteld, betekent dit dat haar oppervlak nog witter is dan gedacht. Het licht-weerkaatsend vermogen komt dan uit op negentig procent of meer. Daarmee benadert Eris de helderheid van de ijsmaan Enceladus, die om de planeet Saturnus cirkelt.
Former 'tenth planet' may be smaller than Pluto"}], "gli_item": {"publishers": [], "script_content": "", "end_date": null, "title": "Dwergplaneet Eris lijkt toch kleiner dan Pluto", "pk_id": 32958, "tags": [{"type": "sitetag", "title": "Pluto"}, {"type": "sitetag", "title": "IJsdwergen"}], "excerpt": "Afgelopen zaterdag trok de verre dwergplaneet Eris precies voor een ster langs. Drie teams van sterrenkundigen hebben deze bijzondere sterbedekking vanuit Chili waargenomen. Hun metingen kunnen worden gebruikt om de grootte van Eris te bepalen.
De definitieve meetwaarde is nog niet bekend, maar het lijkt er sterk op dat de middellijn van Eris in elk geval kleiner is dan 2340 kilometer. Dat is maar vier kilometer minder dan de grootte van Pluto, maar het uiteindelijke getal zou nog eens vijftig tot zestig kilometer lager kunnen uitvallen. Tot nog toe werd ervan uitgegaan dat Eris juist de grootste van de twee was.
Als het formaat van Eris inderdaad naar beneden moet worden bijgesteld, betekent dit dat haar oppervlak nog witter is dan gedacht. Het licht-weerkaatsend vermogen komt dan uit op negentig procent of meer. Daarmee benadert Eris de helderheid van de ijsmaan Enceladus, die om de planeet Saturnus cirkelt.
Former 'tenth planet' may be smaller than Pluto", "slug": "dwergplaneet-eris-lijkt-toch-kleiner-dan-pluto", "language": "en", "end_date_tuple": [], "sources": [{"date": "2012-09-23 12:13:11", "url": "http://allesoversterrenkunde.nl", "type": "source", "title": "allesoversterrenkunde.nl"}], "location": [], "start_date_tuple": [2010, 11, 8, 0, 0, 0], "auto_excerpt": false, "type": "genericlistitem", "start_date": "2010-11-08 00:00:00", "categories": [], "view": "index"}, "title": "Dwergplaneet Eris lijkt toch kleiner dan Pluto"}, {"url": "/actueel/nieuws/_detail/gli/verre-ijsdwergen-zijn-grote-toverballen/", "items": [{"term": "IJsdwergen", "excerpt": "De ongeveer duizend kleine hemellichamen die tot nog toe buiten de baan van de planeet Neptunus zijn ontdekt, komen in drie kleuren voor: rood, blauw en wit. Nieuwe modelberekeningen door wetenschappers van NASA's Goddard Space Flight Center laten zien hoe dat kan. Waarschijnlijk hebben de ijsdwergen een gelaagde structuur, net als een toverbal.
Door hun grote afstand is van de verre ijsdwergen zelfs met de beste telescopen weinig meer te zien dan een nietig lichtpuntje. Maar die lichtpuntjes vertonen wel allerlei verschillende tinten, die tot nog toe moeilijk verklaarbaar waren. Het toverbalmodel gaat ervan uit dat de ijsdwergen uit lagen van verschillende kleuren bestaan.
Volgens het model hebben de ijsdwergen een kleine kern van gesteente, die gehuld is in mantels van waterijs (blauwwit) en organisch verbindingen (rood). Welke kleur de ijsdwerg vertoont, hangt van allerlei factoren af, zoals de eroderende werking van de geladen deeltjes van de zon en het optreden van 'ijsvulkanisme'. Dit laatste proces, waarbij relatief schoon waterijs uit de diepte omhoog komt en een nieuwe buitenkorst vormt, zou de blauwe en witte tinten van sommige ijsdwergen kunnen verklaren.
Kuiper Belt of Many Colors"}], "gli_item": {"publishers": [], "script_content": "", "end_date": null, "title": "Verre ijsdwergen zijn grote toverballen", "pk_id": 32936, "tags": [{"type": "sitetag", "title": "IJsdwergen"}], "excerpt": "De ongeveer duizend kleine hemellichamen die tot nog toe buiten de baan van de planeet Neptunus zijn ontdekt, komen in drie kleuren voor: rood, blauw en wit. Nieuwe modelberekeningen door wetenschappers van NASA's Goddard Space Flight Center laten zien hoe dat kan. Waarschijnlijk hebben de ijsdwergen een gelaagde structuur, net als een toverbal.
Door hun grote afstand is van de verre ijsdwergen zelfs met de beste telescopen weinig meer te zien dan een nietig lichtpuntje. Maar die lichtpuntjes vertonen wel allerlei verschillende tinten, die tot nog toe moeilijk verklaarbaar waren. Het toverbalmodel gaat ervan uit dat de ijsdwergen uit lagen van verschillende kleuren bestaan.
Volgens het model hebben de ijsdwergen een kleine kern van gesteente, die gehuld is in mantels van waterijs (blauwwit) en organisch verbindingen (rood). Welke kleur de ijsdwerg vertoont, hangt van allerlei factoren af, zoals de eroderende werking van de geladen deeltjes van de zon en het optreden van 'ijsvulkanisme'. Dit laatste proces, waarbij relatief schoon waterijs uit de diepte omhoog komt en een nieuwe buitenkorst vormt, zou de blauwe en witte tinten van sommige ijsdwergen kunnen verklaren.
Kuiper Belt of Many Colors", "slug": "verre-ijsdwergen-zijn-grote-toverballen", "language": "en", "end_date_tuple": [], "sources": [{"date": "2012-09-23 12:13:11", "url": "http://www.nasa.gov/", "type": "source", "title": "National Aeronautics and Space Administration (NASA)"}], "location": [], "start_date_tuple": [2010, 10, 27, 0, 0, 0], "auto_excerpt": false, "type": "genericlistitem", "start_date": "2010-10-27 00:00:00", "categories": [], "view": "index"}, "title": "Verre ijsdwergen zijn grote toverballen"}, {"url": "/actueel/nieuws/_detail/gli/planeet-neptunus-was-geen-pestkop/", "items": [{"term": "IJsdwergen", "excerpt": "Nieuw onderzoek door een student van de universiteit van Victoria (Canada) vormt een uitdaging voor de bestaande theorie over de vorming van het buitengebied van ons zonnestelsel. Tijdens de bijeenkomst van planeetdeskundigen die deze week in Pasadena wordt gehouden, heeft Alex Parker bewijs laten zien dat de planeet Neptunus geen grote aantallen planetoïden heeft 'weggepest'. Tot nog toe is dat het idee achter de vorming van de zogeheten Kuipergordel buiten de baan van Neptunus.
De Kuipergordel is een platte ring die zich uitstrekt van zes miljard tot zeven miljard kilometer van de zon. In deze gordel bevinden zich duizenden ijsachtige planetoïden groter dan honderd kilometer, die worden beschouwd als een overblijfsel uit de tijd dat de planeten van ons zonnestelsel werden gevormd. Een flinke aantal van deze ijsdwergen - ruwweg één op de drie - draait in paren om de zon.
Uit Parkers computersimulaties blijkt dat veel van die dubbele ijsdwergen van elkaar gescheiden zouden zijn als de Kuipergordel inderdaad door de zwaartekrachtswerking van Neptunus naar zijn huidige locatie verbannen was. Het lijkt er sterk op dat de ijsdwergen gewoon in de buurt van hun huidige locatie zijn ontstaan.
Planet Neptune Not Guilty Of Harassment"}], "gli_item": {"publishers": [], "script_content": "", "end_date": null, "title": "Planeet Neptunus was geen pestkop", "pk_id": 32889, "tags": [{"type": "sitetag", "title": "IJsdwergen"}, {"type": "sitetag", "title": "Uranus/Neptunus"}], "excerpt": "Nieuw onderzoek door een student van de universiteit van Victoria (Canada) vormt een uitdaging voor de bestaande theorie over de vorming van het buitengebied van ons zonnestelsel. Tijdens de bijeenkomst van planeetdeskundigen die deze week in Pasadena wordt gehouden, heeft Alex Parker bewijs laten zien dat de planeet Neptunus geen grote aantallen planetoïden heeft 'weggepest'. Tot nog toe is dat het idee achter de vorming van de zogeheten Kuipergordel buiten de baan van Neptunus.
De Kuipergordel is een platte ring die zich uitstrekt van zes miljard tot zeven miljard kilometer van de zon. In deze gordel bevinden zich duizenden ijsachtige planetoïden groter dan honderd kilometer, die worden beschouwd als een overblijfsel uit de tijd dat de planeten van ons zonnestelsel werden gevormd. Een flinke aantal van deze ijsdwergen - ruwweg één op de drie - draait in paren om de zon.
Uit Parkers computersimulaties blijkt dat veel van die dubbele ijsdwergen van elkaar gescheiden zouden zijn als de Kuipergordel inderdaad door de zwaartekrachtswerking van Neptunus naar zijn huidige locatie verbannen was. Het lijkt er sterk op dat de ijsdwergen gewoon in de buurt van hun huidige locatie zijn ontstaan.
Planet Neptune Not Guilty Of Harassment", "slug": "planeet-neptunus-was-geen-pestkop", "language": "en", "end_date_tuple": [], "sources": [{"date": "2012-09-23 12:13:11", "url": "http://allesoversterrenkunde.nl", "type": "source", "title": "allesoversterrenkunde.nl"}], "location": [], "start_date_tuple": [2010, 10, 5, 0, 0, 0], "auto_excerpt": false, "type": "genericlistitem", "start_date": "2010-10-05 00:00:00", "categories": [], "view": "index"}, "title": "Planeet Neptunus was geen pestkop"}, {"url": "/actueel/nieuws/_detail/gli/veel-stikstof-op-oppervlak-van-dwergplaneet-eris/", "items": [{"term": "IJsdwergen", "excerpt": "Een team Amerikaanse wetenschappers heeft vastgesteld dat het bevroren oppervlak van Eris, voor zover bekend de grootste dwergplaneet van ons zonnestelsel, voornamelijk uit stikstofijs bestaat. In dat opzicht lijkt hij sterk op de langst bekende dwergplaneet, Pluto.
De ontdekking is niet alleen gebaseerd op waarnemingen van Eris en Pluto, maar ook op onderzoek in het nieuwe 'ijslaboratorium' van Northern Arizona University. In dat lab worden de ijzige omstandigheden op de verre dwergplaneten (-390 graden Fahrenheit oftewel -234 graden Celsius) nagebootst. Vervolgens worden ijsmonsters gemaakt door mengsels van gassen zoals stikstof, methaan en argon te laten bevriezen.
Door de ijsmonsters met licht te beschijnen, kan worden vastgesteld welke 'chemische vingerafdrukken' (spectraallijnen) de diverse gasmengsels in het licht achterlaten. Deze vingerafdrukken worden ten slotte vergeleken met telescoopwaarnemingen van Eris en Pluto. De conclusie is dat het ijsoppervlak van Eris voor negentig procent uit bevroren stikstof en voor tien procent uit bevroren methaan bestaat.
Nitrogen, Methane Dominate Icy Surface of Eris"}], "gli_item": {"publishers": [], "script_content": "", "end_date": null, "title": "Veel stikstof op oppervlak van dwergplaneet Eris", "pk_id": 32887, "tags": [{"type": "sitetag", "title": "IJsdwergen"}, {"type": "sitetag", "title": "Pluto"}], "excerpt": "Een team Amerikaanse wetenschappers heeft vastgesteld dat het bevroren oppervlak van Eris, voor zover bekend de grootste dwergplaneet van ons zonnestelsel, voornamelijk uit stikstofijs bestaat. In dat opzicht lijkt hij sterk op de langst bekende dwergplaneet, Pluto.
De ontdekking is niet alleen gebaseerd op waarnemingen van Eris en Pluto, maar ook op onderzoek in het nieuwe 'ijslaboratorium' van Northern Arizona University. In dat lab worden de ijzige omstandigheden op de verre dwergplaneten (-390 graden Fahrenheit oftewel -234 graden Celsius) nagebootst. Vervolgens worden ijsmonsters gemaakt door mengsels van gassen zoals stikstof, methaan en argon te laten bevriezen.
Door de ijsmonsters met licht te beschijnen, kan worden vastgesteld welke 'chemische vingerafdrukken' (spectraallijnen) de diverse gasmengsels in het licht achterlaten. Deze vingerafdrukken worden ten slotte vergeleken met telescoopwaarnemingen van Eris en Pluto. De conclusie is dat het ijsoppervlak van Eris voor negentig procent uit bevroren stikstof en voor tien procent uit bevroren methaan bestaat.
Nitrogen, Methane Dominate Icy Surface of Eris", "slug": "veel-stikstof-op-oppervlak-van-dwergplaneet-eris", "language": "en", "end_date_tuple": [], "sources": [{"date": "2012-09-23 12:13:11", "url": "http://allesoversterrenkunde.nl", "type": "source", "title": "allesoversterrenkunde.nl"}], "location": [], "start_date_tuple": [2010, 10, 5, 0, 0, 0], "auto_excerpt": false, "type": "genericlistitem", "start_date": "2010-10-05 00:00:00", "categories": [], "view": "index"}, "title": "Veel stikstof op oppervlak van dwergplaneet Eris"}, {"url": "/actueel/nieuws/_detail/gli/veertien-nieuwe-ijsdwergen-opgespoord/", "items": [{"term": "IJsdwergen", "excerpt": "Voorbij de baan van de planeet Neptunus bevinden zich ontelbare ijsachtige hemellichamen. Deze transneptunische objecten of ijsdwergen ontvangen dermate weinig zonlicht, dat ze vanaf de aarde nauwelijks waarneembaar zijn. Maar dankzij een slimme techniek hebben astronomen met behulp van de Hubble-ruimtetelescoop toch weer veertien van die ijsdwergen opgespoord.
Net als de planeten draaien de ijsdwergen om de zon - zij het heel langzaam. Hierdoor verplaatsen zij zich ten opzichte van de achtergrond van vaste sterren en vertonen ze zich op lang belichte opnamen als korte streepjes. Met behulp van speciale software hebben de astronomen op honderden Hubble-opnamen naar zulke streepjes gezocht.
Tussen de vele kandidaten die dat opleverde, bleken dus veertien echte ijsdwergen te zitten. Alle gevonden objecten zijn zeer bescheiden van omvang: ze zijn veertig tot honderd kilometer groot. Twee van de veertien vormen een duo dat om elkaar heen draait.
Omdat voor dit onderzoek maar een heel klein stukje hemel is afgespeurd, is de verwachting dat er in de Hubble-archieven nog honderden ijsdwergen op ontdekking wachten.
NASA's Hubble Harvests Distant Solar System Objects"}], "gli_item": {"publishers": [], "script_content": "", "end_date": null, "title": "Veertien nieuwe ijsdwergen opgespoord", "pk_id": 32841, "tags": [{"type": "sitetag", "title": "IJsdwergen"}], "excerpt": "Voorbij de baan van de planeet Neptunus bevinden zich ontelbare ijsachtige hemellichamen. Deze transneptunische objecten of ijsdwergen ontvangen dermate weinig zonlicht, dat ze vanaf de aarde nauwelijks waarneembaar zijn. Maar dankzij een slimme techniek hebben astronomen met behulp van de Hubble-ruimtetelescoop toch weer veertien van die ijsdwergen opgespoord.
Net als de planeten draaien de ijsdwergen om de zon - zij het heel langzaam. Hierdoor verplaatsen zij zich ten opzichte van de achtergrond van vaste sterren en vertonen ze zich op lang belichte opnamen als korte streepjes. Met behulp van speciale software hebben de astronomen op honderden Hubble-opnamen naar zulke streepjes gezocht.
Tussen de vele kandidaten die dat opleverde, bleken dus veertien echte ijsdwergen te zitten. Alle gevonden objecten zijn zeer bescheiden van omvang: ze zijn veertig tot honderd kilometer groot. Twee van de veertien vormen een duo dat om elkaar heen draait.
Omdat voor dit onderzoek maar een heel klein stukje hemel is afgespeurd, is de verwachting dat er in de Hubble-archieven nog honderden ijsdwergen op ontdekking wachten.
NASA's Hubble Harvests Distant Solar System Objects", "slug": "veertien-nieuwe-ijsdwergen-opgespoord", "language": "en", "end_date_tuple": [], "sources": [{"date": "2012-09-23 12:13:11", "url": "http://cfa-www.harvard.edu/", "type": "source", "title": "Harvard-Smithsonian Center for Astrophysics"}], "location": [], "start_date_tuple": [2010, 9, 13, 0, 0, 0], "auto_excerpt": false, "type": "genericlistitem", "start_date": "2010-09-13 00:00:00", "categories": [], "view": "index"}, "title": "Veertien nieuwe ijsdwergen opgespoord"}, {"url": "/actueel/nieuws/_detail/gli/verre-ijsdwerg-blijkt-veel-kleiner-dan-gedacht/", "items": [{"term": "IJsdwergen", "excerpt": "Op 9 oktober 2009 is vanaf de Hawaï-eilanden een bijzonder, maar nogal onopvallend hemelverschijnsel waargenomen: de bedekking van een ster door een ijzige planetoïde die zich ver buiten de baan van de planeet Neptunus bevindt. Amerikaanse wetenschappers hebben deze gelegenheid benut om de verre 'ijsdwerg' op te meten (Nature, 17 juni).
IJsdwerg KBO 55636 maakt deel uit van de zogeheten Kuipergordel. In die gordel bevinden zich naar schatting 70.000 objecten groter dan honderd kilometer. Maar tot nog toe zijn er maar ruim duizend ontdekt.
Door hun grote afstanden is over de meeste Kuipergordelobjecten weinig bekend: zelfs hun afmetingen zijn onzeker. Daarom kwam het mooi uit dat KBO 55636 vorig jaar precies voor een ster langs bewoog. Waarnemingen van zo'n sterbedekking kunnen namelijk worden gebruikt om de grootte van de ijsdwerg te bepalen.
Uit de resultaten van 9 oktober blijkt dat KBO 55636 aanzienlijk kleiner is dan verwacht. Zijn diameter bedraagt slechts 143 kilometer, terwijl eerdere schattingen uitkwamen op 360 tot 700 kilometer. Daaruit kan worden geconcludeerd dat het oppervlak van de ijsdwerg zo wit is als verse sneeuw en ijs. Dat is verrassend, omdat zo'n ijsoppervlak onder invloed van zonnestraling en stofafzettingen in de loop van de tijd heel donker wordt. Vermoed wordt dat KBO 55636 een relatief vers brokstuk is van een aanzienlijk groter Kuipergordelobject dat lang geleden in botsing is gekomen met een soortgenoot.
MIT astronomer leads the first team to study a Kuiper Belt object during a stellar occultation"}], "gli_item": {"publishers": [], "script_content": "", "end_date": null, "title": "Verre ijsdwerg blijkt veel kleiner dan gedacht", "pk_id": 32730, "tags": [{"type": "sitetag", "title": "IJsdwergen"}], "excerpt": "Op 9 oktober 2009 is vanaf de Hawaï-eilanden een bijzonder, maar nogal onopvallend hemelverschijnsel waargenomen: de bedekking van een ster door een ijzige planetoïde die zich ver buiten de baan van de planeet Neptunus bevindt. Amerikaanse wetenschappers hebben deze gelegenheid benut om de verre 'ijsdwerg' op te meten (Nature, 17 juni).
IJsdwerg KBO 55636 maakt deel uit van de zogeheten Kuipergordel. In die gordel bevinden zich naar schatting 70.000 objecten groter dan honderd kilometer. Maar tot nog toe zijn er maar ruim duizend ontdekt.
Door hun grote afstanden is over de meeste Kuipergordelobjecten weinig bekend: zelfs hun afmetingen zijn onzeker. Daarom kwam het mooi uit dat KBO 55636 vorig jaar precies voor een ster langs bewoog. Waarnemingen van zo'n sterbedekking kunnen namelijk worden gebruikt om de grootte van de ijsdwerg te bepalen.
Uit de resultaten van 9 oktober blijkt dat KBO 55636 aanzienlijk kleiner is dan verwacht. Zijn diameter bedraagt slechts 143 kilometer, terwijl eerdere schattingen uitkwamen op 360 tot 700 kilometer. Daaruit kan worden geconcludeerd dat het oppervlak van de ijsdwerg zo wit is als verse sneeuw en ijs. Dat is verrassend, omdat zo'n ijsoppervlak onder invloed van zonnestraling en stofafzettingen in de loop van de tijd heel donker wordt. Vermoed wordt dat KBO 55636 een relatief vers brokstuk is van een aanzienlijk groter Kuipergordelobject dat lang geleden in botsing is gekomen met een soortgenoot.
MIT astronomer leads the first team to study a Kuiper Belt object during a stellar occultation", "slug": "verre-ijsdwerg-blijkt-veel-kleiner-dan-gedacht", "language": "en", "end_date_tuple": [], "sources": [{"date": "2012-09-23 12:13:08", "url": "http://web.mit.edu/", "type": "source", "title": "Massachusetts Institute of Technology"}], "location": [], "start_date_tuple": [2010, 6, 16, 0, 0, 0], "auto_excerpt": false, "type": "genericlistitem", "start_date": "2010-06-16 00:00:00", "categories": [], "view": "index"}, "title": "Verre ijsdwerg blijkt veel kleiner dan gedacht"}, {"url": "/actueel/artikelen/_detail/gli/ijsdwerg-spiegelt-beter-dan-gedacht/", "items": [{"term": "IJsdwergen", "excerpt": "\r\n
Sterrenkundigen zijn er voor het eerst in geslaagd om de middellijn van een ijsdwerg nauwkeurig te meten. \r\n
Het stijf bevroren hemellichaam, ver buiten de baan van Neptunus, bewoog op 9 oktober 2009 voor een ster langs. Met verschillende telescopen in Hawaii werd de duur van die sterbedekking bepaald. Daaruit bleek dat het hemellichaam een middellijn van 286 kilometer heeft – een stuk kleiner dan gedacht. \r\n
IJsdwergen zijn overblijfselen uit de ontstaansperiode van het zonnestelsel. De dwergplaneet Pluto is een van de grootste; inmiddels zijn vele honderden kleinere exemplaren bekend. \r\n
KBO 55636 (KBO staat voor Kuiper Belt Object) is een bijzonder exemplaar: het is een van de brokstukken van een botsing die ongeveer één miljard jaar geleden plaatsvond. Je zou verwachten dat het ijzige oppervlak in de loop van de tijd donkerder was geworden, onder andere door kosmische straling. \r\n
Dat blijkt echter niet het geval. Uit de gemeten middellijn en de waargenomen helderheid kon het reflecterend vermogen van KBO 55636 worden berekend. De ijsdwerg blijkt maar liefst zo’n 90 procent van het opvallende zonlicht te weerkaatsen. Het oppervlak moet uit vrijwel zuiver ijs bestaan. \r\n
Hoe de mini-Pluto zo schoon en helder kon blijven, is niet bekend, aldus de onderzoekers in een artikel dat donderdag in Nature verschijnt."}], "gli_item": {"publishers": [{"date": "2012-09-23 15:16:01", "url": "http://www.volkskrant.nl", "type": "publisher", "title": "volkskrant.nl"}], "script_content": "", "end_date": null, "title": "IJsdwerg spiegelt beter dan gedacht", "pk_id": 31457, "tags": [{"type": "sitetag", "title": "IJsdwergen"}], "excerpt": "\r\n
Sterrenkundigen zijn er voor het eerst in geslaagd om de middellijn van een ijsdwerg nauwkeurig te meten. \r\n
Het stijf bevroren hemellichaam, ver buiten de baan van Neptunus, bewoog op 9 oktober 2009 voor een ster langs. Met verschillende telescopen in Hawaii werd de duur van die sterbedekking bepaald. Daaruit bleek dat het hemellichaam een middellijn van 286 kilometer heeft – een stuk kleiner dan gedacht. \r\n
IJsdwergen zijn overblijfselen uit de ontstaansperiode van het zonnestelsel. De dwergplaneet Pluto is een van de grootste; inmiddels zijn vele honderden kleinere exemplaren bekend. \r\n
KBO 55636 (KBO staat voor Kuiper Belt Object) is een bijzonder exemplaar: het is een van de brokstukken van een botsing die ongeveer één miljard jaar geleden plaatsvond. Je zou verwachten dat het ijzige oppervlak in de loop van de tijd donkerder was geworden, onder andere door kosmische straling. \r\n
Dat blijkt echter niet het geval. Uit de gemeten middellijn en de waargenomen helderheid kon het reflecterend vermogen van KBO 55636 worden berekend. De ijsdwerg blijkt maar liefst zo’n 90 procent van het opvallende zonlicht te weerkaatsen. Het oppervlak moet uit vrijwel zuiver ijs bestaan. \r\n
Hoe de mini-Pluto zo schoon en helder kon blijven, is niet bekend, aldus de onderzoekers in een artikel dat donderdag in Nature verschijnt.", "slug": "ijsdwerg-spiegelt-beter-dan-gedacht", "language": "nl", "end_date_tuple": [], "sources": [], "location": [], "start_date_tuple": [2010, 6, 16, 0, 0, 0], "auto_excerpt": false, "type": "genericlistitem", "start_date": "2010-06-16 00:00:00", "categories": [], "view": "index"}, "title": "IJsdwerg spiegelt beter dan gedacht"}, {"url": "/actueel/nieuws/_detail/gli/ruimtetelescoop-ontdekt-onzichtbaar-kuipergordelob/", "items": [{"term": "IJsdwergen", "excerpt": "Met de Hubble-ruimtetelescoop is een nieuw object ontdekt in de Kuipergordel - de brede gordel van ijsachtige hemellichamen buiten de baan van de planeet Neptunus. Met een geschatte afmeting van één kilometer is dit Kuipergordelobject verreweg het kleinste dat tot nog toe is waargenomen (Nature, 17 december).
Het ijsdwergje bevindt zich op een afstand van bijna 7 miljard kilometer en is eigenlijk te zwak om door de ruimtetelescoop opgemerkt te worden. Dat dit toch is gelukt, is te danken aan een slimmigheidje. Sterrenkundigen hebben gebruik gemaakt van de drie optische instrumenten die deel uitmaken van het richtsysteem van de ruimtetelescoop. Deze sensoren gebruiken het golfkarakter van licht om metingen te doen van de posities van sterren. Dat gebeurt dermate nauwkeurig dat zelfs hele kleine verstoringen in de lichtgolven worden gedetecteerd, zoals die ontstaan als een object voor een van de sterren langs beweegt.
De onderzoekers hebben 4,5 jaar aan gegevens van de richtsensoren doorgespit. En daarbij kwam er dus eentje aan het licht, die overigens van zeer korte duur was: de 'sterbedekking' duurde minder dan een halve seconde
Hubble Finds Smallest Kuiper Belt Object Ever Seen"}], "gli_item": {"publishers": [], "script_content": "", "end_date": null, "title": "Ruimtetelescoop ontdekt 'onzichtbaar' Kuipergordelobject", "pk_id": 32397, "tags": [{"type": "sitetag", "title": "IJsdwergen"}], "excerpt": "Met de Hubble-ruimtetelescoop is een nieuw object ontdekt in de Kuipergordel - de brede gordel van ijsachtige hemellichamen buiten de baan van de planeet Neptunus. Met een geschatte afmeting van één kilometer is dit Kuipergordelobject verreweg het kleinste dat tot nog toe is waargenomen (Nature, 17 december).
Het ijsdwergje bevindt zich op een afstand van bijna 7 miljard kilometer en is eigenlijk te zwak om door de ruimtetelescoop opgemerkt te worden. Dat dit toch is gelukt, is te danken aan een slimmigheidje. Sterrenkundigen hebben gebruik gemaakt van de drie optische instrumenten die deel uitmaken van het richtsysteem van de ruimtetelescoop. Deze sensoren gebruiken het golfkarakter van licht om metingen te doen van de posities van sterren. Dat gebeurt dermate nauwkeurig dat zelfs hele kleine verstoringen in de lichtgolven worden gedetecteerd, zoals die ontstaan als een object voor een van de sterren langs beweegt.
De onderzoekers hebben 4,5 jaar aan gegevens van de richtsensoren doorgespit. En daarbij kwam er dus eentje aan het licht, die overigens van zeer korte duur was: de 'sterbedekking' duurde minder dan een halve seconde
Hubble Finds Smallest Kuiper Belt Object Ever Seen", "slug": "ruimtetelescoop-ontdekt-onzichtbaar-kuipergordelob", "language": "en", "end_date_tuple": [], "sources": [{"date": "2012-09-23 12:13:08", "url": "http://www.stsci.edu/", "type": "source", "title": "Space Telescope Science Institute"}], "location": [], "start_date_tuple": [2009, 12, 16, 0, 0, 0], "auto_excerpt": false, "type": "genericlistitem", "start_date": "2009-12-16 00:00:00", "categories": [], "view": "index"}, "title": "Ruimtetelescoop ontdekt 'onzichtbaar' Kuipergordelobject"}, {"url": "/actueel/nieuws/_detail/gli/herschel-neemt-140-ijsdwergen-op-de-korrel/", "items": [{"term": "IJsdwergen", "excerpt": "
De Europese infraroodkunstmaan Herschel zal de komende maanden metingen verrichten aan honderdveertig ijsdwergen - kleine bevroren hemellichamen in de zogeheten Kuipergordel buiten de baan van Neptunus. Herschel werd afgelopen voorjaar gelanceerd. Het ruimte-observatorium neemt de thermische straling van hemellichamen waar, op lange infrarode golflengten.\r\n
IJsdwergen zijn overblijfselen uit de ontstaansperiode van ons zonnestelsel. Pluto was in 1930 de eerst ontdekte ijsdwerg; pas in 1992 werd de tweede gevonden. Inmiddels zijn er ruim duizend bekend, waaronder Eris, die zelfs een slag groter is dan Pluto. De meeste bekende ijsdwergen hebben afmetingen van een paar honderd kilometer.\r\n
Astronomen van het Max-Planck-Instituut voor Zonnestelselonderzoek in Lindau, Duitsland, gaan de komende maanden een groot onderzoeksprogramma beginnen om van honderdveertig ijsdwergen nauwkeurig de middellijn, dichtheid en oppervlaktesamenstelling te bepalen. Daarvoor is in totaal ongeveer vierhonderd uur waarnemingstijd op Herschel vrijgemaakt.\r\n
Het waarneemprogramma is vandaag gepresenteerd op de 41e bijeenkomst van de Division of Planetary Sciences (DPS) van de American Astronomical Society in Fajardo, Puerto Rico.
Max-Planck-Instituut voor Zonnestelselonderzoek"}], "gli_item": {"publishers": [], "script_content": "", "end_date": null, "title": "Herschel neemt 140 ijsdwergen op de korrel", "pk_id": 32248, "tags": [{"type": "sitetag", "title": "Ruimteonderzoek"}, {"type": "sitetag", "title": "IJsdwergen"}], "excerpt": "
De Europese infraroodkunstmaan Herschel zal de komende maanden metingen verrichten aan honderdveertig ijsdwergen - kleine bevroren hemellichamen in de zogeheten Kuipergordel buiten de baan van Neptunus. Herschel werd afgelopen voorjaar gelanceerd. Het ruimte-observatorium neemt de thermische straling van hemellichamen waar, op lange infrarode golflengten.\r\n
IJsdwergen zijn overblijfselen uit de ontstaansperiode van ons zonnestelsel. Pluto was in 1930 de eerst ontdekte ijsdwerg; pas in 1992 werd de tweede gevonden. Inmiddels zijn er ruim duizend bekend, waaronder Eris, die zelfs een slag groter is dan Pluto. De meeste bekende ijsdwergen hebben afmetingen van een paar honderd kilometer.\r\n
Astronomen van het Max-Planck-Instituut voor Zonnestelselonderzoek in Lindau, Duitsland, gaan de komende maanden een groot onderzoeksprogramma beginnen om van honderdveertig ijsdwergen nauwkeurig de middellijn, dichtheid en oppervlaktesamenstelling te bepalen. Daarvoor is in totaal ongeveer vierhonderd uur waarnemingstijd op Herschel vrijgemaakt.\r\n
Het waarneemprogramma is vandaag gepresenteerd op de 41e bijeenkomst van de Division of Planetary Sciences (DPS) van de American Astronomical Society in Fajardo, Puerto Rico.
Max-Planck-Instituut voor Zonnestelselonderzoek", "slug": "herschel-neemt-140-ijsdwergen-op-de-korrel", "language": "nl", "end_date_tuple": [], "sources": [{"date": "2012-09-23 12:12:55", "url": "http://www.mps.mpg.de/", "type": "source", "title": "Max-Planck-Institut für Sonnensystemforschung"}], "location": [], "start_date_tuple": [2009, 10, 8, 0, 0, 0], "auto_excerpt": false, "type": "genericlistitem", "start_date": "2009-10-08 00:00:00", "categories": [], "view": "index"}, "title": "Herschel neemt 140 ijsdwergen op de korrel"}, {"url": "/actueel/nieuws/_detail/gli/donkere-vlek-op-dwergplaneet-haumea-bevat-mogelijk/", "items": [{"term": "IJsdwergen", "excerpt": "
Een grote donkere vlek op de merkwaardige dwergplaneet Haumea is veel roder van kleur dan zijn omgeving. Dat doet vermoeden dat de vlek rijk is aan mineralen en organische moleculen (verbindingen van koolstof, waterstof, stikstof en zuurstof). \r\n
Haumea is de op drie na grootste dwergplaneet in de Kuipergordel, een gebied buiten de baan van Neptunus waar veel ijzige hemellichamen voorkomen die dateren uit de ontstaansperiode van het zonnestelsel. \r\n
De ijsdwerg draait extreem snel om zijn as - eens in de 3,9 uur - waardoor hij de vorm van een rugbybal heeft, met afmetingen van ca. 2000 x 1600 x 1000 kilometer. \r\n
Uit helderheidsmetingen tijdens de snelle rotatie van Haumea blijkt dat er een grote donkere vlek op het oppervlak moet voorkomen. Nieuwe metingen, verricht op verschillende golflengten, laten nu duidelijk zien dat die vlek een veel rodere kleur heeft dan de rest van het oppervlak. \r\n
Planeetdeskundigen denken dat Haumea meer dan een miljard jaar geleden in botsing moet zijn gekomen met een andere, kleinere ijsdwerg. Die botsing zou tot de snelle rotatie (en tot de vorming van de twee maantjes van Haumea) hebben geleid. \r\n
Als de donkere vlek het litteken van die inslag is, zou de rode kleur er mogelijk op kunnen wijzen dat het projectiel rijk was aan organische verbindingen en mineralen. \r\n
De nieuwe metingen worden vandaag gepresenteerd op het European Planetary Science Congress in Potsdam, Duitsland.
http://www.europlanet-eu.org/demo/index.php?option=com_content&task=view&id=151&Itemid=41"}], "gli_item": {"publishers": [], "script_content": "", "end_date": null, "title": "Donkere vlek op dwergplaneet Haumea bevat mogelijk organische moleculen", "pk_id": 32187, "tags": [{"type": "sitetag", "title": "IJsdwergen"}], "excerpt": "
Een grote donkere vlek op de merkwaardige dwergplaneet Haumea is veel roder van kleur dan zijn omgeving. Dat doet vermoeden dat de vlek rijk is aan mineralen en organische moleculen (verbindingen van koolstof, waterstof, stikstof en zuurstof). \r\n
Haumea is de op drie na grootste dwergplaneet in de Kuipergordel, een gebied buiten de baan van Neptunus waar veel ijzige hemellichamen voorkomen die dateren uit de ontstaansperiode van het zonnestelsel. \r\n
De ijsdwerg draait extreem snel om zijn as - eens in de 3,9 uur - waardoor hij de vorm van een rugbybal heeft, met afmetingen van ca. 2000 x 1600 x 1000 kilometer. \r\n
Uit helderheidsmetingen tijdens de snelle rotatie van Haumea blijkt dat er een grote donkere vlek op het oppervlak moet voorkomen. Nieuwe metingen, verricht op verschillende golflengten, laten nu duidelijk zien dat die vlek een veel rodere kleur heeft dan de rest van het oppervlak. \r\n
Planeetdeskundigen denken dat Haumea meer dan een miljard jaar geleden in botsing moet zijn gekomen met een andere, kleinere ijsdwerg. Die botsing zou tot de snelle rotatie (en tot de vorming van de twee maantjes van Haumea) hebben geleid. \r\n
Als de donkere vlek het litteken van die inslag is, zou de rode kleur er mogelijk op kunnen wijzen dat het projectiel rijk was aan organische verbindingen en mineralen. \r\n
De nieuwe metingen worden vandaag gepresenteerd op het European Planetary Science Congress in Potsdam, Duitsland.
http://www.europlanet-eu.org/demo/index.php?option=com_content&task=view&id=151&Itemid=41", "slug": "donkere-vlek-op-dwergplaneet-haumea-bevat-mogelijk", "language": "en", "end_date_tuple": [], "sources": [{"date": "2012-09-23 12:12:50", "url": "http://www.europlanet-eu.org", "type": "source", "title": "European Planetology Network"}], "location": [], "start_date_tuple": [2009, 9, 16, 0, 0, 0], "auto_excerpt": false, "type": "genericlistitem", "start_date": "2009-09-16 00:00:00", "categories": [], "view": "index"}, "title": "Donkere vlek op dwergplaneet Haumea bevat mogelijk organische moleculen"}, {"url": "/actueel/nieuws/_detail/gli/planetoden-zijn-deels-afkomstig-uit-buitendelen-zo/", "items": [{"term": "IJsdwergen", "excerpt": "
In de planetoïdengordel, tussen de banen van de planeten Mars en Jupiter, bevinden zich ijzige hemellichamen die afkomstig zijn uit de koude buitendelen van het zonnestelsel, voorbij de baan van Neptunus. Dat blijkt uit gedetailleerde computersimulaties, uitgevoerd door een team van astronomen van het Southwest Research Institute in Boulder, Colorado.\r\n
Uit onderzoek aan de leeftijden van maankraters bleek eerder al dat het zonnestelsel ca. 3,9 miljard jaar geleden een catastrofale periode doormaakte, waarbij kleine hemellichamen in chaotische banen bewogen en in botsing kwamen met de planeten. Hal Levison en zijn collega's kwamen eerder al met een verklaring voor dit 'oerbombardement': de banen van Jupiter en Saturnus waren aan trage veranderingen onderhevig, en als gevolg van die planeetmigratie trad er ca. 700 miljoen jaar na de vorming van het zonnestelsel een zogeheten baanresonantie op tussen de twee reuzenplaneten, waarbij de omlooptijd van Saturnus exact twee keer zo groot was als die van Jupiter.\r\n
Als gevolg van die resonantie ontstonden er grote periodieke zwaartekrachtstoringen, kwamen Uranus en Neptunus in chaotische banen terecht, en werden er kleine hemellichamen kriskras door het zonnestelsel geslingerd. Recente computersimulaties tonen nu aan dat daarbij ook komeetachtige ijsdwergen uit de buitendelen van het planetenstelsel in de veel meer naar binnen gelegen planetoïdengordel terecht moeten zijn gekomen.\r\n
Levison en zijn collega's publiceren hun conclusies deze week in Nature . De resultaten van de nieuwe computersimulaties vormen een mooie verklaring voor het feit dat sommige micrometeorieten - afkomstig uit de planetoïdengordel - qua samenstelling veel overeenkomsten vertonen met komeetdeeltjes die door onbemande ruimtesondes in de buitendelen van het zonnestelsel zijn opgepikt.
http://www.swri.org/9what/releases/2009/Aster.htm"}], "gli_item": {"publishers": [], "script_content": "", "end_date": null, "title": "Planetoïden zijn deels afkomstig uit buitendelen zonnestelsel", "pk_id": 32079, "tags": [{"type": "sitetag", "title": "IJsdwergen"}, {"type": "sitetag", "title": "Planetoïden"}], "excerpt": "
In de planetoïdengordel, tussen de banen van de planeten Mars en Jupiter, bevinden zich ijzige hemellichamen die afkomstig zijn uit de koude buitendelen van het zonnestelsel, voorbij de baan van Neptunus. Dat blijkt uit gedetailleerde computersimulaties, uitgevoerd door een team van astronomen van het Southwest Research Institute in Boulder, Colorado.\r\n
Uit onderzoek aan de leeftijden van maankraters bleek eerder al dat het zonnestelsel ca. 3,9 miljard jaar geleden een catastrofale periode doormaakte, waarbij kleine hemellichamen in chaotische banen bewogen en in botsing kwamen met de planeten. Hal Levison en zijn collega's kwamen eerder al met een verklaring voor dit 'oerbombardement': de banen van Jupiter en Saturnus waren aan trage veranderingen onderhevig, en als gevolg van die planeetmigratie trad er ca. 700 miljoen jaar na de vorming van het zonnestelsel een zogeheten baanresonantie op tussen de twee reuzenplaneten, waarbij de omlooptijd van Saturnus exact twee keer zo groot was als die van Jupiter.\r\n
Als gevolg van die resonantie ontstonden er grote periodieke zwaartekrachtstoringen, kwamen Uranus en Neptunus in chaotische banen terecht, en werden er kleine hemellichamen kriskras door het zonnestelsel geslingerd. Recente computersimulaties tonen nu aan dat daarbij ook komeetachtige ijsdwergen uit de buitendelen van het planetenstelsel in de veel meer naar binnen gelegen planetoïdengordel terecht moeten zijn gekomen.\r\n
Levison en zijn collega's publiceren hun conclusies deze week in Nature . De resultaten van de nieuwe computersimulaties vormen een mooie verklaring voor het feit dat sommige micrometeorieten - afkomstig uit de planetoïdengordel - qua samenstelling veel overeenkomsten vertonen met komeetdeeltjes die door onbemande ruimtesondes in de buitendelen van het zonnestelsel zijn opgepikt.
http://www.swri.org/9what/releases/2009/Aster.htm", "slug": "planetoden-zijn-deels-afkomstig-uit-buitendelen-zo", "language": "en", "end_date_tuple": [], "sources": [{"date": "2012-09-23 12:13:09", "url": "http://www.swri.edu/", "type": "source", "title": "Southwest Research Institute"}], "location": [], "start_date_tuple": [2009, 7, 15, 0, 0, 0], "auto_excerpt": false, "type": "genericlistitem", "start_date": "2009-07-15 00:00:00", "categories": [], "view": "index"}, "title": "Planetoïden zijn deels afkomstig uit buitendelen zonnestelsel"}, {"url": "/actueel/nieuws/_detail/gli/maan-van-ijsdwerg-orcus-wordt-vanth-genoemd/", "items": [{"term": "IJsdwergen", "excerpt": "De maan van de grote, Pluto-achtige ijsdwerg Orcus, die in februari 2004 werd ontdekt door de Californische astronoom Mike Brown, krijgt de naam Vanth. De maan van Orcus, officieel aangeduid als S/1 90482 (2005), werd in november 2005 ontdekt door Brown en zijn collega T.-A. Suer met behulp van de Hubble Space Telescope. Terwijl Orcus - genoemd naar de Etruskische god van de onderwereld - een middellijn van ca. 950 kilometer heeft, is de satelliet ongeveer 250 kilometer groot. Hij beweegt in een kleine, cirkelvormige omloopbaan met een omlooptijd van 10 dagen. Op basis van publiekssuggesties heeft Brown de naam Vanth gekozen voor de maan van Orcus. Vanth (voorgesteld door Sonya Taaffe) was een Etruskische demon die de doden begeleidde naar de onderwereld.
Weblog van Mike Brown over de naamgeving"}], "gli_item": {"publishers": [], "script_content": "", "end_date": null, "title": "Maan van ijsdwerg Orcus wordt Vanth genoemd", "pk_id": 31832, "tags": [{"type": "sitetag", "title": "IJsdwergen"}], "excerpt": "De maan van de grote, Pluto-achtige ijsdwerg Orcus, die in februari 2004 werd ontdekt door de Californische astronoom Mike Brown, krijgt de naam Vanth. De maan van Orcus, officieel aangeduid als S/1 90482 (2005), werd in november 2005 ontdekt door Brown en zijn collega T.-A. Suer met behulp van de Hubble Space Telescope. Terwijl Orcus - genoemd naar de Etruskische god van de onderwereld - een middellijn van ca. 950 kilometer heeft, is de satelliet ongeveer 250 kilometer groot. Hij beweegt in een kleine, cirkelvormige omloopbaan met een omlooptijd van 10 dagen. Op basis van publiekssuggesties heeft Brown de naam Vanth gekozen voor de maan van Orcus. Vanth (voorgesteld door Sonya Taaffe) was een Etruskische demon die de doden begeleidde naar de onderwereld.
Weblog van Mike Brown over de naamgeving", "slug": "maan-van-ijsdwerg-orcus-wordt-vanth-genoemd", "language": "nl", "end_date_tuple": [], "sources": [{"date": "2012-09-23 12:13:11", "url": "http://allesoversterrenkunde.nl", "type": "source", "title": "allesoversterrenkunde.nl"}], "location": [], "start_date_tuple": [2009, 4, 7, 0, 0, 0], "auto_excerpt": false, "type": "genericlistitem", "start_date": "2009-04-07 00:00:00", "categories": [], "view": "index"}, "title": "Maan van ijsdwerg Orcus wordt Vanth genoemd"}, {"url": "/actueel/artikelen/_detail/gli/is-there-a-planet-xr/", "items": [{"term": "IJsdwergen", "excerpt": "\n
If we know enough to say the solar system is a filigree construction, we might reasonably assume we know where all its bits are. But lurking in the solar system's dark recesses, rumour has it, is an unsighted world - Planet X, a frozen body perhaps as large as Mars, or even Earth. \n
Planet X would be the most significant addition to the solar system since the discovery of Pluto, the now notorious non-planet, in 1930. When the International Astronomical Union voted to downgrade Pluto to dwarf planet status in 2006, they established three criteria for a fully blown planet in our solar system: it must orbit the sun; its gravity must suffice to mould it into a near-spherical shape; and it must be massive enough to have ploughed its orbit clear of other bits and bobs. Pluto falls down on this third point. It is just one of many Kuiper belt objects (KBOs), icy bits of debris that pepper space from Neptune's orbit at 30 astronomical units out to around 50 AU, where 1 AU is the distance between Earth and the sun. \n
Any new object would have to be well clear of the Kuiper belt to qualify as a planet. Yet intriguingly, it is studies of the belt that have suggested the planet's existence. Some KBOs travel in extremely elongated orbits around the sun. Others have steep orbits almost at right angles to the orbits of all the major planets. \"Those could be signs of perturbation from a massive distant object,\" says Robert Jedicke, a solar system scientist at the University of Hawaii. \n
That is by no means a general consensus. An early, slow outward migration of the giant planets could also explain some of these strange KBO orbits - although it has difficulty explaining all of the belt's observed properties. \n
Over the past 20 years, huge swaths of the sky have been searched for slowly moving bodies, and well over 1000 KBOs found. But these wide-area surveys can spot only large, bright objects; longer-exposure surveys that can find smaller, dimmer objects cover only small areas of the sky. A Mars-sized object at a distance of, say, 100 AU would be so faint that it could easily have escaped detection. \n
That could soon change. In December 2008, the first prototype of the Panoramic Survey Telescope and Rapid Response System (Pan-STARRS) was brought into service at the Haleakala observatory on Maui, Hawaii. Soon, four telescopes - equipped with the world's largest digital cameras, at 1.4 billion pixels apiece - will search the skies for anything that blinks or moves. Its main purpose is to look out for potentially hazardous asteroids bound for Earth, but inhabitants of the outer solar system will not escape its all-seeing eyes. \n
Jedicke and his team are busy developing software to spot objects automatically using Pan-STARRS. The discovery of a further planet would be thrilling, he says. The only explanation for its presence there would be that large bodies coalesced very early in the solar system's history, only to be ejected by the gravity of the giant planets later on. That would firm up our ideas about how the solar system must have developed, and perhaps be a stepping stone towards its even more distant recesses."}], "gli_item": {"publishers": [{"date": "2012-09-23 15:15:59", "url": "http://www.newscientist.com/", "type": "publisher", "title": "New Scientist"}], "script_content": "", "end_date": null, "title": "Is there a Planet X?", "pk_id": 31349, "tags": [{"type": "sitetag", "title": "IJsdwergen"}, {"type": "sitetag", "title": "Zon/Zonnestelsel"}], "excerpt": "\n
If we know enough to say the solar system is a filigree construction, we might reasonably assume we know where all its bits are. But lurking in the solar system's dark recesses, rumour has it, is an unsighted world - Planet X, a frozen body perhaps as large as Mars, or even Earth. \n
Planet X would be the most significant addition to the solar system since the discovery of Pluto, the now notorious non-planet, in 1930. When the International Astronomical Union voted to downgrade Pluto to dwarf planet status in 2006, they established three criteria for a fully blown planet in our solar system: it must orbit the sun; its gravity must suffice to mould it into a near-spherical shape; and it must be massive enough to have ploughed its orbit clear of other bits and bobs. Pluto falls down on this third point. It is just one of many Kuiper belt objects (KBOs), icy bits of debris that pepper space from Neptune's orbit at 30 astronomical units out to around 50 AU, where 1 AU is the distance between Earth and the sun. \n
Any new object would have to be well clear of the Kuiper belt to qualify as a planet. Yet intriguingly, it is studies of the belt that have suggested the planet's existence. Some KBOs travel in extremely elongated orbits around the sun. Others have steep orbits almost at right angles to the orbits of all the major planets. \"Those could be signs of perturbation from a massive distant object,\" says Robert Jedicke, a solar system scientist at the University of Hawaii. \n
That is by no means a general consensus. An early, slow outward migration of the giant planets could also explain some of these strange KBO orbits - although it has difficulty explaining all of the belt's observed properties. \n
Over the past 20 years, huge swaths of the sky have been searched for slowly moving bodies, and well over 1000 KBOs found. But these wide-area surveys can spot only large, bright objects; longer-exposure surveys that can find smaller, dimmer objects cover only small areas of the sky. A Mars-sized object at a distance of, say, 100 AU would be so faint that it could easily have escaped detection. \n
That could soon change. In December 2008, the first prototype of the Panoramic Survey Telescope and Rapid Response System (Pan-STARRS) was brought into service at the Haleakala observatory on Maui, Hawaii. Soon, four telescopes - equipped with the world's largest digital cameras, at 1.4 billion pixels apiece - will search the skies for anything that blinks or moves. Its main purpose is to look out for potentially hazardous asteroids bound for Earth, but inhabitants of the outer solar system will not escape its all-seeing eyes. \n
Jedicke and his team are busy developing software to spot objects automatically using Pan-STARRS. The discovery of a further planet would be thrilling, he says. The only explanation for its presence there would be that large bodies coalesced very early in the solar system's history, only to be ejected by the gravity of the giant planets later on. That would firm up our ideas about how the solar system must have developed, and perhaps be a stepping stone towards its even more distant recesses.", "slug": "is-there-a-planet-xr", "language": "en", "end_date_tuple": [], "sources": [], "location": [], "start_date_tuple": [2009, 1, 31, 0, 0, 0], "auto_excerpt": false, "type": "genericlistitem", "start_date": "2009-01-31 00:00:00", "categories": [], "view": "index"}, "title": "Is there a Planet X?"}, {"url": "/actueel/artikelen/_detail/gli/dwergplaneet-haumea-straks-in-kaart-gebracht/", "items": [{"term": "IJsdwergen", "excerpt": "\n
Met een beetje geluk hebben sterrenkundigen binnen een paar jaar de eerste ruwe kaarten in handen van de merkwaardige dwergplaneet Haumea. Dat ijzige hemellichaam, buiten de baan van Pluto, tolt in minder dan vier uur tijd om zijn as, en heeft daardoor de vorm van een langgerekte kiwi. De snelle rotatie is het gevolg van een catastrofale botsing die Haumea een paar miljard jaar geleden onderging met een ander hemellichaam. \n
Inmiddels zijn verschillende brokstukken van die botsing gevonden in de buitendelen van het zonnestelsel. Twee relatief kleine fragmenten draaien in een baan rond Haumea, als de maantjes Hi’iaka en Namaka. Op basis van foto’s die gemaakt zijn met de Hubble Space Telescope zijn de banen van de twee maantjes nauwkeurig bepaald, en volgens Daniel Fabrycky van het Harvard-Smithsonian Center for Astrophysics kunnen sterrenkundigen de komende jaren onderlinge bedekkingen en verduisteringen verwachten. \n
Op de 40ste bijeenkomst van de Division for Planetary Science van de American Astronomical Society in Ithaca riep Fabrycky zijn collega’s op om Haumea en zijn twee maantjes minutieus in de gaten te houden. Vanaf de aarde kijken we de komende jaren vrijwel precies van opzij tegen de banen van Hi’iaka en Namaka aan, zodat ze af en toe voor en achter Haumea langs bewegen. Uit nauwkeurige helderheidsmetingen van die onderlinge verschijnselen kan veel informatie worden afgeleid over vorm, afmetingen en verdeling van lichte en donkere vlekken op het oppervlak van de dwergplaneet. \n
In de jaren tachtig werd op die manier ook Pluto voor het eerst in kaart gebracht, toen er wederzijdse bedekkingen en verduisteringen optraden met de grote maan Charon. Maar volgens Marc Buie van het Southwest Research Institute, die indertijd de Pluto-waarnemingen coördineerde, zijn de Haumea-waarnemingen een stuk ingewikkelder. ‘De maantjes zijn veel kleiner, en door de snelle rotatie en de langgerekte vorm is het enorm moeilijk om de helderheidsmetingen om te zetten in kaarten,’ aldus Buie. \n
Overigens heeft Pedro Lacerda van de Univeristeit van Hawaii misschien de eerste oppervlaktedetails op Haumea al ontdekt. Lacerda, die enkele jaren in Leiden heeft gewerkt, bestudeerde het helderheidsverloop van de dwergplaneet door verschillende kleurfilters, met de Japanse 8-meter Subaru-telescoop. De metingen, die hij in Ithaca presenteerde, doen vermoeden dat er een grote, donkere rode vlek op het oppervlak voorkomt – misschien een grote inslagkrater die het rotsachtige binnenste van Haumea blootlegt."}], "gli_item": {"publishers": [{"date": "2012-09-23 15:16:01", "url": "http://allesoversterrenkunde.nl", "type": "publisher", "title": "allesoversterrenkunde.nl"}], "script_content": "", "end_date": null, "title": "Dwergplaneet Haumea straks in kaart gebracht", "pk_id": 31321, "tags": [{"type": "sitetag", "title": "IJsdwergen"}], "excerpt": "\n
Met een beetje geluk hebben sterrenkundigen binnen een paar jaar de eerste ruwe kaarten in handen van de merkwaardige dwergplaneet Haumea. Dat ijzige hemellichaam, buiten de baan van Pluto, tolt in minder dan vier uur tijd om zijn as, en heeft daardoor de vorm van een langgerekte kiwi. De snelle rotatie is het gevolg van een catastrofale botsing die Haumea een paar miljard jaar geleden onderging met een ander hemellichaam. \n
Inmiddels zijn verschillende brokstukken van die botsing gevonden in de buitendelen van het zonnestelsel. Twee relatief kleine fragmenten draaien in een baan rond Haumea, als de maantjes Hi’iaka en Namaka. Op basis van foto’s die gemaakt zijn met de Hubble Space Telescope zijn de banen van de twee maantjes nauwkeurig bepaald, en volgens Daniel Fabrycky van het Harvard-Smithsonian Center for Astrophysics kunnen sterrenkundigen de komende jaren onderlinge bedekkingen en verduisteringen verwachten. \n
Op de 40ste bijeenkomst van de Division for Planetary Science van de American Astronomical Society in Ithaca riep Fabrycky zijn collega’s op om Haumea en zijn twee maantjes minutieus in de gaten te houden. Vanaf de aarde kijken we de komende jaren vrijwel precies van opzij tegen de banen van Hi’iaka en Namaka aan, zodat ze af en toe voor en achter Haumea langs bewegen. Uit nauwkeurige helderheidsmetingen van die onderlinge verschijnselen kan veel informatie worden afgeleid over vorm, afmetingen en verdeling van lichte en donkere vlekken op het oppervlak van de dwergplaneet. \n
In de jaren tachtig werd op die manier ook Pluto voor het eerst in kaart gebracht, toen er wederzijdse bedekkingen en verduisteringen optraden met de grote maan Charon. Maar volgens Marc Buie van het Southwest Research Institute, die indertijd de Pluto-waarnemingen coördineerde, zijn de Haumea-waarnemingen een stuk ingewikkelder. ‘De maantjes zijn veel kleiner, en door de snelle rotatie en de langgerekte vorm is het enorm moeilijk om de helderheidsmetingen om te zetten in kaarten,’ aldus Buie. \n
Overigens heeft Pedro Lacerda van de Univeristeit van Hawaii misschien de eerste oppervlaktedetails op Haumea al ontdekt. Lacerda, die enkele jaren in Leiden heeft gewerkt, bestudeerde het helderheidsverloop van de dwergplaneet door verschillende kleurfilters, met de Japanse 8-meter Subaru-telescoop. De metingen, die hij in Ithaca presenteerde, doen vermoeden dat er een grote, donkere rode vlek op het oppervlak voorkomt – misschien een grote inslagkrater die het rotsachtige binnenste van Haumea blootlegt.", "slug": "dwergplaneet-haumea-straks-in-kaart-gebracht", "language": "nl", "end_date_tuple": [], "sources": [], "location": [], "start_date_tuple": [2008, 10, 16, 0, 0, 0], "auto_excerpt": false, "type": "genericlistitem", "start_date": "2008-10-16 00:00:00", "categories": [], "view": "index"}, "title": "Dwergplaneet Haumea straks in kaart gebracht"}, {"url": "/actueel/artikelen/_detail/gli/dwarf-planets-body-parts-litter-outer-solar-system/", "items": [{"term": "IJsdwergen", "excerpt": "
The dwarf planet Haumea appears to have led a very violent life. Its body parts keep turning up in new places throughout the Kuiper belt, a ring of icy bodies beyond Neptune. And its icy surface is marred by a dark, red spot – possibly a bruise from a past cosmic dustup. \n
Haumea, previously known as 2003 EL61, was discovered in 2005. The oblong object is nearly as long as Pluto and is covered by almost pure water ice. \n
The dwarf planet boasts two small moons thought to have been created after a collision with another denizen of the Kuiper belt billions of years ago. \n
Astronomers had already found five big pieces that were flung away in the smashup. Now, two more have been spotted by Emily Schaller and Mike Brown of Caltech. \"Future surveys may find dozens more,\" says Schaller, who presented her findings at a planetary science meeting this week in Ithaca, New York. \n
The chunks, which are dispersed throughout the Kuiper belt, still share some orbital properties with Haumea. But they really stand out because of their pure icy surfaces, she says. \n
Meanwhile, Pedro Lacerda of the University of Hawaii has discovered more evidence of Haumea's battered past using Japan's Subaru telescope. Subtle colour changes observed as Haumea rotates around its axis suggest that the dwarf planet sports a dark, red spot on its surface. It might be a big impact scar that reveals the dwarf planet's rocky interior. \n
Astronomers stand to learn more about the tortured worlds in the next five years. During that time, Earth is positioned in more or less the same plane as Haumea's moons, meaning they should pass in front of or behind the rapidly spinning object. \n
Detailed observations of these events could shed light on the objects' sizes and surface markings, says Daniel Fabrycky of the Harvard-Smithsonian Center for Astrophysics."}], "gli_item": {"publishers": [{"date": "2012-09-23 15:15:50", "url": "http://www.newscientistspace.com", "type": "publisher", "title": "newscientistspace.com"}], "script_content": "", "end_date": null, "title": "Dwarf planet's body parts litter outer solar system", "pk_id": 31320, "tags": [{"type": "sitetag", "title": "IJsdwergen"}], "excerpt": "
The dwarf planet Haumea appears to have led a very violent life. Its body parts keep turning up in new places throughout the Kuiper belt, a ring of icy bodies beyond Neptune. And its icy surface is marred by a dark, red spot – possibly a bruise from a past cosmic dustup. \n
Haumea, previously known as 2003 EL61, was discovered in 2005. The oblong object is nearly as long as Pluto and is covered by almost pure water ice. \n
The dwarf planet boasts two small moons thought to have been created after a collision with another denizen of the Kuiper belt billions of years ago. \n
Astronomers had already found five big pieces that were flung away in the smashup. Now, two more have been spotted by Emily Schaller and Mike Brown of Caltech. \"Future surveys may find dozens more,\" says Schaller, who presented her findings at a planetary science meeting this week in Ithaca, New York. \n
The chunks, which are dispersed throughout the Kuiper belt, still share some orbital properties with Haumea. But they really stand out because of their pure icy surfaces, she says. \n
Meanwhile, Pedro Lacerda of the University of Hawaii has discovered more evidence of Haumea's battered past using Japan's Subaru telescope. Subtle colour changes observed as Haumea rotates around its axis suggest that the dwarf planet sports a dark, red spot on its surface. It might be a big impact scar that reveals the dwarf planet's rocky interior. \n
Astronomers stand to learn more about the tortured worlds in the next five years. During that time, Earth is positioned in more or less the same plane as Haumea's moons, meaning they should pass in front of or behind the rapidly spinning object. \n
Detailed observations of these events could shed light on the objects' sizes and surface markings, says Daniel Fabrycky of the Harvard-Smithsonian Center for Astrophysics.", "slug": "dwarf-planets-body-parts-litter-outer-solar-system", "language": "nl", "end_date_tuple": [], "sources": [], "location": [], "start_date_tuple": [2008, 10, 15, 0, 0, 0], "auto_excerpt": false, "type": "genericlistitem", "start_date": "2008-10-15 00:00:00", "categories": [], "view": "index"}, "title": "Dwarf planet's body parts litter outer solar system"}, {"url": "/actueel/artikelen/_detail/gli/het-mysterie-planeet-x/", "items": [{"term": "IJsdwergen", "excerpt": "\n
Er is iets vreemds gaande voorbij Neptunus. Pluto kan de oorzaak niet zijn: die is daar te onbeduidend voor. Tijd om de planetenjagers in het geweer te roepen. \n
Twee jaar geleden raakte het zonnestelsel een planeet kwijt: Pluto werd te onbeduidend geacht om nog langer een plaats te verdienen naast Mars, Jupiter en de rest, en werd gedegradeerd tot dwergplaneet. Na Pluto’s val in ongenade hielden we acht echte planeten over. Maar voor wat het zonnestelsel kwijtraakte, hoopt Patryk Lykawka een vervanger te vinden. \n
Lykawka, astronoom aan de Universiteit van Kobe in Japan, vermoedt dat er zich achter Pluto een negende planeet schuilhoudt ter grootte van de aarde. Totnutoe heeft niemand die ijskoude ‘super-Pluto’ nog weten te vinden, maar dat zal niet lang meer duren, hoopt Lykawka: ‘Binnen een jaar of vijf weten we zeker of hij bestaat.’ \n
Lykawka is overtuigd geraakt van het bestaan van de planeet door een aantal raadselachtige kenmerken van de Kuipergordel, een ring van ijzig puin aan de buitenrand van het zonnestelsel, waarvan Pluto een van de grootste brokken is. Hij is overigens niet de enige die denkt dat er in die uithoek nóg een planeet moet ronddraaien. ‘Het idee is al een paar keer eerder geopperd in de literatuur’, aldus Renu Malhotra van de Universiteit van Arizona. ‘Maar Lykawka is grondiger te werk gegaan. Ik vind dat zijn idee aandacht verdient.’ \n
Het bewijs voor Planeet X ligt in het gebied net voorbij Neptunus, wiens baan dertig maal zover van de zon weg ligt als die van de aarde. Dat is waar de Kuipergordel begint, genoemd naar de planeetvorser Gerard Kuiper, die in 1950 opperde dat dit gebied een gordel van puin zou moeten herbergen, een restant van de vorming van het zonnestelsel. Het eerste object in dit gebied werd in 1992 ontdekt door Dave Jewitt en Jane Luu, die aan het Mauna Kea Observatorium op Hawaï werkten. Sindsdien zijn er een dikke duizend objecten gevonden. \n
Hoewel de meeste van de nu bekende objecten in de Kuipergordel (KBOs, voor Kuiper Belt Objects) niet veel meer zijn dan ijzige blokken van een paar honderd kilometer doorsnee, zijn er ook van wel duizend kilometer groot. De grootste die totnutoe gevonden is – Eris – heeft een doorsnee van 2400 kilometer en heeft 27 procent meer massa dan Pluto. Het was na de ontdekking van dit object in 2005, door Mike Brown, Chad Trujillo en David Rabinowitz aan het Palomar Observatorium in Californië, dat de Internationale Astronomische Unie besloot dat de definitie van de term ‘planeet’ moest worden bijgesteld – met Pluto’s degradatie tot gevolg. \n
Ook al zijn ze weinig spectaculair, het waren deze bevroren klonten die de planeetjagers weer op het spoor zetten. De eerste aanwijzing is de onverwacht scherpe buitenrand van de Kuipergordel, zo’n vijftig astronomische eenheden (AE) van de zon vandaan (een AE is de gemiddelde afstand tussen de zon en de aarde, zo’n 150 miljoen kilometer). In dit gebied, dat de ‘Kuiperklif’ wordt genoemd, loopt het aantal KBO’s ineens razendsnel terug. \n
De tweede aanwijzing is dat de gordel zelf verschillende populaties van ijzige rotsblokken bevat die op zijn minst drie duidelijk onderscheiden baantypen beschrijven. Iets moet die structuur veroorzaakt hebben, aldus Lykawka, en dat ‘iets’ zou best wel eens Planeet X kunnen zijn. \n
Door de ringen van Saturnus weten we dat als een ring een scherpe, goed gedefinieerde buitenrand heeft, die waarschijnlijk veroorzaakt is door de uitwerking van de zwaartekracht van een groot object dat zich in een verder naar buiten gelegen baan bevindt. Zou een soortgelijk verschijnsel, maar dan op grote schaal, de Kuiperklif kunnen hebben veroorzaakt? \n
Lykawka heeft inmiddels met een computersimulatie laten zien dat een zware planeet dicht bij de Kuipergordel veel meer verstoring onder tal van andere objecten in de gordel zou veroorzaken dan in werkelijkheid het geval is. En dat is nog niet alles. Een deel van het ijzige puin in de Kuipergordel draait om de zon in de maat met Neptunus. Pluto is daarvan het belangrijkste voorbeeld. In de tijd dat Neptunus drie maal om de zon draait, trekt Pluto twee rondjes: hij is ‘in resonantie’ met de planeet. Lykawka heeft laten zien dat de zwaartekrachteffecten van een zware Planeet X op zo’n zestig AE’s van de zon, zoals anderen die hadden geponeerd, deze delicate stabiliteit in de omloopbanen grondig zou verstoren en veel minder resonante KBO’s zou overlaten dan er nu zijn. ‘Mijn simulaties hebben ook de onmogelijkheid aangetoond van een heleboel andere vormen van een Planeet X die zijn geopperd’, aldus Lykawka, die vorig jaar in Kobe promoveerde. ‘Geen van die modellen valt te rijmen met wat we weten over de dynamiek van de Kuipergordel.’ \n
Desondanks bleef het idee van een niet-waargenomen buitenste planeet te verleidelijk voor Lykawka om de jacht dan maar te staken. Een nog verderweg gelegen Planeet X zou alsnog een aantal vreemde verschijnselen binnen de Kuipergordel kunnen verklaren, met inbegrip van het gedrag van een groep objecten in het hoofddeel van de gordel die in een uiterst langwerpige baan om de zon lopen onder een zeer afwijkende hoek. \n
Het afwijkende gedrag van een aantal lichamen nog verder weg dan het hoofddeel van de Kuipergordel vraagt al evenzeer om een verklaring. Neem Sedna, een object van meer dan duizend kilometer doorsnee, wiens uitgerekte baan hem 975 AE’s van de zon voert, voordat hij weer naar binnen trekt, naar 76 AE’s. Sedna is niet het enige ‘losgeraakte’ object – een object dat nooit bij Neptunus in de buurt komt. Zou één enkele Planeet X ze op hun opmerkelijke pad hebben kunnen zetten en tegelijkertijd ook de andere vreemde verschijnselen in de Kuipergordel kunnen verklaren? \n
Lykawka ging samen met zijn collega Tadashi Mukai op zoek naar een antwoord. ‘Ik dacht dat dat niet zo moeilijk zou zijn’, zegt hij, ‘maar dat viel tegen.’ \n
Met behulp van heel zware computersimulaties berekenden de twee de baan die Planeet X zou hebben moeten volgen om al de bekende eigenschappen van de Kuipergordel te kunnen teweegbrengen. Toonaangevende theorieën over de begindagen van het zonnestelsel stellen dat er veel dichter bij de zon tientallen embryonale planeten zijn ontstaan uit het botsen en samenklonteren van tal van kleinere objecten. De meeste van deze objecten ter grootte van de Aarde of Mars klonterden weer verder samen tot de reuzenplaneten Jupiter, Saturnus, Uranus en Neptunus, die uiteindelijk wegtrokken uit hun geboorteplaats in de buurt van de zon. Interacties met de zwaartekracht van deze piepjonge reuzen zou andere objecten – waaronder de Planeet X van Lykawka en Mukai – in verre banen hebben geworpen. Volgens hun model is Planeet X door Neptunus in een langgerekte baan gedreven in de buitenste regionen van het zonnestelsel. Eenmaal daar gearriveerd, rakelde zijn zwaartekracht de Kuipergordel op en veegde uit een deel daarvan alle puin weg, daarmee de Kuiperklif creërend. \n
Ook de tweede stap in de geschiedenis van de baan die Lykawka enMukai voor hun Planeet X voor zich zien, is geworteld in gevestigde theorieën op het gebied van de migratie van planeten. Tientallen miljoenen jaren na het ontstaan van Neptunus dreef de reuzenplaneet door de interactie van zijn zwaartekracht met het puin in de buitenste regionen van het zonnestelsel langzaam naar buiten. Tijdens zijn tocht ving hij KBO’s in en duwde die voor zich uit in resonante banen. Dit mechanisme wordt nu algemeen gezien als de beste verklaring voor het bestaan van grote populaties van KBO’s, met inbegrip van Pluto, die resonant zijn met Neptunus. \n
Als we Lykawka mogen geloven, dreef de migratie van Neptunus Planeet X in een verre, resonante baan. Toen hij zich in een baan had gevestigd van gemiddeld 100 tot 170 AE’s vanaf de zon, was Planeet X ver genoeg weg om alle andere resonante objecten ongemoeid te laten, en nog wel zo dichtbij dat zijn zwaartekracht de losgeraakte groep van objecten als Sedna kon creëren.. \n
Kan de planeet van Lykawka en Mukai de architectuur van de Kuipergordel verklaren? ‘Vanuit dynamisch gezichtspunt kan het’, zegt Renu Malhotra, expert op het gebied van de migratie van planeten. ‘Het concept dat zij voorstellen is niet helemaal zonder problemen, maar het heeft een aantal sterke punten. Ik voel heel veel voor dit idee.’ \n
Andere dynamici hebben meer kritiek. Toen Lykawka vorig jaar oktober zijn idee presenteerde op de jaarvergadering van de afdeling Planeetwetenschap van de Amerikaanse Astronomische Vereniging deed Alessandro Morbidelli van het Côte d’Azur Observatorium in Nice het hele idee af als ‘bedacht’: ‘Wat Lykawka er niet bij heeft verteld, is dat hij het gedrag van de planeet voegt naar wat hij nodig heeft.’ Morbidelli’s collega van het Southwest Research Institute in Boulder, Colorado, is het daar mee eens: ‘Lykawka beeldhouwt de Kuipergordel door zijn planeet met de hand rond te schuiven. Ik geloof er niets van dat het gebeurd kan zijn op de manier die hij poneert.’ \n
Levison wijst het idee dat een planeet met half de massa van de aarde de Kuipergordel zou hebben vormgegeven als ‘onnatuurkundig’ van de hand. Dan zou er een reactie zijn gekomen van de gigantische ring van ijzig puin, zegt hij, die Planeet X zou hebben weggetrokken uit de baan die Lykawka en Mukai voorspellen, naar een veel meer naar binnen gelegen baan, waarin het object inmiddels zou zijn ontdekt. ‘De planeet zou in een cirkelvormige baan terechtkomen op minder dan zeven miljard kilometer (50 AE) van de zon’, aldus Levison. \n
Lykawka laat zich door alle kritiek niet van de wijs brengen: ‘Diverse van hun opmerkingen zijn prematuur, te kritisch en niet evenwichtig’, zegt hij. ‘Ik ben nóg realistischer simulaties aan het voorbereiden om dit in meer detail te kunnen bestuderen.’ \n
Bestaat Planeet X echt? Mike Brown, de ontdekker van Eris, wijst erop dat zijn jacht op grote KBO’s verre van voltooid is: ‘Kan het dat Lykawka’s planeet daar ergens ronddoolt en dat we hem hebben gemist? Kan makkelijk’, zegt hij. Dat vindt Dave Jewitt ook: ‘Er is zo weinig systematisch onderzoek van de sterrenhemel, dat je wat dan ook in de buitenste regionen van het zonnestelsel zou kunnen stoppen en we zouden het totnutoe niet hebben gevonden.’ \n
Meer uitgebreid onderzoek dat op stapel staat moet aan deze onzekerheden een einde maken. Gevoelige groothoektelescopen als de Pan-STARRS op Hawaï, de Discovery Channel Telescope in Arizona en de Large Synoptic Survey Telescope in Chili gaan binnenkort de hemel afzoeken, waarbij alle hoeken en gaten zullen worden aangedaan. \n
‘Ik ben altijd een groot voorstander geweest van theorieën als die van Lykawka’, zegt Brown, ‘Eenvoudigweg omdat ze de hoop levend houden dat we daarginds nog eens iets heel groots gaan vinden. Maar als grote onderzoeksprojecten als Pan-STARRS zoiets niet gaan opleveren, denk ik dat we het idee moeten laten varen.’ \n
Zoals altijd zijn het ook nu weer de waarnemers die het laatste oordeel zullen uitspreken. ‘Als we eenmaal de hele hemel op de juiste wijze hebben afgezocht, zullen we weten of dit Marsachtige lichaam bestaat in het soort baan dat Lykawka beschrijft’, aldus Jewitt. ‘En daarmee is dan de kous af. Einde verhaal.’\n
[Dit is een ingekorte en door Chris Sprangers vertaalde versie van een artikel dat eerder gepubliceerd werd in New Scientist ]"}], "gli_item": {"publishers": [{"date": "2012-09-23 15:15:52", "url": "http://www.intermediair.nl/", "type": "publisher", "title": "Intermediair"}], "script_content": "", "end_date": null, "title": "Het mysterie Planeet X", "pk_id": 31260, "tags": [{"type": "sitetag", "title": "IJsdwergen"}, {"type": "sitetag", "title": "Zon/Zonnestelsel"}], "excerpt": "\n
Er is iets vreemds gaande voorbij Neptunus. Pluto kan de oorzaak niet zijn: die is daar te onbeduidend voor. Tijd om de planetenjagers in het geweer te roepen. \n
Twee jaar geleden raakte het zonnestelsel een planeet kwijt: Pluto werd te onbeduidend geacht om nog langer een plaats te verdienen naast Mars, Jupiter en de rest, en werd gedegradeerd tot dwergplaneet. Na Pluto’s val in ongenade hielden we acht echte planeten over. Maar voor wat het zonnestelsel kwijtraakte, hoopt Patryk Lykawka een vervanger te vinden. \n
Lykawka, astronoom aan de Universiteit van Kobe in Japan, vermoedt dat er zich achter Pluto een negende planeet schuilhoudt ter grootte van de aarde. Totnutoe heeft niemand die ijskoude ‘super-Pluto’ nog weten te vinden, maar dat zal niet lang meer duren, hoopt Lykawka: ‘Binnen een jaar of vijf weten we zeker of hij bestaat.’ \n
Lykawka is overtuigd geraakt van het bestaan van de planeet door een aantal raadselachtige kenmerken van de Kuipergordel, een ring van ijzig puin aan de buitenrand van het zonnestelsel, waarvan Pluto een van de grootste brokken is. Hij is overigens niet de enige die denkt dat er in die uithoek nóg een planeet moet ronddraaien. ‘Het idee is al een paar keer eerder geopperd in de literatuur’, aldus Renu Malhotra van de Universiteit van Arizona. ‘Maar Lykawka is grondiger te werk gegaan. Ik vind dat zijn idee aandacht verdient.’ \n
Het bewijs voor Planeet X ligt in het gebied net voorbij Neptunus, wiens baan dertig maal zover van de zon weg ligt als die van de aarde. Dat is waar de Kuipergordel begint, genoemd naar de planeetvorser Gerard Kuiper, die in 1950 opperde dat dit gebied een gordel van puin zou moeten herbergen, een restant van de vorming van het zonnestelsel. Het eerste object in dit gebied werd in 1992 ontdekt door Dave Jewitt en Jane Luu, die aan het Mauna Kea Observatorium op Hawaï werkten. Sindsdien zijn er een dikke duizend objecten gevonden. \n
Hoewel de meeste van de nu bekende objecten in de Kuipergordel (KBOs, voor Kuiper Belt Objects) niet veel meer zijn dan ijzige blokken van een paar honderd kilometer doorsnee, zijn er ook van wel duizend kilometer groot. De grootste die totnutoe gevonden is – Eris – heeft een doorsnee van 2400 kilometer en heeft 27 procent meer massa dan Pluto. Het was na de ontdekking van dit object in 2005, door Mike Brown, Chad Trujillo en David Rabinowitz aan het Palomar Observatorium in Californië, dat de Internationale Astronomische Unie besloot dat de definitie van de term ‘planeet’ moest worden bijgesteld – met Pluto’s degradatie tot gevolg. \n
Ook al zijn ze weinig spectaculair, het waren deze bevroren klonten die de planeetjagers weer op het spoor zetten. De eerste aanwijzing is de onverwacht scherpe buitenrand van de Kuipergordel, zo’n vijftig astronomische eenheden (AE) van de zon vandaan (een AE is de gemiddelde afstand tussen de zon en de aarde, zo’n 150 miljoen kilometer). In dit gebied, dat de ‘Kuiperklif’ wordt genoemd, loopt het aantal KBO’s ineens razendsnel terug. \n
De tweede aanwijzing is dat de gordel zelf verschillende populaties van ijzige rotsblokken bevat die op zijn minst drie duidelijk onderscheiden baantypen beschrijven. Iets moet die structuur veroorzaakt hebben, aldus Lykawka, en dat ‘iets’ zou best wel eens Planeet X kunnen zijn. \n
Door de ringen van Saturnus weten we dat als een ring een scherpe, goed gedefinieerde buitenrand heeft, die waarschijnlijk veroorzaakt is door de uitwerking van de zwaartekracht van een groot object dat zich in een verder naar buiten gelegen baan bevindt. Zou een soortgelijk verschijnsel, maar dan op grote schaal, de Kuiperklif kunnen hebben veroorzaakt? \n
Lykawka heeft inmiddels met een computersimulatie laten zien dat een zware planeet dicht bij de Kuipergordel veel meer verstoring onder tal van andere objecten in de gordel zou veroorzaken dan in werkelijkheid het geval is. En dat is nog niet alles. Een deel van het ijzige puin in de Kuipergordel draait om de zon in de maat met Neptunus. Pluto is daarvan het belangrijkste voorbeeld. In de tijd dat Neptunus drie maal om de zon draait, trekt Pluto twee rondjes: hij is ‘in resonantie’ met de planeet. Lykawka heeft laten zien dat de zwaartekrachteffecten van een zware Planeet X op zo’n zestig AE’s van de zon, zoals anderen die hadden geponeerd, deze delicate stabiliteit in de omloopbanen grondig zou verstoren en veel minder resonante KBO’s zou overlaten dan er nu zijn. ‘Mijn simulaties hebben ook de onmogelijkheid aangetoond van een heleboel andere vormen van een Planeet X die zijn geopperd’, aldus Lykawka, die vorig jaar in Kobe promoveerde. ‘Geen van die modellen valt te rijmen met wat we weten over de dynamiek van de Kuipergordel.’ \n
Desondanks bleef het idee van een niet-waargenomen buitenste planeet te verleidelijk voor Lykawka om de jacht dan maar te staken. Een nog verderweg gelegen Planeet X zou alsnog een aantal vreemde verschijnselen binnen de Kuipergordel kunnen verklaren, met inbegrip van het gedrag van een groep objecten in het hoofddeel van de gordel die in een uiterst langwerpige baan om de zon lopen onder een zeer afwijkende hoek. \n
Het afwijkende gedrag van een aantal lichamen nog verder weg dan het hoofddeel van de Kuipergordel vraagt al evenzeer om een verklaring. Neem Sedna, een object van meer dan duizend kilometer doorsnee, wiens uitgerekte baan hem 975 AE’s van de zon voert, voordat hij weer naar binnen trekt, naar 76 AE’s. Sedna is niet het enige ‘losgeraakte’ object – een object dat nooit bij Neptunus in de buurt komt. Zou één enkele Planeet X ze op hun opmerkelijke pad hebben kunnen zetten en tegelijkertijd ook de andere vreemde verschijnselen in de Kuipergordel kunnen verklaren? \n
Lykawka ging samen met zijn collega Tadashi Mukai op zoek naar een antwoord. ‘Ik dacht dat dat niet zo moeilijk zou zijn’, zegt hij, ‘maar dat viel tegen.’ \n
Met behulp van heel zware computersimulaties berekenden de twee de baan die Planeet X zou hebben moeten volgen om al de bekende eigenschappen van de Kuipergordel te kunnen teweegbrengen. Toonaangevende theorieën over de begindagen van het zonnestelsel stellen dat er veel dichter bij de zon tientallen embryonale planeten zijn ontstaan uit het botsen en samenklonteren van tal van kleinere objecten. De meeste van deze objecten ter grootte van de Aarde of Mars klonterden weer verder samen tot de reuzenplaneten Jupiter, Saturnus, Uranus en Neptunus, die uiteindelijk wegtrokken uit hun geboorteplaats in de buurt van de zon. Interacties met de zwaartekracht van deze piepjonge reuzen zou andere objecten – waaronder de Planeet X van Lykawka en Mukai – in verre banen hebben geworpen. Volgens hun model is Planeet X door Neptunus in een langgerekte baan gedreven in de buitenste regionen van het zonnestelsel. Eenmaal daar gearriveerd, rakelde zijn zwaartekracht de Kuipergordel op en veegde uit een deel daarvan alle puin weg, daarmee de Kuiperklif creërend. \n
Ook de tweede stap in de geschiedenis van de baan die Lykawka enMukai voor hun Planeet X voor zich zien, is geworteld in gevestigde theorieën op het gebied van de migratie van planeten. Tientallen miljoenen jaren na het ontstaan van Neptunus dreef de reuzenplaneet door de interactie van zijn zwaartekracht met het puin in de buitenste regionen van het zonnestelsel langzaam naar buiten. Tijdens zijn tocht ving hij KBO’s in en duwde die voor zich uit in resonante banen. Dit mechanisme wordt nu algemeen gezien als de beste verklaring voor het bestaan van grote populaties van KBO’s, met inbegrip van Pluto, die resonant zijn met Neptunus. \n
Als we Lykawka mogen geloven, dreef de migratie van Neptunus Planeet X in een verre, resonante baan. Toen hij zich in een baan had gevestigd van gemiddeld 100 tot 170 AE’s vanaf de zon, was Planeet X ver genoeg weg om alle andere resonante objecten ongemoeid te laten, en nog wel zo dichtbij dat zijn zwaartekracht de losgeraakte groep van objecten als Sedna kon creëren.. \n
Kan de planeet van Lykawka en Mukai de architectuur van de Kuipergordel verklaren? ‘Vanuit dynamisch gezichtspunt kan het’, zegt Renu Malhotra, expert op het gebied van de migratie van planeten. ‘Het concept dat zij voorstellen is niet helemaal zonder problemen, maar het heeft een aantal sterke punten. Ik voel heel veel voor dit idee.’ \n
Andere dynamici hebben meer kritiek. Toen Lykawka vorig jaar oktober zijn idee presenteerde op de jaarvergadering van de afdeling Planeetwetenschap van de Amerikaanse Astronomische Vereniging deed Alessandro Morbidelli van het Côte d’Azur Observatorium in Nice het hele idee af als ‘bedacht’: ‘Wat Lykawka er niet bij heeft verteld, is dat hij het gedrag van de planeet voegt naar wat hij nodig heeft.’ Morbidelli’s collega van het Southwest Research Institute in Boulder, Colorado, is het daar mee eens: ‘Lykawka beeldhouwt de Kuipergordel door zijn planeet met de hand rond te schuiven. Ik geloof er niets van dat het gebeurd kan zijn op de manier die hij poneert.’ \n
Levison wijst het idee dat een planeet met half de massa van de aarde de Kuipergordel zou hebben vormgegeven als ‘onnatuurkundig’ van de hand. Dan zou er een reactie zijn gekomen van de gigantische ring van ijzig puin, zegt hij, die Planeet X zou hebben weggetrokken uit de baan die Lykawka en Mukai voorspellen, naar een veel meer naar binnen gelegen baan, waarin het object inmiddels zou zijn ontdekt. ‘De planeet zou in een cirkelvormige baan terechtkomen op minder dan zeven miljard kilometer (50 AE) van de zon’, aldus Levison. \n
Lykawka laat zich door alle kritiek niet van de wijs brengen: ‘Diverse van hun opmerkingen zijn prematuur, te kritisch en niet evenwichtig’, zegt hij. ‘Ik ben nóg realistischer simulaties aan het voorbereiden om dit in meer detail te kunnen bestuderen.’ \n
Bestaat Planeet X echt? Mike Brown, de ontdekker van Eris, wijst erop dat zijn jacht op grote KBO’s verre van voltooid is: ‘Kan het dat Lykawka’s planeet daar ergens ronddoolt en dat we hem hebben gemist? Kan makkelijk’, zegt hij. Dat vindt Dave Jewitt ook: ‘Er is zo weinig systematisch onderzoek van de sterrenhemel, dat je wat dan ook in de buitenste regionen van het zonnestelsel zou kunnen stoppen en we zouden het totnutoe niet hebben gevonden.’ \n
Meer uitgebreid onderzoek dat op stapel staat moet aan deze onzekerheden een einde maken. Gevoelige groothoektelescopen als de Pan-STARRS op Hawaï, de Discovery Channel Telescope in Arizona en de Large Synoptic Survey Telescope in Chili gaan binnenkort de hemel afzoeken, waarbij alle hoeken en gaten zullen worden aangedaan. \n
‘Ik ben altijd een groot voorstander geweest van theorieën als die van Lykawka’, zegt Brown, ‘Eenvoudigweg omdat ze de hoop levend houden dat we daarginds nog eens iets heel groots gaan vinden. Maar als grote onderzoeksprojecten als Pan-STARRS zoiets niet gaan opleveren, denk ik dat we het idee moeten laten varen.’ \n
Zoals altijd zijn het ook nu weer de waarnemers die het laatste oordeel zullen uitspreken. ‘Als we eenmaal de hele hemel op de juiste wijze hebben afgezocht, zullen we weten of dit Marsachtige lichaam bestaat in het soort baan dat Lykawka beschrijft’, aldus Jewitt. ‘En daarmee is dan de kous af. Einde verhaal.’\n
[Dit is een ingekorte en door Chris Sprangers vertaalde versie van een artikel dat eerder gepubliceerd werd in New Scientist ]", "slug": "het-mysterie-planeet-x", "language": "nl", "end_date_tuple": [], "sources": [], "location": [], "start_date_tuple": [2008, 3, 6, 0, 0, 0], "auto_excerpt": false, "type": "genericlistitem", "start_date": "2008-03-06 00:00:00", "categories": [], "view": "index"}, "title": "Het mysterie Planeet X"}, {"url": "/actueel/artikelen/_detail/gli/the-mystery-of-planet-x/", "items": [{"term": "IJsdwergen", "excerpt": "\n
Something weird is going on beyond Neptune, but Pluto is too puny to blame. Time to call in the planet hunters, says Govert Schilling \n
Two years ago the solar system lost a planet. Pluto was deemed too insignificant to rank alongside Mars, Jupiter and the rest, and was demoted to dwarf planet status. Pluto’s fall from favour left us with only eight bona fide planets. But what the solar system has lost, Patryk Lykawka now hopes to replace. \n
Lykawka, an astronomer at Kobe University in Japan, suspects a ninth planet as large as Earth is hiding beyond Pluto. So far, this frigid \"super-Pluto\" has escaped detection. But not for much longer, Lykawka hopes. \"Within five years or so, we will know for sure if it exists.\" \n
Lykawka has become convinced of the existence of this planet thanks to a number of puzzling features in the Kuiper belt, a disc of icy debris in the outer solar system, of which Pluto is one of the largest members. \n
He is not alone in thinking there is another planet out there. \"There are similar proposals in the literature,\" says Renu Malhotra at the University of Arizona in Tucson, \"but Lykawka has done a more comprehensive job. I think his idea should be given fair attention.\" \n
Conjuring up a new planet is a tried-andtested way of explaining puzzling observations. In the 19th century, Neptune’s existence was predicted on the basis of irregularities in the orbit of Uranus. Much later, American astronomer Percival Lowell thought that some further glitches in the orbits of Uranus and Neptune might be caused by what he dubbed Planet X. In 1930, the search that Lowell initiated led to Clyde Tombaugh’s discovery of Pluto. \n
When Pluto turned out to be much too small to tug strongly enough at the two giant planets, the search began for other unknown planets roaming the pitch-black outer regions of the solar system. Increasingly sophisticated observations have now revealed that there is in fact nothing anomalous in the orbits of Uranus and Neptune, but notions of distant, unseen planets still seem to have proved irresistible. Larger telescopes, better detectors and more comprehensive surveys have so far come up empty-handed, but none has actually ruled out the possibility that there is an elusive planet just beyond observational reach. The hunt for Planet X is still on. \n
The evidence for Planet X lies in the region just beyond Neptune, which orbits the sun about 30 times as far away as Earth. This is the beginning of the Kuiper belt, named after planetary scientist Gerard Kuiper, who speculated in 1950 that this region ought to contain a belt of debris left over from the formation of the solar system. The first object in this region was discovered in 1992 by Dave Jewitt and Jane Luu, working at the Mauna Kea Observatory in Hawaii, and well over 1000 have been spotted since. \n
While most of the known Kuiper belt objects (KBOs) are little more than icy clumps a few hundred kilometres across, some are as big as 1000 kilometres. The largest identified so far, called Eris, is 2400 kilometres across and is 27 per cent more massive than Pluto. It was its discovery in 2003 by Mike Brown, Chad Trujillo and David Rabinowitz working at the Palomar Observatory that prompted the International Astronomical Union to define the term \"planet\" – a move that in turn led to Pluto’s demotion. \n
Unspectacular as they are, it was clues from this multitude of frozen chunks that put planet hunters back on the trail. The first clue comes from the unexpectedly sharp outer edge of the Kuiper belt, some 50 astronomical units from the sun (1 AU being the distance between the sun and the Earth, about 150 million kilometres). At this point, known as the Kuiper cliff, the number of KBOs drops dramatically. Second, the belt itself contains different populations of icy rocks with at least three very distinct orbits. Something must have sculpted the belt, says Lykawka, and that something might well be Planet X. \n
We know from Saturn’s rings that when a ring of small orbiting objects has a sharp, well- gravitational effect of a large object orbiting further out. Could a similar phenomenon, on a larger scale, have created the Kuiper cliff? Mario Melita at Queen Mary University of London and Adrian Brunini at the National University of La Plata in Argentina argued in 2002 that it could. They proposed the existence of a Planet X at least as massive as Mars and some 60 AU from the sun (New Scientist, 14 December 2002, p 30). But two years later, when Melita looked more closely, he discovered a problem. Working with astronomers at the University of London and Queen’s University Belfast, he found that his proposed Planet X could not explain all of the Kuiper belt’s intricate features. \n
Lykawka has now followed this up with a computer simulation which shows that a massive planet so close to the Kuiper cliff would create more of a disturbance amongst many other objects in the Kuiper belt than is in fact the case. \n
And that’s not all. Some of the icy debris in the Kuiper belt goes around the sun in step with Neptune. Pluto is a prime example: in the time it takes Neptune to orbit the sun three times , Pluto has gone around twice – it is \"in resonance\" with the planet. Lykawka has shown that the additional gravitational tug of a Planet X of the kind suggested by Melita and Brunini would destroy this delicate orbital stability and would leave far fewer resonant KBOs than the number we actually see. \n
\"My simulations ruled out many other Planet X proposals too,\" says Lykawka, who finished his PhD research at Kobe University last year. \"None of them is compatible with what we know about the dynamics of the Kuiper belt.\" \n
Nevertheless, the lure of an unseen outer planet proved too strong for Lykawka to abandon the chase. A more distant Planet X might yet explain other strange features in the Kuiper belt, including a group of objects within the main part of the belt that have highly elongated orbits and loop round the sun at an unruly angle. \n
The odd behaviour of some bodies even further out than the main Kuiper belt also need explaining. Take Sedna, an object over 1000 kilometres across whose stretched-out orbit takes it 975 AU from the sun before swooping back in to 76 AU. Sedna is not the only \"detached\" object – one that never comes close to Neptune at all – so could a single Planet X have set them on their peculiar paths, and also account for the other Kuiper belt oddities? \n
Lykawka teamed up with his colleague Tadashi Mukai to find out. \"I thought it would be easy,\" he says, \"but it wasn’t.\" Using largescale computer simulations, the pair worked out the path that Planet X would need to have taken to produce all the known properties of the Kuiper belt. Our best theories of the early days of the solar system suggest that dozens of embryonic planets formed much closer to the sun, from the colliding and clumping of many smaller bodies. Most of these Mars or Earthsized objects further coalesced into the giant planets Jupiter, Saturn, Uranus and Neptune, which ultimately migrated away from their birthplace around the sun. Gravitational interactions with the fledgling giants would have flung others – including Lykawka and Mukai’s Planet X – into distant orbits. \n
According to their model, Planet X was ejected by a young Neptune into an elongated orbit in the outer reaches of the solar system. There its gravity stirred up the Kuiper belt and swept part of it clean of debris, creating the Kuiper cliff. The second stage in the orbital history that Lykawka and Mukai propose for their Planet X also has it roots in established theories of planetary migration. Tens of millions of years after Neptune formed, its gravitational interaction with debris in the outer solar system caused the planet to drift slowly outwards. As it migrated, it captured and swept up KBOs into resonant orbits. This mechanism is generally considered to be the best explanation for the existence of large populations of KBOs, including Pluto, that are resonant with Neptune. \n
The X factor\n
According to Lykawka, Neptune’s migration pushed Planet X into a distant, resonant orbit. By settling into an average orbit of between 100 and 170 AU from the sun, Planet X was far enough away to leave most other objects in resonant orbits undisturbed, yet close enough for its gravity to create the detached population of objects like Sedna. \n
Finally, Lykawka and Mukai believe the same subtle gravitational interactions that shape the orbits of small moons around planets played a big part in the evolution of Planet X’s orbit. These interactions were found in 1962 by the Japanese astronomer Yoshihide Kozai when he was looking at the orbits of asteroids. He showed that a group of large objects all orbiting in the same plane can tilt the path of a smaller object and make it more circular. This would explain why Planet X no longer approaches the Kuiper belt. \n
Today Lykawka’s Planet X would take anywhere between 1000 and 2500 years to complete one orbit of the sun, compared to Pluto’s 248 years. It would never get any closer to the sun than 80 AU, and its orbital inclination could be as much as 40 degrees from the plane occupied by the major planets. \n
So could Lykawka and Mukai’s planet explain away the Kuiper belt’s architecture? Maybe. \"It is plausible, from the dynamical point of view,\" says Malhotra, an expert on planetary migration. \"Their proposal is not entirely free of problems, but it has some significant strengths. I am very sympathetic to this idea.\" \n
Jewitt also thinks the idea is plausible, though he has some reservations. \"The trouble is we are so ignorant of the outer solar system that many things seem plausible, even if they are not true.\" \n
Other dynamicists are more critical. When Lykawka presented his idea at the annual meeting of the American Astronomical Society’s Division of Planetary Sciences last October, Alessandro Morbidelli from the Côte d’Azur Observatory in Nice, France, dismissed the whole idea as contrived. \"Lykawka didn’t mention that he is forcing the behaviour of the planet to match what he needs.\" \n
Morbidelli’s colleague Hal Levison from the Southwest Research Institute in Boulder, Colorado, agrees. \"Lykawka sculpts the Kuiper belt by moving and pushing his planet around by hand. I don’t believe that it could have happened in the way he describes.\" \n
Morbidelli, Levison and two of their colleagues have developed a markedly different theory for the solar system’s early history. Called the Nice model, after the French town where it originated, it envisages Jupiter, Saturn, Uranus and Neptune being formed much closer together than they are today, in orbits that have changed over time, eventually triggering a series of dramatic disturbances and violent collisions that altered the orbits of the four large planets along with countless asteroids and ice dwarfs. \n
They claim it successfully explains the orbits of the giant planets, the existence of asteroids that share Jupiter’s path around the sun, and a violent epoch called the \"late heavy bombardment\" that afflicted the inner solar system some 700 million years after it formed (New Scientist, 28 November 2006, p 40 ). \n
In a new, as yet unpublished paper, Levison, Morbidelli and their colleagues also invoke the Nice model to explain the properties of the Kuiper belt without the need for a Planet X (www.arxiv.org/abs/0712.0553). According to their theory, the disc of gas and dust from which the first icy planetesimals formed was small and had a sharp outer edge, possibly the result of a passing star sweeping up material. The Kuiper belt formed and then later expanded as a whole thanks to the gravitational effects of the migrating giant planets, they say. \n
Levison and Morbidelli admit that their model has its own problems. It calculates that most objects in the Kuiper belt should have orbits stretched out far further than observations show, and it has difficulty accounting for known objects with extremely tilted orbits. The team consider these minor points, however. \"We think that the list of successes of our model outweighs the problems that remain open,\" they say. \n
Levison dismisses as \"unphysical\" the idea that a planet half as massive as Earth sculpted the Kuiper belt, arguing that there would have been a back reaction from the giant ring of icy debris which would have pulled Planet X from the orbit that Lykawka and Mukai envisage. \"The planet should end up in a circular orbit at less than 7 billion kilometres (50 AU) from the sun,\" Levison says. \n
Lykawka is undeterred by Levison and Morbidelli’s criticisms. \"Several of their comments are prematurely too critical and unbalanced,\" he says. \"I’m planning even more realistic simulations to study this in more detail.\" \n
So does Planet X really exist? Brown points out that his hunt for large KBOs is far from complete. \"Could Lykawka’s planet be out there and have been missed? Easily,\" he says. Jewitt agrees. \"Given the spottiness and the paucity of published deep sky surveys, one could put almost anything in the outer solar system and it would have escaped detection until now.\" \n
More comprehensive surveys on the horizon should eliminate these uncertainties. Sensitive, wide-field telescopes such as Pan- STARRS in Hawaii, the Discovery Channel Telescope in Arizona, and the Large Synoptic Survey Telescope in Chile will soon sweep the skies, leaving no star or space rock unturned. \n
\"I’m always a big fan of theories like Lykawka’s,\" says Brown, \"simply because they continue to provide the hope that we might find something big somewhere out there. But if big surveys like Pan-STARRS don’t find such a thing, I think it will have to be abandoned.\" \n
As ever, it will be astronomers who deliver the final verdict. \"When we’ve done a suitable all-sky survey, we’ll know whether or not this Mars-like body exists in the type of orbit Lykawka describes,\" says Jewitt. \"And that will be that – end of story.\" \n
Box -- Planet X: what to look for\n
Patryk Lykawka and Tadashi Mukai’s Planet X is a \"super-Pluto\" made up of ice and rock. It has a mass between 30 and 70 per cent that of Earth, but will be much less dense, giving it a similar diameter to our own planet’s – probably between 10,000 and 15,000 kilometres. \n
At 100 to 170 AU from the sun, the amount of heat and light falling on the planet would be exceedingly small so the planet would be completely frozen. Life would be impossible on such a frigid world. \n
Would Planet X qualify as a bona fide planet, according to the rules of the International Astronomical Union? Probably. It orbits the sun, it would be big enough to be spherical under its own gravity, and it almost certainly has enough mass to have swept debris from the neighbourhood around its orbit. The solar system may have nine planets after all. "}], "gli_item": {"publishers": [{"date": "2012-09-23 15:15:59", "url": "http://www.newscientist.com/", "type": "publisher", "title": "New Scientist"}], "script_content": "", "end_date": null, "title": "The mystery of Planet X", "pk_id": 31238, "tags": [{"type": "sitetag", "title": "Pluto"}, {"type": "sitetag", "title": "IJsdwergen"}], "excerpt": "\n
Something weird is going on beyond Neptune, but Pluto is too puny to blame. Time to call in the planet hunters, says Govert Schilling \n
Two years ago the solar system lost a planet. Pluto was deemed too insignificant to rank alongside Mars, Jupiter and the rest, and was demoted to dwarf planet status. Pluto’s fall from favour left us with only eight bona fide planets. But what the solar system has lost, Patryk Lykawka now hopes to replace. \n
Lykawka, an astronomer at Kobe University in Japan, suspects a ninth planet as large as Earth is hiding beyond Pluto. So far, this frigid \"super-Pluto\" has escaped detection. But not for much longer, Lykawka hopes. \"Within five years or so, we will know for sure if it exists.\" \n
Lykawka has become convinced of the existence of this planet thanks to a number of puzzling features in the Kuiper belt, a disc of icy debris in the outer solar system, of which Pluto is one of the largest members. \n
He is not alone in thinking there is another planet out there. \"There are similar proposals in the literature,\" says Renu Malhotra at the University of Arizona in Tucson, \"but Lykawka has done a more comprehensive job. I think his idea should be given fair attention.\" \n
Conjuring up a new planet is a tried-andtested way of explaining puzzling observations. In the 19th century, Neptune’s existence was predicted on the basis of irregularities in the orbit of Uranus. Much later, American astronomer Percival Lowell thought that some further glitches in the orbits of Uranus and Neptune might be caused by what he dubbed Planet X. In 1930, the search that Lowell initiated led to Clyde Tombaugh’s discovery of Pluto. \n
When Pluto turned out to be much too small to tug strongly enough at the two giant planets, the search began for other unknown planets roaming the pitch-black outer regions of the solar system. Increasingly sophisticated observations have now revealed that there is in fact nothing anomalous in the orbits of Uranus and Neptune, but notions of distant, unseen planets still seem to have proved irresistible. Larger telescopes, better detectors and more comprehensive surveys have so far come up empty-handed, but none has actually ruled out the possibility that there is an elusive planet just beyond observational reach. The hunt for Planet X is still on. \n
The evidence for Planet X lies in the region just beyond Neptune, which orbits the sun about 30 times as far away as Earth. This is the beginning of the Kuiper belt, named after planetary scientist Gerard Kuiper, who speculated in 1950 that this region ought to contain a belt of debris left over from the formation of the solar system. The first object in this region was discovered in 1992 by Dave Jewitt and Jane Luu, working at the Mauna Kea Observatory in Hawaii, and well over 1000 have been spotted since. \n
While most of the known Kuiper belt objects (KBOs) are little more than icy clumps a few hundred kilometres across, some are as big as 1000 kilometres. The largest identified so far, called Eris, is 2400 kilometres across and is 27 per cent more massive than Pluto. It was its discovery in 2003 by Mike Brown, Chad Trujillo and David Rabinowitz working at the Palomar Observatory that prompted the International Astronomical Union to define the term \"planet\" – a move that in turn led to Pluto’s demotion. \n
Unspectacular as they are, it was clues from this multitude of frozen chunks that put planet hunters back on the trail. The first clue comes from the unexpectedly sharp outer edge of the Kuiper belt, some 50 astronomical units from the sun (1 AU being the distance between the sun and the Earth, about 150 million kilometres). At this point, known as the Kuiper cliff, the number of KBOs drops dramatically. Second, the belt itself contains different populations of icy rocks with at least three very distinct orbits. Something must have sculpted the belt, says Lykawka, and that something might well be Planet X. \n
We know from Saturn’s rings that when a ring of small orbiting objects has a sharp, well- gravitational effect of a large object orbiting further out. Could a similar phenomenon, on a larger scale, have created the Kuiper cliff? Mario Melita at Queen Mary University of London and Adrian Brunini at the National University of La Plata in Argentina argued in 2002 that it could. They proposed the existence of a Planet X at least as massive as Mars and some 60 AU from the sun (New Scientist, 14 December 2002, p 30). But two years later, when Melita looked more closely, he discovered a problem. Working with astronomers at the University of London and Queen’s University Belfast, he found that his proposed Planet X could not explain all of the Kuiper belt’s intricate features. \n
Lykawka has now followed this up with a computer simulation which shows that a massive planet so close to the Kuiper cliff would create more of a disturbance amongst many other objects in the Kuiper belt than is in fact the case. \n
And that’s not all. Some of the icy debris in the Kuiper belt goes around the sun in step with Neptune. Pluto is a prime example: in the time it takes Neptune to orbit the sun three times , Pluto has gone around twice – it is \"in resonance\" with the planet. Lykawka has shown that the additional gravitational tug of a Planet X of the kind suggested by Melita and Brunini would destroy this delicate orbital stability and would leave far fewer resonant KBOs than the number we actually see. \n
\"My simulations ruled out many other Planet X proposals too,\" says Lykawka, who finished his PhD research at Kobe University last year. \"None of them is compatible with what we know about the dynamics of the Kuiper belt.\" \n
Nevertheless, the lure of an unseen outer planet proved too strong for Lykawka to abandon the chase. A more distant Planet X might yet explain other strange features in the Kuiper belt, including a group of objects within the main part of the belt that have highly elongated orbits and loop round the sun at an unruly angle. \n
The odd behaviour of some bodies even further out than the main Kuiper belt also need explaining. Take Sedna, an object over 1000 kilometres across whose stretched-out orbit takes it 975 AU from the sun before swooping back in to 76 AU. Sedna is not the only \"detached\" object – one that never comes close to Neptune at all – so could a single Planet X have set them on their peculiar paths, and also account for the other Kuiper belt oddities? \n
Lykawka teamed up with his colleague Tadashi Mukai to find out. \"I thought it would be easy,\" he says, \"but it wasn’t.\" Using largescale computer simulations, the pair worked out the path that Planet X would need to have taken to produce all the known properties of the Kuiper belt. Our best theories of the early days of the solar system suggest that dozens of embryonic planets formed much closer to the sun, from the colliding and clumping of many smaller bodies. Most of these Mars or Earthsized objects further coalesced into the giant planets Jupiter, Saturn, Uranus and Neptune, which ultimately migrated away from their birthplace around the sun. Gravitational interactions with the fledgling giants would have flung others – including Lykawka and Mukai’s Planet X – into distant orbits. \n
According to their model, Planet X was ejected by a young Neptune into an elongated orbit in the outer reaches of the solar system. There its gravity stirred up the Kuiper belt and swept part of it clean of debris, creating the Kuiper cliff. The second stage in the orbital history that Lykawka and Mukai propose for their Planet X also has it roots in established theories of planetary migration. Tens of millions of years after Neptune formed, its gravitational interaction with debris in the outer solar system caused the planet to drift slowly outwards. As it migrated, it captured and swept up KBOs into resonant orbits. This mechanism is generally considered to be the best explanation for the existence of large populations of KBOs, including Pluto, that are resonant with Neptune. \n
The X factor\n
According to Lykawka, Neptune’s migration pushed Planet X into a distant, resonant orbit. By settling into an average orbit of between 100 and 170 AU from the sun, Planet X was far enough away to leave most other objects in resonant orbits undisturbed, yet close enough for its gravity to create the detached population of objects like Sedna. \n
Finally, Lykawka and Mukai believe the same subtle gravitational interactions that shape the orbits of small moons around planets played a big part in the evolution of Planet X’s orbit. These interactions were found in 1962 by the Japanese astronomer Yoshihide Kozai when he was looking at the orbits of asteroids. He showed that a group of large objects all orbiting in the same plane can tilt the path of a smaller object and make it more circular. This would explain why Planet X no longer approaches the Kuiper belt. \n
Today Lykawka’s Planet X would take anywhere between 1000 and 2500 years to complete one orbit of the sun, compared to Pluto’s 248 years. It would never get any closer to the sun than 80 AU, and its orbital inclination could be as much as 40 degrees from the plane occupied by the major planets. \n
So could Lykawka and Mukai’s planet explain away the Kuiper belt’s architecture? Maybe. \"It is plausible, from the dynamical point of view,\" says Malhotra, an expert on planetary migration. \"Their proposal is not entirely free of problems, but it has some significant strengths. I am very sympathetic to this idea.\" \n
Jewitt also thinks the idea is plausible, though he has some reservations. \"The trouble is we are so ignorant of the outer solar system that many things seem plausible, even if they are not true.\" \n
Other dynamicists are more critical. When Lykawka presented his idea at the annual meeting of the American Astronomical Society’s Division of Planetary Sciences last October, Alessandro Morbidelli from the Côte d’Azur Observatory in Nice, France, dismissed the whole idea as contrived. \"Lykawka didn’t mention that he is forcing the behaviour of the planet to match what he needs.\" \n
Morbidelli’s colleague Hal Levison from the Southwest Research Institute in Boulder, Colorado, agrees. \"Lykawka sculpts the Kuiper belt by moving and pushing his planet around by hand. I don’t believe that it could have happened in the way he describes.\" \n
Morbidelli, Levison and two of their colleagues have developed a markedly different theory for the solar system’s early history. Called the Nice model, after the French town where it originated, it envisages Jupiter, Saturn, Uranus and Neptune being formed much closer together than they are today, in orbits that have changed over time, eventually triggering a series of dramatic disturbances and violent collisions that altered the orbits of the four large planets along with countless asteroids and ice dwarfs. \n
They claim it successfully explains the orbits of the giant planets, the existence of asteroids that share Jupiter’s path around the sun, and a violent epoch called the \"late heavy bombardment\" that afflicted the inner solar system some 700 million years after it formed (New Scientist, 28 November 2006, p 40 ). \n
In a new, as yet unpublished paper, Levison, Morbidelli and their colleagues also invoke the Nice model to explain the properties of the Kuiper belt without the need for a Planet X (www.arxiv.org/abs/0712.0553). According to their theory, the disc of gas and dust from which the first icy planetesimals formed was small and had a sharp outer edge, possibly the result of a passing star sweeping up material. The Kuiper belt formed and then later expanded as a whole thanks to the gravitational effects of the migrating giant planets, they say. \n
Levison and Morbidelli admit that their model has its own problems. It calculates that most objects in the Kuiper belt should have orbits stretched out far further than observations show, and it has difficulty accounting for known objects with extremely tilted orbits. The team consider these minor points, however. \"We think that the list of successes of our model outweighs the problems that remain open,\" they say. \n
Levison dismisses as \"unphysical\" the idea that a planet half as massive as Earth sculpted the Kuiper belt, arguing that there would have been a back reaction from the giant ring of icy debris which would have pulled Planet X from the orbit that Lykawka and Mukai envisage. \"The planet should end up in a circular orbit at less than 7 billion kilometres (50 AU) from the sun,\" Levison says. \n
Lykawka is undeterred by Levison and Morbidelli’s criticisms. \"Several of their comments are prematurely too critical and unbalanced,\" he says. \"I’m planning even more realistic simulations to study this in more detail.\" \n
So does Planet X really exist? Brown points out that his hunt for large KBOs is far from complete. \"Could Lykawka’s planet be out there and have been missed? Easily,\" he says. Jewitt agrees. \"Given the spottiness and the paucity of published deep sky surveys, one could put almost anything in the outer solar system and it would have escaped detection until now.\" \n
More comprehensive surveys on the horizon should eliminate these uncertainties. Sensitive, wide-field telescopes such as Pan- STARRS in Hawaii, the Discovery Channel Telescope in Arizona, and the Large Synoptic Survey Telescope in Chile will soon sweep the skies, leaving no star or space rock unturned. \n
\"I’m always a big fan of theories like Lykawka’s,\" says Brown, \"simply because they continue to provide the hope that we might find something big somewhere out there. But if big surveys like Pan-STARRS don’t find such a thing, I think it will have to be abandoned.\" \n
As ever, it will be astronomers who deliver the final verdict. \"When we’ve done a suitable all-sky survey, we’ll know whether or not this Mars-like body exists in the type of orbit Lykawka describes,\" says Jewitt. \"And that will be that – end of story.\" \n
Box -- Planet X: what to look for\n
Patryk Lykawka and Tadashi Mukai’s Planet X is a \"super-Pluto\" made up of ice and rock. It has a mass between 30 and 70 per cent that of Earth, but will be much less dense, giving it a similar diameter to our own planet’s – probably between 10,000 and 15,000 kilometres. \n
At 100 to 170 AU from the sun, the amount of heat and light falling on the planet would be exceedingly small so the planet would be completely frozen. Life would be impossible on such a frigid world. \n
Would Planet X qualify as a bona fide planet, according to the rules of the International Astronomical Union? Probably. It orbits the sun, it would be big enough to be spherical under its own gravity, and it almost certainly has enough mass to have swept debris from the neighbourhood around its orbit. The solar system may have nine planets after all. ", "slug": "the-mystery-of-planet-x", "language": "en", "end_date_tuple": [], "sources": [], "location": [], "start_date_tuple": [2008, 1, 12, 0, 0, 0], "auto_excerpt": false, "type": "genericlistitem", "start_date": "2008-01-12 00:00:00", "categories": [], "view": "index"}, "title": "The mystery of Planet X"}, {"url": "/actueel/artikelen/_detail/gli/pluto-definitief-op-tweede-plaats/", "items": [{"term": "IJsdwergen", "excerpt": "\n
De dwergplaneet Eris is ruim 25 procent zwaarder dan Pluto. Daarmee staat onomstotelijk vast dat Pluto niet de grootste dwergplaneet in de buitendelen van het zonnestelsel is. \n
Eris werd begin 2005 ontdekt, en ging even door het leven als de tiende planeet. In de zomer van 2006 besloot de Internationale Astronomische Unie echter dat zowel Pluto als Eris voortaan dwergplaneten genoemd worden. \n
Uit fotos van de Hubble Space Telescope blijkt dat Eris een middellijn van zon 2400 kilometer heeft - honderd kilometer groter dan Pluto. Die waarde is echter vrij onzeker. Eris-ontdekker Michael Brown van het California Institute of Technology en zijn collega Emily Schaller zijn er nu echter in geslaagd de massa van de ijsdwerg te bepalen uit de baanbeweging van het kleine maantje Dysnomia. Eris blijkt 16,6 triljoen ton te wegen. Daarmee is het hemellichaam ruim een kwart zwaarder dan Pluto, zo schrijven de onderzoekers deze week in Science. \n
Uit de gemeten massa en de Hubble-waarde voor de middellijn volgt de soortelijke dichtheid van Eris: 2,3 gram per kubieke centimeter. Dat komt goed overeen m et de dichtheid van Pluto. Beide dwergplaneten bestaan waarschijnlijk voor circa zeventig procent uit gesteenten en voor dertig procent uit ijs."}], "gli_item": {"publishers": [{"date": "2012-09-23 15:16:01", "url": "http://www.volkskrant.nl", "type": "publisher", "title": "volkskrant.nl"}], "script_content": "", "end_date": null, "title": "Pluto definitief op tweede plaats", "pk_id": 31138, "tags": [{"type": "sitetag", "title": "Pluto"}, {"type": "sitetag", "title": "IJsdwergen"}], "excerpt": "\n
De dwergplaneet Eris is ruim 25 procent zwaarder dan Pluto. Daarmee staat onomstotelijk vast dat Pluto niet de grootste dwergplaneet in de buitendelen van het zonnestelsel is. \n
Eris werd begin 2005 ontdekt, en ging even door het leven als de tiende planeet. In de zomer van 2006 besloot de Internationale Astronomische Unie echter dat zowel Pluto als Eris voortaan dwergplaneten genoemd worden. \n
Uit fotos van de Hubble Space Telescope blijkt dat Eris een middellijn van zon 2400 kilometer heeft - honderd kilometer groter dan Pluto. Die waarde is echter vrij onzeker. Eris-ontdekker Michael Brown van het California Institute of Technology en zijn collega Emily Schaller zijn er nu echter in geslaagd de massa van de ijsdwerg te bepalen uit de baanbeweging van het kleine maantje Dysnomia. Eris blijkt 16,6 triljoen ton te wegen. Daarmee is het hemellichaam ruim een kwart zwaarder dan Pluto, zo schrijven de onderzoekers deze week in Science. \n
Uit de gemeten massa en de Hubble-waarde voor de middellijn volgt de soortelijke dichtheid van Eris: 2,3 gram per kubieke centimeter. Dat komt goed overeen m et de dichtheid van Pluto. Beide dwergplaneten bestaan waarschijnlijk voor circa zeventig procent uit gesteenten en voor dertig procent uit ijs.", "slug": "pluto-definitief-op-tweede-plaats", "language": "nl", "end_date_tuple": [], "sources": [], "location": [], "start_date_tuple": [2007, 6, 15, 0, 0, 0], "auto_excerpt": false, "type": "genericlistitem", "start_date": "2007-06-15 00:00:00", "categories": [], "view": "index"}, "title": "Pluto definitief op tweede plaats"}, {"url": "/actueel/artikelen/_detail/gli/pluto-en-zijn-broertjes/", "items": [{"term": "IJsdwergen", "excerpt": "
De buitenste delen van ons zonnestelsel geven steeds meer geheimen prijs \n
Vorig jaar werd Pluto van planeet tot dwergplaneet gedegradeerd. Maar voor sterrenkundigen is hij daardoor niet minder interessant geworden. Integendeel: samen met zijn vele broertjes biedt hij inzicht in de evolutie van het zonnestelsel. \n
Het was zon handig ezelsbruggetje: Mijn Vader At Meestal Jonge Spruitjes Uit Nieuwe Pekela. De beginletters van die zin geven de volgorde aan van de planeten in het zonnestelsel: Mercurius, Venus, Aarde, Mars, Jupiter, Saturnus, Uranus, Neptunus en Pluto. Maar Nieuwe Pekela zal vervangen moeten worden door Nijmegen, Netersel of Nibbixwoud, want de Internationale Astronomische Unie heeft in augustus 2006 besloten dat Pluto geen planeet meer is. \n
Pluto is in 1930 ontdekt door de Amerikaanse sterrenkundige Clyde Tombaugh. Tombaugh speurde de hele sterrenhemel af naar de onbekende Planeet X, die verantwoordelijk zou zijn voor kleine baanafwijkingen van Uranus en Neptunus. Op voorstel van een 11-jarig schoolmeisje uit Oxford werd de planeet genoemd naar de Romeinse god van de onderwereld. Een half jaar later kreeg de lenige hond van Mickey Mouse dezelfde naam. De kleine planeet Pluto werd populair, vooral bij kinderen. \n
Maar van meet af aan was duidelijk dat er iets geks aan de hand is met Pluto. De banen van de andere acht planeten zijn vrijwel volmaakte cirkels, maar de baan van Pluto is heel erg uitgerekt. Soms staat hij zelfs dichter bij de zon dan Neptunus. De baan ligt ook heel scheef in het zonnestelsel. Bovendien is Pluto maar een onooglijk planeetje: met een middellijn van nog geen 2300 kilometer is hij zelfs kleiner dan de maan. Hij kan dan ook nooit invloed hebben gehad op de bewegingen van Uranus en Neptunus. Tombaughs ontdekking van Pluto was puur toeval. \n
Kuipergordel\n
Eind jaren tachtig werd duidelijk dat er meer moest rondzweven in de buitendelen van het zonnestelsel. Martin Duncan, Scott Tremaine en Thomas Quinn van het Canadese Instituut voor Theoretische Astrofysica bootsten het zonnestelsel na in hun computer, om de herkomst van kometen te achterhalen kleine, ijzige hemellichamen die vanaf de aarde soms zichtbaar zijn als staartsterren, doordat een deel van het ijs verdampt door de zonnewarmte. Hun conclusie: de kometen in de binnendelen van het zonnestelsel zijn afkomstig uit een kometengordel buiten de baan van Neptunus. Die gordel noemden ze de Kuipergordel: de Nederlandse astronoom Gerard Kuiper had er in 1951 al eens over geschreven. Maar dat Pluto eigenlijk gewoon zon Kuipergordelobject is, dat kwam bij niemand op. \n
Rond 1990 waren telescopen en cameras gevoelig genoeg om jacht te maken op kleine hemellichamen in de Kuipergordel. Die zien er uit als lichtzwakke sterretjes die zich heel langzaam aan de hemel verplaatsen. Clyde Tombaugh werkte nog met fotografische platen en speurde alles op het oog af; tegenwoordig maken sterrenkundigen elektronische opnamen en wordt het zoekwerk door de computer gedaan. Maar het blijft monnikenwerk, want een grote telescoop heeft een klein beeldveld, dus je fotografeert steeds maar een heel klein stukje van de sterrenhemel, en je moet alles drie keer vastleggen om iets te vinden: twee keer om de beweging van een lichtstipje te ontdekken, en één keer ter bevestiging. \n
In 1992 was het voor het eerst raak. De Amerikanen Dave Jewitt en Jane Luu ontdekten een ijsdwerg buiten de baan van Neptunus, met een telescoop op de sterrenwacht van Mauna Kea, Hawaii. Ze gaven hun mini-planeetje de bijnaam Smiley, naar de hoofdpersoon uit een boek van John le Carré dat Luu op dat moment aan het lezen was. Officieel wordt Smiley aangeduid met het nummer 1992 QB1; hij heeft nog steeds geen echte naam. Op basis van de helderheid schatten sterrenkundigen de middellijn van 1992 QB1 op 160 kilometer. \n
Plutinos\n
Al snel werden er meer ijsdwergen gevonden, door verschillende concurrerende teams. Sommige daarvan hebben dezelfde omlooptijd als Pluto, al zijn ze een stuk kleiner en hebben hun banen uiteenlopende vormen en oriëntaties. Plutos omlooptijd is anderhalf keer zo lang als die van Neptunus: in de tijd dat Pluto twee rondjes om de zon maakt, voltooit Neptunus er drie. Zon mooie verhouding heet een baanresonantie. De ijsdwergen die net zon resonantie vertonen, worden nu plutinos genoemd kleine Plutootjes. Voor het eerst begon het besef door te dringen dat Pluto misschien niet zo uniek is als altijd werd gedacht. \n
Zouden er in die donkere buitenwijken van het zonnestelsel ook veel grotere ijsdwergen rondzwalken? Even groot als Pluto, of misschien zelfs wel groter? Mike Brown van het California Institute of Technology nam zich voor om zon tiende planeet te ontdekken. Daarvoor gebruikte hij een telescoop met een groot beeldveld op Palomar Mountain, ten noorden van San Diego. Begin eenentwintigste eeuw maakten Brown en zijn collegas inderdaad de ene ontdekking na de andere wereldkundig: ijsdwergen met afmetingen tussen 800 en 2000 kilometer, die mooie namen kregen als Sedna, Quaoar, Orcus en Ixion. Het kon niet lang duren of er werd een ijsdwerg gevonden die groter is dan Pluto. \n
Dat gebeurde op 5 januari 2005, op fotos die al in oktober 2003 waren gemaakt. Het object, met de voorlopige aanduiding 2003 UB313, heeft een middellijn van 2300 kilometer net een tikje groter dan Pluto. Brown maakte de ontdekking in de zomer van 2005 wereldkundig, en gaf het object de bijnaam Xena, naar de populaire tv-heldin uit Xena: Warrior Princess. De X van Xena was natuurlijk een knipoog naar de onbekende Planeet X, wat je ook kunt lezen als de tiende planeet. Maar daar was lang niet iedereen het mee eens. Er gingen al geruime tijd stemmen op om Pluto te degraderen tot een gewone ijsdwerg. In dat geval was 2003 UB313 (inmiddels Eris genoemd) natuurlijk ook geen planeet. \n
Dwergplaneten\n
Gek genoeg beschikten sterrenkundigen niet over een sluitende definitie van een planeet. De Internationale Astronomische Unie (IAU) zette daarom een speciale commissie aan het werk. Na veel discussie, protesten en gehakketak werd in de zomer van 2006 op een groot IAU-congres in Praag besloten dat je pas een planeet genoemd mag worden als je door je eigen zwaartekracht min of meer bolvormig bent, en als er in de buurt van je eigen baan om de zon geen vergelijkbare soortgenoten voorkomen. Pluto en Eris zijn bolvormig, maar ze maken deel uit van een grote familie van ijsdwergen. Daarom zijn het geen planeten, maar dwergplaneten. \n
Die merkwaardige ijswerelden in de buitendelen van het zonnestelsel staan de laatste jaren wel extra in de belangstelling. Ze moeten in de begindagen van het zonnestelsel zijn ontstaan, door het samenklonteren van kleinere brokstukken. Er zullen ook veel onderlinge botsingen zijn geweest. De gevolgen daarvan zijn nog steeds zichtbaar. Veel grote ijsdwergen worden vergezeld door een of meer manen. Eris heeft een maan; de ijsdwerg 2003 EL61 heeft er twee, en bij Pluto zijn inmiddels zelfs drie manen bekend: de grote maan Charon, en de kleintjes Nix en Hydra. Die manen zijn in het verleden ontstaan bij onderlinge botsingen van ijsdwergen. \n
Ook uit de banen van de ijsdwergen kun je veel informatie afleiden. Ongeveer een op de vier objecten in de Kuipergordel is een plutino een ijsdwerg met een omlooptijd van 248 jaar. Dat grote aantal valt maar op één manier te verklaren. Neptunus moet lang geleden in een steeds wijdere baan om de zon zijn gaan draaien. Daarbij veegde hij met zijn zwaartekrachtsstoringen een groot aantal ijsdwergen voor zich uit, en werden er steeds meer gevangen in die bijzondere baanresonantie. Met uitgebreide computersimulaties is dat allemaal mooi in beeld gebracht. \n
Planetenmigratie\n
Door de ontdekking van vele honderden ijsdwergen kleine en grote neefjes van de dwergplaneet Pluto zijn sterrenkundigen zich steeds meer gaan verdiepen in de baanevolutie van de reuzenplaneten. Het blijkt dat Saturnus en Uranus een paar miljard jaar geleden ook naar buiten zijn bewogen, terwijl Jupiter juist in een kleinere baan om de zon terecht kwam. Die planetenmigratie heeft veel opschudding veroorzaakt in de planetoïdengordel een band van grote en kleine rotsblokken tussen de banen van Mars en Jupiter. Door zwaartekrachtsstoringen van Jupiter werden veel planetoïden weggeslingerd, en was er sprake van een kosmisch bombardement op de aarde en de maan. \n
Zulke zwaartekrachtsstoringen komen nog steeds af en toe voor niet alleen in de planetoïdengordel, maar ook in de verre Kuipergordel. IJsdwergen komen daardoor soms in kleinere, langgerekte banen terecht, waarbij ze eens per omloop door de binnendelen van het zonnestelsel bewegen en een beetje beginnen te verdampen. Vanaf de aarde zien we dan een mooie komeet. Heel af en toe overkomt dat ook een grotere ijsdwerg, en is er sprake van een superkomeet. Zon rare, grote komeet Chiron genaamd werd in 1977 ontdekt in een langgerekte baan tussen de banen van Saturnus en Uranus. Op die grote afstand van de zon ontwikkelt hij geen opvallende staart, maar de huidige baan is instabiel, en misschien doorkruist Chiron in de verre toekomst de binnendelen van het zonnestelsel. \n
En hoe zit het met Planeet X? Wie weet zal ook die nog een keer gevonden worden. Volgens sommige theorieën kunnen er ver buiten de Kuipergordel grote hemellichamen om de zon draaien, in trage, wijde banen. Sommige daarvan zijn misschien wel zo groot als de planeet Mars, of als de aarde. En als ze hun eigen baanomgeving schoongeveegd hebben met hun zwaartekracht, mogen ze volgens de IAU-definitie planeet op hun visitekaartje zetten. \n
\n
Kader - Venetia\n
Venetia Burney zat met haar moeder en grootvader in Oxford aan het ontbijt op 14 maart 1930. Opa las in The Times over de ontdekking van een nieuwe planeet, en vroeg zich af wat voor naam die zou moeten krijgen. Venetia (11) had op school net les gekregen over het zonnestelsel en over de Griekse mythologie, en bedacht de naam Pluto de Romeinse god van de onderwereld. Grootvader Madan, ooit hoofd van de vermaarde Bodleian Library van Oxford University, gaf het voorstel door aan de Britse Astronomer Royal. Die stuurde een telegram naar Flagstaff in de Verenigde Staten, en korte tijd later was de naam officieel. \n
\n
\n
Kader - Namen en rugnummers\n
Kleine objecten in het zonnestelsel, zoals de dwergplaneet Eris, krijgen na hun ontdekking eerst een voorlopig nummer; in dit geval 2003 UB313. De letters geven aan wanneer het object is ontdekt. De eerste letter staat voor de halve maand (A = eerste helft januari, B = tweede helft januari, C = eerste helft feburari, etc; de I wordt niet gebruikt). De tweede letter geeft de volgorde in die halve maand aan: 2003 UA is het eerst ontdekte object in de tweede helft van oktober 2003; 2003 UB is nummer 2; 2003 UZ is het 25ste object (de I wordt opnieuw niet gebruikt). Het 26ste object in die halve maand krijgt de aanduiding 2003 UA1, daarna volgen 2003 UB1, 2003 UC1, enzovoort. 2003 UB313 is dus de 7827ste ontdekking in de tweede helft van oktober 2003! Als de baan nauwkeurig bekend is, volgt een definitief nummer. Voor 2003 UB313 is dat 136199. De ontdekkers (in het geval van Eris waren dat Mike Brown en zijn collegas) mogen dan ook een naam voorstellen. Eris was de Griekse godin van de twist een toepasselijke naam, omdat de ontdekking van het hemellichaam leidde tot een hoog oplopende discussie over de definitie van een planeet. Het maantje van Eris werd Dysnomia genoemd in de Griekse mythologie de dochter van Eris en de godin van de wetteloosheid (lawlessness in het Engels). Die naam is een knipoog naar de bijnaam Xena die Brown en zijn collegas lange tijd hanteerden voor Eris: Lucy Lawless speelde de rol van Xena in de tv-serie Xena: Princess Warrior. Inmiddels heeft ook de dwergplaneet Pluto een nummer gekregen: 134340, waarmee hij nu duidelijk thuishoort in de lijst van kleine objecten. \n
\n
\n
Kader - Planetoïden\n
Vroeger dachten sterrenkundigen dat de planetoïden tussen de banen van Mars en Jupiter de overblijfselen waren van een geëxplodeerde planeet. Tegenwoordig wordt algemeen aangenomen dat het om kleine samenballingen uit de beginperiode van het zonnestelsel gaat, die zich nooit hebben samengevoegd tot een groter hemellichaam. Wat dat betreft zijn de rotsachtige planetoïden dus vergelijkbaar met de ijsdwergen in de Kuipergordel die dateren ook uit de ontstaansperiode van het zonnestelsel en hebben zich nooit tot een groter hemellichaam samengevoegd. \n
\n
\n
Kader - Chaos\n
Sterrenkundigen weten precies waar Mars zich volgend jaar bevindt, of waar je Saturnus kunt vinden op 30 november 2056. Maar op de zeer lange termijn zijn de bewegingen in het zonnestelsel niet te voorspellen, doordat zeer kleine verstoringen uiteindelijk enorme gevolgen kunnen hebben. Anders gezegd: het zonnestelsel is chaotisch, en het is best mogelijk dat over een paar miljard jaar niet Mercurius de binnenste planeet is, maar Venus, of dat Mars het zonnestelsel is uitgeslingerd. \n
\n
\n
Kader - New Horizons\n
De Amerikaanse ruimtesonde New Horizons, gelanceerd op 19 januari 2006, vloog op 28 februari 2007 langs de reuzenplaneet Jupiter en zal in juli 2015 aankomen bij de dwergplaneet Pluto. Daarna vliegt New Horizons nog langs een of twee ijsdwergen in de Kuipergordel. Alan Stern, wetenschappelijk projectleider van New Horizons, is fel gekant tegen de beslissing van de Internationale Astronomische Unie om Pluto zijn planeetstatus af te nemen. Stern heeft jarenlang bij NASA gelobbyd om New Horizons letterlijk en figuurlijk van de grond te krijgen. Uiteindelijk lukte dat, onder andere met het argument dat Pluto de enige planeet in het zonnestelsel is die nog niet van nabij door een NASA-ruimtesonde is bezocht. \n
\n
\n
Kader - Elf planeten\n
In de eerste helft van de negentiende eeuw telde het zonnestelsel officieel elf planeten. Uranus was in 1781 ontdekt als zevende planeet. Maar tussen 1801 en 1807 werden vier kleine planeetjes gevonden tussen de banen van Mars en Jupiter (Ceres, Pallas, Juno en Vesta), en stond de teller lange tijd op elf. Pas na de ontdekking van Neptunus (in 1846) steeg het aantal bekende planetoïden zo snel dat je ze onmogelijk allemaal planeten kon noemen. De grootste vier planetoïden werden toen dus ook gedegradeerd, net als Pluto vorig jaar. Ceres is met een middellijn van bijna 1000 kilometer vrijwel bolvormig, en is door de Internationale Astronomische Unie ook geklassificeerd als dwergplaneet, net als Pluto en Eris. \n
\n
\n
Kader - Kuipers lege gordel\n
De Kuipergordel is genoemd naar Gerard Kuiper (1905-1973), die begin jaren dertig naar de Verenigde Staten verhuisde. In een boek uit 1951 schreef Kuiper een hoofdstuk over de vorming van het zonnestelsel, waarin hij suggereerde dat er buiten de baan van Neptunus een brede gordel van kleine, ijzige hemellichamen ontstond. Maar wie beter leest, ontdekt dat de gordel volgens Kuiper nu zon beetje leeg zou moeten zijn: hij geloofde dat de ijsdwergen lang geleden al de ruimte in geslingerd zijn door zwaartekrachtsstoringen van grotere objecten, zoals Pluto. Volgens sommige sterrenkundigen kan de Kuipergordel dan ook beter de Edgeworth-gordel worden genoemd, naar de Ier Kenneth Edgeworth die als eerste met het idee kwam, in 1943. \n
\n
\n
Kader - Oortwolk\n
Behalve een Kuipergordel heeft ons zonnestelsel ook een Oortwolk, genoemd naar de Leidse astronoom Jan Hendrik Oort, de leermeester van Gerard Kuiper. De Oortwolk is een gigantische, min of meer bolvormige wolk van vele triljoenen kometen, op afstanden tot ruim een lichtjaar van de zon bijna halverwege de dichtstbijzijnde ster. In feite vormt hij de allerbuitenste grens van het zonnestelsel. Af en toe vliegt een komeet uit de Oortwolk op korte afstand langs de aarde, om vervolgens weer in de verte te verdwijnen. \n
\n
\n
Kader - Op jacht\n
Momenteel zijn er ruim duizend ijsdwergen bekend (officieel worden ze trans-Neptunische objecten (TNOs) of Kuipergordelobjecten genoemd). Binnenkort worden dat er veel en veel meer. Op Hawaii wordt Pan-STARRS gebouwd een groep van vier lichtsterke telescopen die elke heldere nacht volautomatisch de hemel afspeuren. In Chili verrijst over een paar jaar de Large Synoptic Survey Telescope (LSST), die drie keer per week de hele sterrenhemel vastlegt. Behalve vele duizenden nieuwe ijsdwergen zullen Pan-STARRS en LSST ook kometen, planetoïden en aardscheerders ontdekken kleine hemellichamen die in de toekomst met de aarde in botsing kunnen komen. \n
\n
\n
Kader - Exo-Kuipergordels\n
De Kuipergordel is een overblijfsel uit de ontstaansperiode van het zonnestelsel. In de gordel komen niet alleen kleine en grote ijsdwergen voor, maar ook veel stofdeeltjes. Bij sommige andere sterren zijn met infraroodsatellieten ook zulke stofgordels ontdekt. Dat stof ontstaat door botsingen van grotere objecten. Dus ook in die andere planetenstelsels moeten al grotere hemellichamen zijn samengeklonterd. Dat doet vermoeden dat er bij die andere sterren ook al volwaardige planeten zijn gevormd. Inderdaad zijn er tot nu toe langs indirecte weg al meer dan 200 exoplaneten gevonden. \n
\n
\n
Kader - Krachtenspel\n
De Amerikaanse planeetverkenner Pioneer 10 vloog eind 1992 waarschijnlijk op kleine afstand langs een ijsdwerg. Pioneer 10 werd in maart 1972 gelanceerd; het was de eerste ruimtesonde die een bezoek bracht aan Jupiter en Saturnus. Daarna vloog hij het zonnestelsel uit, in de richting van de ster Aldebaran. Uit metingen aan de radiosignalen van Pioneer 10 bleek dat de ruimtesonde in december 1992 een heel klein beetje werd versneld, en daarna weer een beetje werd afgeremd. Bovendien werd de koers van de Pioneer een tikje verlegd. Alles wijst erop dat Pioneer 10 de zwaartekracht van een ijsdwerg heeft gevoeld. Die was echter veel te klein om met aardse telescopen waar te nemen. \n
\n
\n
Kader - Spaanse oorlog\n
Behalve de dwergplaneet Eris ontdekte het team van Mike Brown in 2005 ook de grote ijsdwergen 2003 EL61 en 2005 FY9. Toch staat de ontdekking van 2003 EL61 officieel op naam van de Spaanse astronoom José Luis Ortiz. Die had lucht gekregen van de ontdekking van Brown, was een code-nummer van het object op het spoor gekomen, en kwam via Google terecht in het logboek van Browns telescoop, dat per ongeluk online stond. Ortiz was vervolgens de eerste die de ontdekking meldde bij de Internationale Astronomische Unie, en is daarmee officieel de ontdekker. Zelf beweert hij dat 2003 EL61 al eerder door hem was gevonden, en dat hij de waarnemingen van Brown alleen gebruikte ter verificatie, maar Brown en zijn teamgenoten denken dat het object gewoon brutaal gekaapt is door de Spanjaarden. \n
De vier grootste ijsdwergen die op dit moment bekend zijn: \n
Eris \n\nMiddellijn: 2300 km \nAfstand tot de zon: 5,714,5 miljard km \nOmlooptijd: 560 jaar \nBaanhelling: 44° \nAantal manen: 1 (Dysnomia) \n\n
Pluto \n\nMiddellijn: 2274 km \nAfstand tot de zon: 4,57,5 miljard km \nOmlooptijd: 248 jaar \nBaanhelling: 17° \nAantal manen: 3 (Charon, Nix en Hydra) \n\n
2003 EL61 \n
\n\nMiddellijn: 1800 km \nAfstand tot de zon: 5,27,8 miljard km \nOmlooptijd: 285 jaar \nBaanhelling: 28° \nAantal manen: 2 (nog naamloos) \n\n
2005 FY9 \n
\n\nMiddellijn: 1800 km \nAfstand tot de zon: 5,87,8 miljard km \nOmlooptijd: 307 jaar \nBaanhelling: 29° \nAantal manen: 0\n"}], "gli_item": {"publishers": [{"date": "2012-09-23 15:15:54", "url": "http://www.questmag.nl/", "type": "publisher", "title": "Quest"}], "script_content": "", "end_date": null, "title": "Pluto en zijn broertjes", "pk_id": 31120, "tags": [{"type": "sitetag", "title": "IJsdwergen"}, {"type": "sitetag", "title": "Pluto"}], "excerpt": "
De buitenste delen van ons zonnestelsel geven steeds meer geheimen prijs \n
Vorig jaar werd Pluto van planeet tot dwergplaneet gedegradeerd. Maar voor sterrenkundigen is hij daardoor niet minder interessant geworden. Integendeel: samen met zijn vele broertjes biedt hij inzicht in de evolutie van het zonnestelsel. \n
Het was zon handig ezelsbruggetje: Mijn Vader At Meestal Jonge Spruitjes Uit Nieuwe Pekela. De beginletters van die zin geven de volgorde aan van de planeten in het zonnestelsel: Mercurius, Venus, Aarde, Mars, Jupiter, Saturnus, Uranus, Neptunus en Pluto. Maar Nieuwe Pekela zal vervangen moeten worden door Nijmegen, Netersel of Nibbixwoud, want de Internationale Astronomische Unie heeft in augustus 2006 besloten dat Pluto geen planeet meer is. \n
Pluto is in 1930 ontdekt door de Amerikaanse sterrenkundige Clyde Tombaugh. Tombaugh speurde de hele sterrenhemel af naar de onbekende Planeet X, die verantwoordelijk zou zijn voor kleine baanafwijkingen van Uranus en Neptunus. Op voorstel van een 11-jarig schoolmeisje uit Oxford werd de planeet genoemd naar de Romeinse god van de onderwereld. Een half jaar later kreeg de lenige hond van Mickey Mouse dezelfde naam. De kleine planeet Pluto werd populair, vooral bij kinderen. \n
Maar van meet af aan was duidelijk dat er iets geks aan de hand is met Pluto. De banen van de andere acht planeten zijn vrijwel volmaakte cirkels, maar de baan van Pluto is heel erg uitgerekt. Soms staat hij zelfs dichter bij de zon dan Neptunus. De baan ligt ook heel scheef in het zonnestelsel. Bovendien is Pluto maar een onooglijk planeetje: met een middellijn van nog geen 2300 kilometer is hij zelfs kleiner dan de maan. Hij kan dan ook nooit invloed hebben gehad op de bewegingen van Uranus en Neptunus. Tombaughs ontdekking van Pluto was puur toeval. \n
Kuipergordel\n
Eind jaren tachtig werd duidelijk dat er meer moest rondzweven in de buitendelen van het zonnestelsel. Martin Duncan, Scott Tremaine en Thomas Quinn van het Canadese Instituut voor Theoretische Astrofysica bootsten het zonnestelsel na in hun computer, om de herkomst van kometen te achterhalen kleine, ijzige hemellichamen die vanaf de aarde soms zichtbaar zijn als staartsterren, doordat een deel van het ijs verdampt door de zonnewarmte. Hun conclusie: de kometen in de binnendelen van het zonnestelsel zijn afkomstig uit een kometengordel buiten de baan van Neptunus. Die gordel noemden ze de Kuipergordel: de Nederlandse astronoom Gerard Kuiper had er in 1951 al eens over geschreven. Maar dat Pluto eigenlijk gewoon zon Kuipergordelobject is, dat kwam bij niemand op. \n
Rond 1990 waren telescopen en cameras gevoelig genoeg om jacht te maken op kleine hemellichamen in de Kuipergordel. Die zien er uit als lichtzwakke sterretjes die zich heel langzaam aan de hemel verplaatsen. Clyde Tombaugh werkte nog met fotografische platen en speurde alles op het oog af; tegenwoordig maken sterrenkundigen elektronische opnamen en wordt het zoekwerk door de computer gedaan. Maar het blijft monnikenwerk, want een grote telescoop heeft een klein beeldveld, dus je fotografeert steeds maar een heel klein stukje van de sterrenhemel, en je moet alles drie keer vastleggen om iets te vinden: twee keer om de beweging van een lichtstipje te ontdekken, en één keer ter bevestiging. \n
In 1992 was het voor het eerst raak. De Amerikanen Dave Jewitt en Jane Luu ontdekten een ijsdwerg buiten de baan van Neptunus, met een telescoop op de sterrenwacht van Mauna Kea, Hawaii. Ze gaven hun mini-planeetje de bijnaam Smiley, naar de hoofdpersoon uit een boek van John le Carré dat Luu op dat moment aan het lezen was. Officieel wordt Smiley aangeduid met het nummer 1992 QB1; hij heeft nog steeds geen echte naam. Op basis van de helderheid schatten sterrenkundigen de middellijn van 1992 QB1 op 160 kilometer. \n
Plutinos\n
Al snel werden er meer ijsdwergen gevonden, door verschillende concurrerende teams. Sommige daarvan hebben dezelfde omlooptijd als Pluto, al zijn ze een stuk kleiner en hebben hun banen uiteenlopende vormen en oriëntaties. Plutos omlooptijd is anderhalf keer zo lang als die van Neptunus: in de tijd dat Pluto twee rondjes om de zon maakt, voltooit Neptunus er drie. Zon mooie verhouding heet een baanresonantie. De ijsdwergen die net zon resonantie vertonen, worden nu plutinos genoemd kleine Plutootjes. Voor het eerst begon het besef door te dringen dat Pluto misschien niet zo uniek is als altijd werd gedacht. \n
Zouden er in die donkere buitenwijken van het zonnestelsel ook veel grotere ijsdwergen rondzwalken? Even groot als Pluto, of misschien zelfs wel groter? Mike Brown van het California Institute of Technology nam zich voor om zon tiende planeet te ontdekken. Daarvoor gebruikte hij een telescoop met een groot beeldveld op Palomar Mountain, ten noorden van San Diego. Begin eenentwintigste eeuw maakten Brown en zijn collegas inderdaad de ene ontdekking na de andere wereldkundig: ijsdwergen met afmetingen tussen 800 en 2000 kilometer, die mooie namen kregen als Sedna, Quaoar, Orcus en Ixion. Het kon niet lang duren of er werd een ijsdwerg gevonden die groter is dan Pluto. \n
Dat gebeurde op 5 januari 2005, op fotos die al in oktober 2003 waren gemaakt. Het object, met de voorlopige aanduiding 2003 UB313, heeft een middellijn van 2300 kilometer net een tikje groter dan Pluto. Brown maakte de ontdekking in de zomer van 2005 wereldkundig, en gaf het object de bijnaam Xena, naar de populaire tv-heldin uit Xena: Warrior Princess. De X van Xena was natuurlijk een knipoog naar de onbekende Planeet X, wat je ook kunt lezen als de tiende planeet. Maar daar was lang niet iedereen het mee eens. Er gingen al geruime tijd stemmen op om Pluto te degraderen tot een gewone ijsdwerg. In dat geval was 2003 UB313 (inmiddels Eris genoemd) natuurlijk ook geen planeet. \n
Dwergplaneten\n
Gek genoeg beschikten sterrenkundigen niet over een sluitende definitie van een planeet. De Internationale Astronomische Unie (IAU) zette daarom een speciale commissie aan het werk. Na veel discussie, protesten en gehakketak werd in de zomer van 2006 op een groot IAU-congres in Praag besloten dat je pas een planeet genoemd mag worden als je door je eigen zwaartekracht min of meer bolvormig bent, en als er in de buurt van je eigen baan om de zon geen vergelijkbare soortgenoten voorkomen. Pluto en Eris zijn bolvormig, maar ze maken deel uit van een grote familie van ijsdwergen. Daarom zijn het geen planeten, maar dwergplaneten. \n
Die merkwaardige ijswerelden in de buitendelen van het zonnestelsel staan de laatste jaren wel extra in de belangstelling. Ze moeten in de begindagen van het zonnestelsel zijn ontstaan, door het samenklonteren van kleinere brokstukken. Er zullen ook veel onderlinge botsingen zijn geweest. De gevolgen daarvan zijn nog steeds zichtbaar. Veel grote ijsdwergen worden vergezeld door een of meer manen. Eris heeft een maan; de ijsdwerg 2003 EL61 heeft er twee, en bij Pluto zijn inmiddels zelfs drie manen bekend: de grote maan Charon, en de kleintjes Nix en Hydra. Die manen zijn in het verleden ontstaan bij onderlinge botsingen van ijsdwergen. \n
Ook uit de banen van de ijsdwergen kun je veel informatie afleiden. Ongeveer een op de vier objecten in de Kuipergordel is een plutino een ijsdwerg met een omlooptijd van 248 jaar. Dat grote aantal valt maar op één manier te verklaren. Neptunus moet lang geleden in een steeds wijdere baan om de zon zijn gaan draaien. Daarbij veegde hij met zijn zwaartekrachtsstoringen een groot aantal ijsdwergen voor zich uit, en werden er steeds meer gevangen in die bijzondere baanresonantie. Met uitgebreide computersimulaties is dat allemaal mooi in beeld gebracht. \n
Planetenmigratie\n
Door de ontdekking van vele honderden ijsdwergen kleine en grote neefjes van de dwergplaneet Pluto zijn sterrenkundigen zich steeds meer gaan verdiepen in de baanevolutie van de reuzenplaneten. Het blijkt dat Saturnus en Uranus een paar miljard jaar geleden ook naar buiten zijn bewogen, terwijl Jupiter juist in een kleinere baan om de zon terecht kwam. Die planetenmigratie heeft veel opschudding veroorzaakt in de planetoïdengordel een band van grote en kleine rotsblokken tussen de banen van Mars en Jupiter. Door zwaartekrachtsstoringen van Jupiter werden veel planetoïden weggeslingerd, en was er sprake van een kosmisch bombardement op de aarde en de maan. \n
Zulke zwaartekrachtsstoringen komen nog steeds af en toe voor niet alleen in de planetoïdengordel, maar ook in de verre Kuipergordel. IJsdwergen komen daardoor soms in kleinere, langgerekte banen terecht, waarbij ze eens per omloop door de binnendelen van het zonnestelsel bewegen en een beetje beginnen te verdampen. Vanaf de aarde zien we dan een mooie komeet. Heel af en toe overkomt dat ook een grotere ijsdwerg, en is er sprake van een superkomeet. Zon rare, grote komeet Chiron genaamd werd in 1977 ontdekt in een langgerekte baan tussen de banen van Saturnus en Uranus. Op die grote afstand van de zon ontwikkelt hij geen opvallende staart, maar de huidige baan is instabiel, en misschien doorkruist Chiron in de verre toekomst de binnendelen van het zonnestelsel. \n
En hoe zit het met Planeet X? Wie weet zal ook die nog een keer gevonden worden. Volgens sommige theorieën kunnen er ver buiten de Kuipergordel grote hemellichamen om de zon draaien, in trage, wijde banen. Sommige daarvan zijn misschien wel zo groot als de planeet Mars, of als de aarde. En als ze hun eigen baanomgeving schoongeveegd hebben met hun zwaartekracht, mogen ze volgens de IAU-definitie planeet op hun visitekaartje zetten. \n
\n
Kader - Venetia\n
Venetia Burney zat met haar moeder en grootvader in Oxford aan het ontbijt op 14 maart 1930. Opa las in The Times over de ontdekking van een nieuwe planeet, en vroeg zich af wat voor naam die zou moeten krijgen. Venetia (11) had op school net les gekregen over het zonnestelsel en over de Griekse mythologie, en bedacht de naam Pluto de Romeinse god van de onderwereld. Grootvader Madan, ooit hoofd van de vermaarde Bodleian Library van Oxford University, gaf het voorstel door aan de Britse Astronomer Royal. Die stuurde een telegram naar Flagstaff in de Verenigde Staten, en korte tijd later was de naam officieel. \n
\n
\n
Kader - Namen en rugnummers\n
Kleine objecten in het zonnestelsel, zoals de dwergplaneet Eris, krijgen na hun ontdekking eerst een voorlopig nummer; in dit geval 2003 UB313. De letters geven aan wanneer het object is ontdekt. De eerste letter staat voor de halve maand (A = eerste helft januari, B = tweede helft januari, C = eerste helft feburari, etc; de I wordt niet gebruikt). De tweede letter geeft de volgorde in die halve maand aan: 2003 UA is het eerst ontdekte object in de tweede helft van oktober 2003; 2003 UB is nummer 2; 2003 UZ is het 25ste object (de I wordt opnieuw niet gebruikt). Het 26ste object in die halve maand krijgt de aanduiding 2003 UA1, daarna volgen 2003 UB1, 2003 UC1, enzovoort. 2003 UB313 is dus de 7827ste ontdekking in de tweede helft van oktober 2003! Als de baan nauwkeurig bekend is, volgt een definitief nummer. Voor 2003 UB313 is dat 136199. De ontdekkers (in het geval van Eris waren dat Mike Brown en zijn collegas) mogen dan ook een naam voorstellen. Eris was de Griekse godin van de twist een toepasselijke naam, omdat de ontdekking van het hemellichaam leidde tot een hoog oplopende discussie over de definitie van een planeet. Het maantje van Eris werd Dysnomia genoemd in de Griekse mythologie de dochter van Eris en de godin van de wetteloosheid (lawlessness in het Engels). Die naam is een knipoog naar de bijnaam Xena die Brown en zijn collegas lange tijd hanteerden voor Eris: Lucy Lawless speelde de rol van Xena in de tv-serie Xena: Princess Warrior. Inmiddels heeft ook de dwergplaneet Pluto een nummer gekregen: 134340, waarmee hij nu duidelijk thuishoort in de lijst van kleine objecten. \n
\n
\n
Kader - Planetoïden\n
Vroeger dachten sterrenkundigen dat de planetoïden tussen de banen van Mars en Jupiter de overblijfselen waren van een geëxplodeerde planeet. Tegenwoordig wordt algemeen aangenomen dat het om kleine samenballingen uit de beginperiode van het zonnestelsel gaat, die zich nooit hebben samengevoegd tot een groter hemellichaam. Wat dat betreft zijn de rotsachtige planetoïden dus vergelijkbaar met de ijsdwergen in de Kuipergordel die dateren ook uit de ontstaansperiode van het zonnestelsel en hebben zich nooit tot een groter hemellichaam samengevoegd. \n
\n
\n
Kader - Chaos\n
Sterrenkundigen weten precies waar Mars zich volgend jaar bevindt, of waar je Saturnus kunt vinden op 30 november 2056. Maar op de zeer lange termijn zijn de bewegingen in het zonnestelsel niet te voorspellen, doordat zeer kleine verstoringen uiteindelijk enorme gevolgen kunnen hebben. Anders gezegd: het zonnestelsel is chaotisch, en het is best mogelijk dat over een paar miljard jaar niet Mercurius de binnenste planeet is, maar Venus, of dat Mars het zonnestelsel is uitgeslingerd. \n
\n
\n
Kader - New Horizons\n
De Amerikaanse ruimtesonde New Horizons, gelanceerd op 19 januari 2006, vloog op 28 februari 2007 langs de reuzenplaneet Jupiter en zal in juli 2015 aankomen bij de dwergplaneet Pluto. Daarna vliegt New Horizons nog langs een of twee ijsdwergen in de Kuipergordel. Alan Stern, wetenschappelijk projectleider van New Horizons, is fel gekant tegen de beslissing van de Internationale Astronomische Unie om Pluto zijn planeetstatus af te nemen. Stern heeft jarenlang bij NASA gelobbyd om New Horizons letterlijk en figuurlijk van de grond te krijgen. Uiteindelijk lukte dat, onder andere met het argument dat Pluto de enige planeet in het zonnestelsel is die nog niet van nabij door een NASA-ruimtesonde is bezocht. \n
\n
\n
Kader - Elf planeten\n
In de eerste helft van de negentiende eeuw telde het zonnestelsel officieel elf planeten. Uranus was in 1781 ontdekt als zevende planeet. Maar tussen 1801 en 1807 werden vier kleine planeetjes gevonden tussen de banen van Mars en Jupiter (Ceres, Pallas, Juno en Vesta), en stond de teller lange tijd op elf. Pas na de ontdekking van Neptunus (in 1846) steeg het aantal bekende planetoïden zo snel dat je ze onmogelijk allemaal planeten kon noemen. De grootste vier planetoïden werden toen dus ook gedegradeerd, net als Pluto vorig jaar. Ceres is met een middellijn van bijna 1000 kilometer vrijwel bolvormig, en is door de Internationale Astronomische Unie ook geklassificeerd als dwergplaneet, net als Pluto en Eris. \n
\n
\n
Kader - Kuipers lege gordel\n
De Kuipergordel is genoemd naar Gerard Kuiper (1905-1973), die begin jaren dertig naar de Verenigde Staten verhuisde. In een boek uit 1951 schreef Kuiper een hoofdstuk over de vorming van het zonnestelsel, waarin hij suggereerde dat er buiten de baan van Neptunus een brede gordel van kleine, ijzige hemellichamen ontstond. Maar wie beter leest, ontdekt dat de gordel volgens Kuiper nu zon beetje leeg zou moeten zijn: hij geloofde dat de ijsdwergen lang geleden al de ruimte in geslingerd zijn door zwaartekrachtsstoringen van grotere objecten, zoals Pluto. Volgens sommige sterrenkundigen kan de Kuipergordel dan ook beter de Edgeworth-gordel worden genoemd, naar de Ier Kenneth Edgeworth die als eerste met het idee kwam, in 1943. \n
\n
\n
Kader - Oortwolk\n
Behalve een Kuipergordel heeft ons zonnestelsel ook een Oortwolk, genoemd naar de Leidse astronoom Jan Hendrik Oort, de leermeester van Gerard Kuiper. De Oortwolk is een gigantische, min of meer bolvormige wolk van vele triljoenen kometen, op afstanden tot ruim een lichtjaar van de zon bijna halverwege de dichtstbijzijnde ster. In feite vormt hij de allerbuitenste grens van het zonnestelsel. Af en toe vliegt een komeet uit de Oortwolk op korte afstand langs de aarde, om vervolgens weer in de verte te verdwijnen. \n
\n
\n
Kader - Op jacht\n
Momenteel zijn er ruim duizend ijsdwergen bekend (officieel worden ze trans-Neptunische objecten (TNOs) of Kuipergordelobjecten genoemd). Binnenkort worden dat er veel en veel meer. Op Hawaii wordt Pan-STARRS gebouwd een groep van vier lichtsterke telescopen die elke heldere nacht volautomatisch de hemel afspeuren. In Chili verrijst over een paar jaar de Large Synoptic Survey Telescope (LSST), die drie keer per week de hele sterrenhemel vastlegt. Behalve vele duizenden nieuwe ijsdwergen zullen Pan-STARRS en LSST ook kometen, planetoïden en aardscheerders ontdekken kleine hemellichamen die in de toekomst met de aarde in botsing kunnen komen. \n
\n
\n
Kader - Exo-Kuipergordels\n
De Kuipergordel is een overblijfsel uit de ontstaansperiode van het zonnestelsel. In de gordel komen niet alleen kleine en grote ijsdwergen voor, maar ook veel stofdeeltjes. Bij sommige andere sterren zijn met infraroodsatellieten ook zulke stofgordels ontdekt. Dat stof ontstaat door botsingen van grotere objecten. Dus ook in die andere planetenstelsels moeten al grotere hemellichamen zijn samengeklonterd. Dat doet vermoeden dat er bij die andere sterren ook al volwaardige planeten zijn gevormd. Inderdaad zijn er tot nu toe langs indirecte weg al meer dan 200 exoplaneten gevonden. \n
\n
\n
Kader - Krachtenspel\n
De Amerikaanse planeetverkenner Pioneer 10 vloog eind 1992 waarschijnlijk op kleine afstand langs een ijsdwerg. Pioneer 10 werd in maart 1972 gelanceerd; het was de eerste ruimtesonde die een bezoek bracht aan Jupiter en Saturnus. Daarna vloog hij het zonnestelsel uit, in de richting van de ster Aldebaran. Uit metingen aan de radiosignalen van Pioneer 10 bleek dat de ruimtesonde in december 1992 een heel klein beetje werd versneld, en daarna weer een beetje werd afgeremd. Bovendien werd de koers van de Pioneer een tikje verlegd. Alles wijst erop dat Pioneer 10 de zwaartekracht van een ijsdwerg heeft gevoeld. Die was echter veel te klein om met aardse telescopen waar te nemen. \n
\n
\n
Kader - Spaanse oorlog\n
Behalve de dwergplaneet Eris ontdekte het team van Mike Brown in 2005 ook de grote ijsdwergen 2003 EL61 en 2005 FY9. Toch staat de ontdekking van 2003 EL61 officieel op naam van de Spaanse astronoom José Luis Ortiz. Die had lucht gekregen van de ontdekking van Brown, was een code-nummer van het object op het spoor gekomen, en kwam via Google terecht in het logboek van Browns telescoop, dat per ongeluk online stond. Ortiz was vervolgens de eerste die de ontdekking meldde bij de Internationale Astronomische Unie, en is daarmee officieel de ontdekker. Zelf beweert hij dat 2003 EL61 al eerder door hem was gevonden, en dat hij de waarnemingen van Brown alleen gebruikte ter verificatie, maar Brown en zijn teamgenoten denken dat het object gewoon brutaal gekaapt is door de Spanjaarden. \n
De vier grootste ijsdwergen die op dit moment bekend zijn: \n
Eris \n\nMiddellijn: 2300 km \nAfstand tot de zon: 5,714,5 miljard km \nOmlooptijd: 560 jaar \nBaanhelling: 44° \nAantal manen: 1 (Dysnomia) \n\n
Pluto \n\nMiddellijn: 2274 km \nAfstand tot de zon: 4,57,5 miljard km \nOmlooptijd: 248 jaar \nBaanhelling: 17° \nAantal manen: 3 (Charon, Nix en Hydra) \n\n
2003 EL61 \n
\n\nMiddellijn: 1800 km \nAfstand tot de zon: 5,27,8 miljard km \nOmlooptijd: 285 jaar \nBaanhelling: 28° \nAantal manen: 2 (nog naamloos) \n\n
2005 FY9 \n
\n\nMiddellijn: 1800 km \nAfstand tot de zon: 5,87,8 miljard km \nOmlooptijd: 307 jaar \nBaanhelling: 29° \nAantal manen: 0\n", "slug": "pluto-en-zijn-broertjes", "language": "nl", "end_date_tuple": [], "sources": [], "location": [], "start_date_tuple": [2007, 5, 1, 0, 0, 0], "auto_excerpt": false, "type": "genericlistitem", "start_date": "2007-05-01 00:00:00", "categories": [], "view": "index"}, "title": "Pluto en zijn broertjes"}, {"url": "/actueel/artikelen/_detail/gli/er-zijn-rake-klappen-gevallen-in-de-kuipergordel/", "items": [{"term": "IJsdwergen", "excerpt": "\n
Astronomen ontdekken brokstukken van vroegere ijsdwerg in het zonnestelsel \n
Ooit knalden twee ijzige hemellichamen op elkaar. Nu zijn er zeven brokstukken van teruggevonden. \n
Mike Brown is zo blij als een kind in een snoepwinkel. Het is gewoon een spectaculair verhaal, zegt hij. Een ijzige dwergplaneet als Pluto knalt op een ander hemellichaam. Brokstukken van de botsing vliegen in het rond; wie weet zijn er ook wel een paar op aarde terechtgekomen. Echt cool. Vooral natuurlijk omdat Brown planeetonderzoeker aan het California Institute of Technology in Pasadena die brokstukken heeft geïdentificeerd. Deze week schrijft hij erover in Nature, samen met drie promovendi. Een mijlpaal in het onderzoek aan de Kuipergordel, aldus Alessandro Morbidelli van de Côte dAzur-sterrenwacht in Nice in een begeleidend commentaar. \n
De Kuipergordel is hot. Een brede zone buiten de baan van de planeet Neptunus, waarin talloze kleine en grote ijsklompen rondzwalken overblijfselen uit de ontstaansperiode van het zonnestelsel. Sinds 1992 zijn er ruim duizend ontdekt. Het team van Brown vond de grootste exemplaren, waaronder de dwergplaneet Eris, die met een middellijn van 2400 kilometer zelfs een tikje groter is dan Pluto. Pluto is afgelopen zomer dan ook zijn planeetstatus kwijtgeraakt: hij is gewoon een van de vele ijsdwergen in de Kuipergordel, en niet eens de grootste. \n
De op twee na grootste ijsdwerg na Eris en Pluto heeft nog geen officiële naam. Voorlopig gaat hij door het leven als 2003 EL61, hoewel Brown en zijn collegas hem ooit de bijnaam Santa meegaven, omdat ze hem rond de Kerstdagen ontdekten. Niet de grootste dus, maar wel de gekste. EL61 heeft de vorm van een rugbybal, de dichtheid van bazalt, een rotatietijd van nog geen vier uur, en twee kleine maantjes in scheve banen. Alsof het hemellichaam ooit een stuk groter is geweest, maar bij een kosmische botsing een flinke optater heeft gekregen en een groot deel van zijn lichte ijsmantel is kwijtgeraakt. De twee maantjes (met de bijnamen Rudolph en Blitzen) zouden dan brokstukken van die botsing zijn. \n
Vergezocht? Dat leek een jaar geleden misschien zo. Maar in Nature melden Brown en zijn collegas dat ze elders in het zonnestelsel nog vijf brokstukken van de botsing gevonden hebben. De grootste heeft een middellijn van zon 400 kilometer. Ze bevinden zich niet langer in de directe omgeving van 2003 EL61, maar ze draaien wel in vergelijkbare banen om de zon, met vrijwel dezelfde omlooptijd, hellingshoek en excentriciteit. Dat doet vermoeden dat ze een gemeenschappelijke oorsprong hebben. Nadat we het Nature-artikel instuurden hebben we er nog twee ontdekt, zegt Brown. In totaal vliegen er ongetwijfeld honderden of misschien wel duizenden kleinere en grotere fragmenten rond. \n
Maar hoe weet je zeker dat het echt om brokstukken van een kosmische catastrofe gaat? Metingen met de 10-meter Keck-telescoop op Hawaii leverden het doorslaggevend bewijs. Met een gevoelige spectroscoop is de samenstelling van het oppervlak van de zeven hemellichamen bepaald. Net als EL61 zelf blijken ze uit vrijwel zuiver ijs te bestaan, terwijl gewone Kuipergordelobjecten veel meer verontreinigingen vertonen. Het is echt fantastisch, zegt Brown. We zien hier gewoon het inwendige van een ijsdwerg. Hij schat dat 2003 EL61 oorspronkelijk een kleine 1700 kilometer in middellijn is geweest, en dat het hemellichaam in aanvaring kwam met een 500 kilometer grote soortgenoot. \n
Overigens speelde het drama zich een paar miljard jaar geleden af, zo blijkt uit een zorgvuldige analyse van de banen van de brokstukken. In dat verre verleden, kort na het ontstaan van het zonnestelsel, bevatte de Kuipergordel weliswaar veel meer ijsdwergen, maar toch komt de ontdekking van Brown als een complete verrassing, aldus theoreticus Hal Levison van het Southwest Research Institute in Boulder, Colorado. Gezien de scheve, langgerekte baan van 2003 EL61 en zijn kleinere broertjes moet de botsing namelijk plaatsgevonden hebben toen de Kuipergordel al flink was opgeschud door zwaartekrachtsstoringen van Neptunus. Maar door diezelfde verstoringen werden verreweg de meeste ijsdwergen weggeslingerd, in extreem langgerekte banen, of zelfs helemaal het zonnestelsel uit. De kans op een catastrofale botsing van twee zulke grote ijsdwergen in de Kuipergordel was daarna dan ook vrijwel gelijk aan nul, zegt Levison. \n
Levison denkt overigens de oplossing van dat raadsel gevonden te hebben. Hij moet het allemaal nog op papier zetten, maar computersimulaties die hij de afgelopen paar weken heeft uitgevoerd laten zien dat het kosmisch verkeersongeluk misschien plaatsvond in de verstrooide schijf de enorme wolk van ijsdwergen die eerder al door Neptunus uit de Kuipergordel waren verdreven. Bij de botsing kunnen de twee hemellichamen zoveel bewegingsenergie verloren hebben dat de brokstukken weer in minder extreme banen zijn gaan ronddraaien, en nu dus weer deel uitmaken van de gewone Kuipergordel. \n
Mike Brown is er hoe dan ook van overtuigd dat zijn ontdekking nieuw licht werpt op de vroege evolutie van het zonnestelsel, ook al zijn alle implicaties nog niet duidelijk. Zo is het bijvoorbeeld een raadsel hoe de brokstukken zo schoon en helder gebleven kunnen zijn. Volgens de gangbare opvattingen kleurt een hemellichaam in de loop van hooguit honderd miljoen jaar donkerrood door de inwerking van micro-meteorieten en kosmische straling. Maar die kosmische verwering heeft kennelijk geen vat gehad op 2003 EL61 en zijn soortgenoten. Brown: Dat geeft wel aan dat we er nog helemaal niets van begrijpen.
Achtergrondinformatie over de Kuipergordel"}], "gli_item": {"publishers": [{"date": "2012-09-23 15:16:01", "url": "http://www.volkskrant.nl", "type": "publisher", "title": "de Volkskrant"}], "script_content": "", "end_date": null, "title": "Er zijn rake klappen gevallen in de Kuipergordel", "pk_id": 31097, "tags": [{"type": "sitetag", "title": "IJsdwergen"}], "excerpt": "\n
Astronomen ontdekken brokstukken van vroegere ijsdwerg in het zonnestelsel \n
Ooit knalden twee ijzige hemellichamen op elkaar. Nu zijn er zeven brokstukken van teruggevonden. \n
Mike Brown is zo blij als een kind in een snoepwinkel. Het is gewoon een spectaculair verhaal, zegt hij. Een ijzige dwergplaneet als Pluto knalt op een ander hemellichaam. Brokstukken van de botsing vliegen in het rond; wie weet zijn er ook wel een paar op aarde terechtgekomen. Echt cool. Vooral natuurlijk omdat Brown planeetonderzoeker aan het California Institute of Technology in Pasadena die brokstukken heeft geïdentificeerd. Deze week schrijft hij erover in Nature, samen met drie promovendi. Een mijlpaal in het onderzoek aan de Kuipergordel, aldus Alessandro Morbidelli van de Côte dAzur-sterrenwacht in Nice in een begeleidend commentaar. \n
De Kuipergordel is hot. Een brede zone buiten de baan van de planeet Neptunus, waarin talloze kleine en grote ijsklompen rondzwalken overblijfselen uit de ontstaansperiode van het zonnestelsel. Sinds 1992 zijn er ruim duizend ontdekt. Het team van Brown vond de grootste exemplaren, waaronder de dwergplaneet Eris, die met een middellijn van 2400 kilometer zelfs een tikje groter is dan Pluto. Pluto is afgelopen zomer dan ook zijn planeetstatus kwijtgeraakt: hij is gewoon een van de vele ijsdwergen in de Kuipergordel, en niet eens de grootste. \n
De op twee na grootste ijsdwerg na Eris en Pluto heeft nog geen officiële naam. Voorlopig gaat hij door het leven als 2003 EL61, hoewel Brown en zijn collegas hem ooit de bijnaam Santa meegaven, omdat ze hem rond de Kerstdagen ontdekten. Niet de grootste dus, maar wel de gekste. EL61 heeft de vorm van een rugbybal, de dichtheid van bazalt, een rotatietijd van nog geen vier uur, en twee kleine maantjes in scheve banen. Alsof het hemellichaam ooit een stuk groter is geweest, maar bij een kosmische botsing een flinke optater heeft gekregen en een groot deel van zijn lichte ijsmantel is kwijtgeraakt. De twee maantjes (met de bijnamen Rudolph en Blitzen) zouden dan brokstukken van die botsing zijn. \n
Vergezocht? Dat leek een jaar geleden misschien zo. Maar in Nature melden Brown en zijn collegas dat ze elders in het zonnestelsel nog vijf brokstukken van de botsing gevonden hebben. De grootste heeft een middellijn van zon 400 kilometer. Ze bevinden zich niet langer in de directe omgeving van 2003 EL61, maar ze draaien wel in vergelijkbare banen om de zon, met vrijwel dezelfde omlooptijd, hellingshoek en excentriciteit. Dat doet vermoeden dat ze een gemeenschappelijke oorsprong hebben. Nadat we het Nature-artikel instuurden hebben we er nog twee ontdekt, zegt Brown. In totaal vliegen er ongetwijfeld honderden of misschien wel duizenden kleinere en grotere fragmenten rond. \n
Maar hoe weet je zeker dat het echt om brokstukken van een kosmische catastrofe gaat? Metingen met de 10-meter Keck-telescoop op Hawaii leverden het doorslaggevend bewijs. Met een gevoelige spectroscoop is de samenstelling van het oppervlak van de zeven hemellichamen bepaald. Net als EL61 zelf blijken ze uit vrijwel zuiver ijs te bestaan, terwijl gewone Kuipergordelobjecten veel meer verontreinigingen vertonen. Het is echt fantastisch, zegt Brown. We zien hier gewoon het inwendige van een ijsdwerg. Hij schat dat 2003 EL61 oorspronkelijk een kleine 1700 kilometer in middellijn is geweest, en dat het hemellichaam in aanvaring kwam met een 500 kilometer grote soortgenoot. \n
Overigens speelde het drama zich een paar miljard jaar geleden af, zo blijkt uit een zorgvuldige analyse van de banen van de brokstukken. In dat verre verleden, kort na het ontstaan van het zonnestelsel, bevatte de Kuipergordel weliswaar veel meer ijsdwergen, maar toch komt de ontdekking van Brown als een complete verrassing, aldus theoreticus Hal Levison van het Southwest Research Institute in Boulder, Colorado. Gezien de scheve, langgerekte baan van 2003 EL61 en zijn kleinere broertjes moet de botsing namelijk plaatsgevonden hebben toen de Kuipergordel al flink was opgeschud door zwaartekrachtsstoringen van Neptunus. Maar door diezelfde verstoringen werden verreweg de meeste ijsdwergen weggeslingerd, in extreem langgerekte banen, of zelfs helemaal het zonnestelsel uit. De kans op een catastrofale botsing van twee zulke grote ijsdwergen in de Kuipergordel was daarna dan ook vrijwel gelijk aan nul, zegt Levison. \n
Levison denkt overigens de oplossing van dat raadsel gevonden te hebben. Hij moet het allemaal nog op papier zetten, maar computersimulaties die hij de afgelopen paar weken heeft uitgevoerd laten zien dat het kosmisch verkeersongeluk misschien plaatsvond in de verstrooide schijf de enorme wolk van ijsdwergen die eerder al door Neptunus uit de Kuipergordel waren verdreven. Bij de botsing kunnen de twee hemellichamen zoveel bewegingsenergie verloren hebben dat de brokstukken weer in minder extreme banen zijn gaan ronddraaien, en nu dus weer deel uitmaken van de gewone Kuipergordel. \n
Mike Brown is er hoe dan ook van overtuigd dat zijn ontdekking nieuw licht werpt op de vroege evolutie van het zonnestelsel, ook al zijn alle implicaties nog niet duidelijk. Zo is het bijvoorbeeld een raadsel hoe de brokstukken zo schoon en helder gebleven kunnen zijn. Volgens de gangbare opvattingen kleurt een hemellichaam in de loop van hooguit honderd miljoen jaar donkerrood door de inwerking van micro-meteorieten en kosmische straling. Maar die kosmische verwering heeft kennelijk geen vat gehad op 2003 EL61 en zijn soortgenoten. Brown: Dat geeft wel aan dat we er nog helemaal niets van begrijpen.
Achtergrondinformatie over de Kuipergordel", "slug": "er-zijn-rake-klappen-gevallen-in-de-kuipergordel", "language": "nl", "end_date_tuple": [], "sources": [], "location": [], "start_date_tuple": [2007, 3, 17, 0, 0, 0], "auto_excerpt": false, "type": "genericlistitem", "start_date": "2007-03-17 00:00:00", "categories": [], "view": "index"}, "title": "Er zijn rake klappen gevallen in de Kuipergordel"}, {"url": "/actueel/artikelen/_detail/gli/icy-disaster-in-the-kuiper-belt/", "items": [{"term": "IJsdwergen", "excerpt": "
A rogue ball of ice as big as Pennsylvania smashes into an Alaska-sized dwarf planet, spewing debris across the solar system and furnishing the planet with two new moons. Although it could be a disaster scene from a sci-fi movie, the event actually took place in the outer realms of our solar system a few billion years ago. \"It's just a spectacular story,\" says planetary scientist Michael Brown of the California Institute of Technology in Pasadena, whose team has discovered the fragments of the cosmic catastrophe. What's more, the find sheds new light on the early history of our solar system. \n
Since 1992, astronomers have discovered well over a thousand bodies outside Neptune's orbit, in a region known as the Kuiper belt. Brown and his colleagues have found the largest Kuiper belt objects, including the dwarf planet Eris, which--at 2400 kilometers--is slightly larger than Pluto (ScienceNOW, 27 January 2006), and a strange object called 2003 EL61, which is about two-thirds Pluto's size. 2003 EL61 is shaped like a rugby ball because of its incredibly fast rotation of less than 4 hours. Moreover, it's as dense as basalt, suggesting it has lost most of its low-density icy mantle. These characteristics seemed to hint at a cataclysmic event in the dwarf planet's distant past: A cosmic collision could have broken up 2003 EL61's mantle, set it reeling, and produced the dwarf's two small moons. \n
Now, Brown and his colleagues have evidence. In this week's Nature, they report the discovery of five smaller Kuiper belt objects in orbits very similar to the elongated and slanted orbit of 2003 EL61, albeit in other parts of the solar system (see also Science, 27 October 2006, p. 590). Spectroscopic measurements with the 10-meter Keck II telescope at Mauna Kea, Hawaii, reveal that the five bodies (the largest of which is 400 kilometers across) have the same unusual surface properties as 2003 EL61: they all consist of nearly pure water ice crystals. Since the paper was accepted for publication, says Brown, two more fragments have been found. \"The total number is probably up in the hundreds or even thousands,\" he says. \n
The find is \"very unexpected,\" says theoretical dynamicist Harold Levison of the Southwest Research Institute in Boulder, Colorado. Even in its early days, when it must have been more populous, the Kuiper belt just didn't contain many large bodies. \"The probability of such a collision taking place is almost zero,\" he says. Because Kuiper belt objects are the leftovers of the formation of the giant planets, the new find will certainly have implications for theories about the early evolution of the solar system, says Levison. For instance, he now believes that the colliding objects may originally have orbited in the so-called scattered disk--a large, distant population of ice dwarfs whose orbits were strongly perturbed by Neptune's gravity. \n
The bright pure-ice surface of 2003 EL61 and its siblings is also a mystery, says Brown. Given the orbital spread of the fragments, the collision must have taken place billions of years ago. But current wisdom says that icy surfaces turn dark and ruddy in less than 100 million years due to cosmic rays and micrometeoroid impacts in a process known as space weathering. Apparently, this never happened to 2003 EL61 and the smaller chunks. \"This shows we don't understand space weathering at all,\" says Brown.
The Kuiper belt page, with more on 2003 EL61"}], "gli_item": {"publishers": [{"date": "2012-09-23 15:16:01", "url": "http://sciencenow.sciencemag.org/", "type": "publisher", "title": "sciencenow.org"}], "script_content": "", "end_date": null, "title": "Icy Disaster in the Kuiper Belt", "pk_id": 31094, "tags": [{"type": "sitetag", "title": "IJsdwergen"}], "excerpt": "
A rogue ball of ice as big as Pennsylvania smashes into an Alaska-sized dwarf planet, spewing debris across the solar system and furnishing the planet with two new moons. Although it could be a disaster scene from a sci-fi movie, the event actually took place in the outer realms of our solar system a few billion years ago. \"It's just a spectacular story,\" says planetary scientist Michael Brown of the California Institute of Technology in Pasadena, whose team has discovered the fragments of the cosmic catastrophe. What's more, the find sheds new light on the early history of our solar system. \n
Since 1992, astronomers have discovered well over a thousand bodies outside Neptune's orbit, in a region known as the Kuiper belt. Brown and his colleagues have found the largest Kuiper belt objects, including the dwarf planet Eris, which--at 2400 kilometers--is slightly larger than Pluto (ScienceNOW, 27 January 2006), and a strange object called 2003 EL61, which is about two-thirds Pluto's size. 2003 EL61 is shaped like a rugby ball because of its incredibly fast rotation of less than 4 hours. Moreover, it's as dense as basalt, suggesting it has lost most of its low-density icy mantle. These characteristics seemed to hint at a cataclysmic event in the dwarf planet's distant past: A cosmic collision could have broken up 2003 EL61's mantle, set it reeling, and produced the dwarf's two small moons. \n
Now, Brown and his colleagues have evidence. In this week's Nature, they report the discovery of five smaller Kuiper belt objects in orbits very similar to the elongated and slanted orbit of 2003 EL61, albeit in other parts of the solar system (see also Science, 27 October 2006, p. 590). Spectroscopic measurements with the 10-meter Keck II telescope at Mauna Kea, Hawaii, reveal that the five bodies (the largest of which is 400 kilometers across) have the same unusual surface properties as 2003 EL61: they all consist of nearly pure water ice crystals. Since the paper was accepted for publication, says Brown, two more fragments have been found. \"The total number is probably up in the hundreds or even thousands,\" he says. \n
The find is \"very unexpected,\" says theoretical dynamicist Harold Levison of the Southwest Research Institute in Boulder, Colorado. Even in its early days, when it must have been more populous, the Kuiper belt just didn't contain many large bodies. \"The probability of such a collision taking place is almost zero,\" he says. Because Kuiper belt objects are the leftovers of the formation of the giant planets, the new find will certainly have implications for theories about the early evolution of the solar system, says Levison. For instance, he now believes that the colliding objects may originally have orbited in the so-called scattered disk--a large, distant population of ice dwarfs whose orbits were strongly perturbed by Neptune's gravity. \n
The bright pure-ice surface of 2003 EL61 and its siblings is also a mystery, says Brown. Given the orbital spread of the fragments, the collision must have taken place billions of years ago. But current wisdom says that icy surfaces turn dark and ruddy in less than 100 million years due to cosmic rays and micrometeoroid impacts in a process known as space weathering. Apparently, this never happened to 2003 EL61 and the smaller chunks. \"This shows we don't understand space weathering at all,\" says Brown.
The Kuiper belt page, with more on 2003 EL61", "slug": "icy-disaster-in-the-kuiper-belt", "language": "en", "end_date_tuple": [], "sources": [], "location": [], "start_date_tuple": [2007, 3, 14, 0, 0, 0], "auto_excerpt": false, "type": "genericlistitem", "start_date": "2007-03-14 00:00:00", "categories": [], "view": "index"}, "title": "Icy Disaster in the Kuiper Belt"}, {"url": "/actueel/artikelen/_detail/gli/pluto-eruit-geknikkerd/", "items": [{"term": "IJsdwergen", "excerpt": "\n
De kogel is eindelijk door de kerk: Pluto is planeet-af. Op 24 augustus heeft de Internationale Astronomische Unie besloten dat het zonnestelsel acht planeten telt in plaats van negen. Kleinere bolvormige hemellichamen in een baan om de zon worden voortaan dwergplaneten genoemd. Maar lang niet iedereen is gelukkig met de uitslag van de planeetverkiezingen. \n
Sterrenkunde mag dan een exacte wetenschap zijn, een goede definitie van het begrip planeet is er nooit geweest. Daar was ook nooit echt behoefte aan. Tot de tweede helft van de achttiende eeuw waren er zes planeten bekend: Mercurius, Venus, de aarde, Mars, Jupiter en Saturnus koele hemellichamen in een baan om de zon. Ook na de ontdekking van Uranus (in 1781) en Neptunus (1846) was er nog geen vuiltje aan de lucht: deze twee planeten zijn weliswaar kleiner dan Jupiter en Saturnus, maar veel groter dan de aarde. Hun planeetstatus heeft dan ook nooit ter discussie gestaan. \n
Maar toen de Amerikaan Clyde Tombaugh in 1930 de verre planeet Pluto ontdekte, begon de ellende. De baan van Pluto is heel langgerekt, en ligt behoorlijk scheef ten opzichte van de andere planeetbanen. Bovendien bleek Pluto verreweg de kleinste planeet in het zonnestelsel te zijn zelfs nog een flink stuk kleiner dan de maan. En tot overmaat van ramp zijn er sinds 1992 in de buitendelen van het zonnestelsel vele honderden ijsdwergen ontdekt: een soort mini-Plutos met afmetingen van een paar honderd kilometer. Als die in 1930 al bekend waren geweest, zou niemand indertijd op het idee zijn gekomen om Pluto een planeet te noemen. \n
Definitie\n
De Internationale Astronomische Unie (IAU) zag de bui al ruim op tijd hangen. Vroeg of laat zou er een ijsdwerg gevonden worden die even groot is als Pluto, of misschien zelfs groter. Zou dat dan automatisch óók een planeet zijn? En waar moet dan de grens getrokken worden? Het werd hoog tijd om de term planeet nauwkeurig te omschrijven. Speciaal voor dat doel werd een werkgroep van negentien planeetonderzoekers in het leven geroepen, die de opdracht kreeg om met een eenduidige definitie op de proppen te komen. \n
Dat viel nog niet mee, al was het maar omdat de communicatie uitsluitend via e-mail verliep, en voorzitter Iwan Williams van de Queen Mary University in Londen er een potje van maakte, aldus werkgroeplid Alan Stern van het Southwest Research Institute in Boulder. Halverwege stemrondes veranderde hij soms de regels, of werd het besproken voorstel opeens aangepast, aldus Stern. In november 2005 gaf de werkgroep de opdracht dan ook terug aan het dagelijks bestuur van de IAU. In het eindrapport werden wel een paar mogelijke strategieën besproken die misschien tot een sluitende definitie zouden kunnen leiden, maar van een unaniem voorstel was absoluut geen sprake. \n
Inmiddels zat de IAU daar wel om te springen. In de zomer van 2005 had Mike Brown van het California Institute of Technology in Pasadena de ontdekking bekendgemaakt van 2003 UB313 een ijsdwerg die inderdaad een slag groter is dan Pluto. Wat voor naam moest dit hemellichaam krijgen? Brown en zijn collegas gaven het object de bijnaam Xena (naar de heldin uit de tv-cultserie Xena Warrior Princess), maar zo lang niet bekend was of het echt om een tiende planeet ging of om een gewone ijsdwerg, kon 2003 UB313 ook geen officiële naam krijgen. \n
Daar kwam nog bij dat zowel sommige sterrenkundigen als het grote publiek zenuwachtig werden van het idee dat Pluto misschien zijn planeetstatus zou verliezen wat op zich natuurlijk een voor de hand liggende optie was. In de woorden van de nieuwe IAU-president Ron Ekers: Dit is geen gewoon wetenschappelijk debat; er zitten allerlei historische en culturele haken en ogen aan. Om die reden werd begin 2006 een kleine commissie gevormd van vijf astronomen, aangevuld met wetenschapshistoricus Owen Gingerich en schrijfster Dava Sobel. In de zomer moest die commissie met een unaniem voorstel voor een planeetdefinitie komen. Daarover zou dan gestemd worden op de 26e algemene vergadering van de IAU, in de tweede helft van augustus in Praag. \n
Twaalf planeten?\n
De ophef rond de bekendmaking van het voorstel, op 16 augustus, kan niemand zijn ontgaan. Tot ieders verbazing kwam de commissie met een definitie die er grofweg op neerkomt dat een hemellichaam een planeet is wanneer het om de zon draait en onder zijn eigen zwaartekracht min of meer bolvormig is. Dat geldt niet alleen voor Pluto, maar natuurlijk ook voor de grote ijsdwerg Xena, en bovendien voor het rotsachtige hemellichaam Ceres, de grootste planetoïde tussen de banen van Mars en Jupiter. Daarnaast zijn er ongetwijfeld nog vele tientallen, of misschien zelfs wel honderden objecten in het zonnestelsel die aan deze definitie voldoen. \n
Nog opmerkelijker was het voorstel om Pluto en zijn relatief grote begeleider Charon voortaan officieel aan te duiden als dubbelplaneet. De reden: het gemeenschappelijk zwaartepunt van de twee hemellichamen ligt niet onder het Pluto-oppervlak, maar bevindt zich ergens in de lege ruimte tussen Pluto en Charon. Daarmee zou Charon dus officieel ook de planeetstatus verwerven, ofschoon de middellijn van deze maan drie keer zo klein is als die van onze eigen maan. Met de voorgestelde planeetdefinitie zou het aantal planeten in het zonnestelsel in één klap toenemen van negen tot twaalf, en kon het nooit lang duren voordat we de tel zouden kwijtraken. \n
Tijdens een emotionele bijeenkomst in Praag op 22 augustus kwam het twaalf-planetenvoorstel zwaar onder vuur te liggen. We wisten dat er discussie zou zijn, maar dit had niemand verwacht, aldus commissielid Dava Sobel. Woedende sterrenkundigen eisten dat er bij de definitie van een planeet niet alleen gekeken zou worden naar het hemellichaam zelf, maar ook naar zijn plaats en invloed in het zonnestelsel. Anders gezegd: een planeet moet ook dynamisch dominant zijn in het deel van het zonnestelsel waarin hij zich bevindt. Voor Ceres, Pluto en Xena geldt dat niet. \n
In allerijl werd er gewerkt aan een herziene versie van de definitie, die op donderdagochtend 24 augustus te lezen was in de dagelijkse IAU-congreskrant. Daarin werden drie criteria beschreven waar een hemellichaam aan moet voldoen om als planeet te worden aangemerkt. Ten eerste moet het in een baan om de zon draaien. Ten tweede moet het in hydrostatisch evenwicht zijn (min of meer rond). En ten derde moet het de omgeving van zijn omloopbaan hebben schoongeveegd. Om alle twijfel weg te nemen, werd een voetnoot bijgevoegd waarin geconstateerd wordt dat er acht planeten zijn: Mercurius, Venus, de aarde, Mars, Jupiter, Saturnus, Uranus en Neptunus. \n
Hemellichamen die wel aan de eerste twee criteria voldoen maar niet aan het derde, zoals Ceres, Pluto en Xena, zouden voortaan dwergplaneten worden genoemd. En over de definitie van een dubbelplaneet en de status van Charon werd in het nieuwe voorstel met geen woord meer gerept. Zo op het eerste gezicht liet deze definitie (vastgelegd in IAU-resolutie 5A) er geen twijfel over bestaan: Pluto is geen planeet, het zonnestelsel telt acht planeten in plaats van negen, en de kans dat er ooit een nieuwe planeet wordt ontdekt is erg klein. \n
Laatste poging\n
Maar er zat nog een forse adder onder het gras, in de vorm van resolutie 5B, waarover apart gestemd zou moeten worden. Als die resolutie werd aangenomen, zou de term planeet in resolutie 5A overal vervangen worden door klassieke planeet. Het toevoegen van één woord lijkt een futiliteit, merkte Jocelyn Bell-Burnell van de resolutiecommissie van de IAU fijntjes op, maar kleine ingrepen hebben vaak grote gevolgen. Als de eerder genoemde definitie alleen zou gelden voor de acht klassieke planeten, zou dat automatisch betekenen dat de dwergplaneten een tweede subklasse van planeten vertegenwoordigen. \n
Afhankelijk van de uitslag van de stemming, zou de vraag Is Pluto een planeet? op twee manieren beantwoord kunnen worden, constateerde Rick Fienberg, hoofdredacteur van het Amerikaanse maandblad Sky &Telescope. Als resolutie 5B niet wordt aangenomen, luidt het antwoord: \"Nee, Pluto is een dwergplaneet.\" Wordt resolutie 5B wel aangenomen, dan is het: \"Ja, Pluto is een dwergplaneet.\" Het had er alle schijn van dat de planeetdefinitiecommissie een laatste poging in het werk stelde om Pluto binnen de planetenfamilie te houden. \n
Planeetdeskundigen maakten zich rond het middaguur van 24 augustus ook nog druk over de volgorde waarin de verschillende resoluties in stemming gebracht zouden worden. Ze spelen een vuil spelletje, aldus de Uruguayaanse astronoom Julio Fernández. Als resolutie 5B wordt aangenomen, is dat van invloed op de inhoud van 5A. Dus het is onmogelijk om eerst over 5A te stemmen. Een officieel protest bij het dagelijks bestuur van de IAU haalde echter niets uit: om de volgorde te veranderen zou een statutenwijziging nodig zijn. \n
Halverwege de middag, tijdens de slotbijeenkomst van de algemene vergadering van de IAU, was de spanning in de grote zaal van het Congrescentrum van Praag te snijden. De eerste vier IAU-resoluties, over allerlei technische kwesties die te maken hadden met sterrenkundige coördinatensystemen, waren simpele hamerstukken geweest, maar nu kwamen de planeetresoluties aan bod. Stemgerechtigde IAU-leden hadden gele kaartjes uitgereikt gekregen om in de lucht te kunnen steken, en sterrenkundestudenten waren ingeschakeld om de uitgebrachte stemmen te tellen. \n
Resolutie 5A, over de definitie van een planeet, werd met een overgrote meerderheid van stemmen aangenomen, hoewel er nog wel wat onduidelijkheden over de precieze formulering uit de weg geruimd moesten worden. Vervolgens mochten een voor- en een tegenstander van resolutie 5B elk twee minuten lang een pleidooi houden voor een ja- of een nee-stem, en daarna bracht IAU-president Ekers ook die fel omstreden resolutie in stemming. Tot grote teleurstelling van Richard Binzel, woordvoerder van de planeetdefinitiecommissie, werd resolutie 5B met een overweldigende meerderheid verworpen. Om 15.32 uur viel het doek voor Pluto. \n
Pluto-oorlog\n
Er was één schrale troost voor het kleine ex-planeetje: hij zou voortaan beschouwd worden als het prototype van een nieuwe categorie: trans-Neptunische ijsdwergen in hydrostatisch evenwicht, oftewel: dwergplaneten met een omlooptijd van meer dan tweehonderd jaar. Eerder had de planeetdefinitiecommissie de naam plutonen voorgesteld voor die relatief grote, bolvormige ijsdwergen, maar daar hadden geologen fel tegen geprotesteerd, omdat de term pluton in de geologie al in gebruik is. Over een nieuwe naam voor de trans-Neptunische dwergplaneten werd men het in Praag niet eens. \n
Met de uitkomst van de Praagse planeetverkiezingen is een einde gekomen aan 76 jaar onduidelijkheid over de juiste classificatie van Pluto. Maar de Pluto-oorlog is voorlopig nog niet over. Sommige planeetonderzoekers zijn het pertinent oneens met de nieuwe definitie, en hebben al aangekondigd dat ze zich er niets van aan zullen trekken. Alan Stern, een van de leden van de eerste IAU-werkgroep die zich over het probleem boog, is wel heel uitgesproken. Als de IAU besluit dat de lucht groen is, betekent dat nog niet dat dat ook echt zo is, zegt hij. Niet zo gek natuurlijk: Stern is leider van NASAs New Horizons-missie, een onbemande ruimtevlucht naar Pluto die begin dit jaar werd gelanceerd. Sterns vijftien jaar durende lobby om New Horizons gerealiseerd te krijgen, was grotendeels gebaseerd op het gegeven dat NASA alle planeten van nabij had onderzocht, behalve Pluto. \n
Andere sterrenkundigen blijven volhouden dat Pluto in de planetenfamilie thuishoort om de eenvoudige reden dat hij bolvormig is, een (ijle) dampkring heeft, en omcirkeld wordt door drie manen. Maar het lijkt onwaarschijnlijk dat de IAU nog op de beslissing zal terugkomen. En mochten er al serieuze voorstellen worden gedaan om de huidige definitie te vervangen, dan zal daarover toch niet eerder gestemd kunnen worden dan tijdens de volgende algemene vergadering, in 2009 in Rio de Janeiro. \n
Opmerkelijk genoeg is Mike Brown, de ontdekker van Xena, tevreden met de uitslag, hoewel hij natuurlijk graag de geschiedenis ingegaan zou zijn als de ontdekker van de tiende planeet. En Brown maakt zich al helemáál niet druk over het veelgehoorde argument dat het voor schoolkinderen zo moeilijk te verteren zou zijn dat ze Pluto van de ene op de andere dag kwijtraken. Wie dat zegt is niet zozeer begaan met de schoolkinderen van nu, aldus Brown, maar met de herinnering aan de eigen kindertijd. Met die schoolkinderen komt het wel goed."}], "gli_item": {"publishers": [{"date": "2012-09-23 15:16:01", "url": "https://www.eoswetenschap.eu/", "type": "publisher", "title": "Eos"}], "script_content": "", "end_date": null, "title": "Pluto eruit geknikkerd", "pk_id": 31028, "tags": [{"type": "sitetag", "title": "Pluto"}, {"type": "sitetag", "title": "IJsdwergen"}], "excerpt": "\n
De kogel is eindelijk door de kerk: Pluto is planeet-af. Op 24 augustus heeft de Internationale Astronomische Unie besloten dat het zonnestelsel acht planeten telt in plaats van negen. Kleinere bolvormige hemellichamen in een baan om de zon worden voortaan dwergplaneten genoemd. Maar lang niet iedereen is gelukkig met de uitslag van de planeetverkiezingen. \n
Sterrenkunde mag dan een exacte wetenschap zijn, een goede definitie van het begrip planeet is er nooit geweest. Daar was ook nooit echt behoefte aan. Tot de tweede helft van de achttiende eeuw waren er zes planeten bekend: Mercurius, Venus, de aarde, Mars, Jupiter en Saturnus koele hemellichamen in een baan om de zon. Ook na de ontdekking van Uranus (in 1781) en Neptunus (1846) was er nog geen vuiltje aan de lucht: deze twee planeten zijn weliswaar kleiner dan Jupiter en Saturnus, maar veel groter dan de aarde. Hun planeetstatus heeft dan ook nooit ter discussie gestaan. \n
Maar toen de Amerikaan Clyde Tombaugh in 1930 de verre planeet Pluto ontdekte, begon de ellende. De baan van Pluto is heel langgerekt, en ligt behoorlijk scheef ten opzichte van de andere planeetbanen. Bovendien bleek Pluto verreweg de kleinste planeet in het zonnestelsel te zijn zelfs nog een flink stuk kleiner dan de maan. En tot overmaat van ramp zijn er sinds 1992 in de buitendelen van het zonnestelsel vele honderden ijsdwergen ontdekt: een soort mini-Plutos met afmetingen van een paar honderd kilometer. Als die in 1930 al bekend waren geweest, zou niemand indertijd op het idee zijn gekomen om Pluto een planeet te noemen. \n
Definitie\n
De Internationale Astronomische Unie (IAU) zag de bui al ruim op tijd hangen. Vroeg of laat zou er een ijsdwerg gevonden worden die even groot is als Pluto, of misschien zelfs groter. Zou dat dan automatisch óók een planeet zijn? En waar moet dan de grens getrokken worden? Het werd hoog tijd om de term planeet nauwkeurig te omschrijven. Speciaal voor dat doel werd een werkgroep van negentien planeetonderzoekers in het leven geroepen, die de opdracht kreeg om met een eenduidige definitie op de proppen te komen. \n
Dat viel nog niet mee, al was het maar omdat de communicatie uitsluitend via e-mail verliep, en voorzitter Iwan Williams van de Queen Mary University in Londen er een potje van maakte, aldus werkgroeplid Alan Stern van het Southwest Research Institute in Boulder. Halverwege stemrondes veranderde hij soms de regels, of werd het besproken voorstel opeens aangepast, aldus Stern. In november 2005 gaf de werkgroep de opdracht dan ook terug aan het dagelijks bestuur van de IAU. In het eindrapport werden wel een paar mogelijke strategieën besproken die misschien tot een sluitende definitie zouden kunnen leiden, maar van een unaniem voorstel was absoluut geen sprake. \n
Inmiddels zat de IAU daar wel om te springen. In de zomer van 2005 had Mike Brown van het California Institute of Technology in Pasadena de ontdekking bekendgemaakt van 2003 UB313 een ijsdwerg die inderdaad een slag groter is dan Pluto. Wat voor naam moest dit hemellichaam krijgen? Brown en zijn collegas gaven het object de bijnaam Xena (naar de heldin uit de tv-cultserie Xena Warrior Princess), maar zo lang niet bekend was of het echt om een tiende planeet ging of om een gewone ijsdwerg, kon 2003 UB313 ook geen officiële naam krijgen. \n
Daar kwam nog bij dat zowel sommige sterrenkundigen als het grote publiek zenuwachtig werden van het idee dat Pluto misschien zijn planeetstatus zou verliezen wat op zich natuurlijk een voor de hand liggende optie was. In de woorden van de nieuwe IAU-president Ron Ekers: Dit is geen gewoon wetenschappelijk debat; er zitten allerlei historische en culturele haken en ogen aan. Om die reden werd begin 2006 een kleine commissie gevormd van vijf astronomen, aangevuld met wetenschapshistoricus Owen Gingerich en schrijfster Dava Sobel. In de zomer moest die commissie met een unaniem voorstel voor een planeetdefinitie komen. Daarover zou dan gestemd worden op de 26e algemene vergadering van de IAU, in de tweede helft van augustus in Praag. \n
Twaalf planeten?\n
De ophef rond de bekendmaking van het voorstel, op 16 augustus, kan niemand zijn ontgaan. Tot ieders verbazing kwam de commissie met een definitie die er grofweg op neerkomt dat een hemellichaam een planeet is wanneer het om de zon draait en onder zijn eigen zwaartekracht min of meer bolvormig is. Dat geldt niet alleen voor Pluto, maar natuurlijk ook voor de grote ijsdwerg Xena, en bovendien voor het rotsachtige hemellichaam Ceres, de grootste planetoïde tussen de banen van Mars en Jupiter. Daarnaast zijn er ongetwijfeld nog vele tientallen, of misschien zelfs wel honderden objecten in het zonnestelsel die aan deze definitie voldoen. \n
Nog opmerkelijker was het voorstel om Pluto en zijn relatief grote begeleider Charon voortaan officieel aan te duiden als dubbelplaneet. De reden: het gemeenschappelijk zwaartepunt van de twee hemellichamen ligt niet onder het Pluto-oppervlak, maar bevindt zich ergens in de lege ruimte tussen Pluto en Charon. Daarmee zou Charon dus officieel ook de planeetstatus verwerven, ofschoon de middellijn van deze maan drie keer zo klein is als die van onze eigen maan. Met de voorgestelde planeetdefinitie zou het aantal planeten in het zonnestelsel in één klap toenemen van negen tot twaalf, en kon het nooit lang duren voordat we de tel zouden kwijtraken. \n
Tijdens een emotionele bijeenkomst in Praag op 22 augustus kwam het twaalf-planetenvoorstel zwaar onder vuur te liggen. We wisten dat er discussie zou zijn, maar dit had niemand verwacht, aldus commissielid Dava Sobel. Woedende sterrenkundigen eisten dat er bij de definitie van een planeet niet alleen gekeken zou worden naar het hemellichaam zelf, maar ook naar zijn plaats en invloed in het zonnestelsel. Anders gezegd: een planeet moet ook dynamisch dominant zijn in het deel van het zonnestelsel waarin hij zich bevindt. Voor Ceres, Pluto en Xena geldt dat niet. \n
In allerijl werd er gewerkt aan een herziene versie van de definitie, die op donderdagochtend 24 augustus te lezen was in de dagelijkse IAU-congreskrant. Daarin werden drie criteria beschreven waar een hemellichaam aan moet voldoen om als planeet te worden aangemerkt. Ten eerste moet het in een baan om de zon draaien. Ten tweede moet het in hydrostatisch evenwicht zijn (min of meer rond). En ten derde moet het de omgeving van zijn omloopbaan hebben schoongeveegd. Om alle twijfel weg te nemen, werd een voetnoot bijgevoegd waarin geconstateerd wordt dat er acht planeten zijn: Mercurius, Venus, de aarde, Mars, Jupiter, Saturnus, Uranus en Neptunus. \n
Hemellichamen die wel aan de eerste twee criteria voldoen maar niet aan het derde, zoals Ceres, Pluto en Xena, zouden voortaan dwergplaneten worden genoemd. En over de definitie van een dubbelplaneet en de status van Charon werd in het nieuwe voorstel met geen woord meer gerept. Zo op het eerste gezicht liet deze definitie (vastgelegd in IAU-resolutie 5A) er geen twijfel over bestaan: Pluto is geen planeet, het zonnestelsel telt acht planeten in plaats van negen, en de kans dat er ooit een nieuwe planeet wordt ontdekt is erg klein. \n
Laatste poging\n
Maar er zat nog een forse adder onder het gras, in de vorm van resolutie 5B, waarover apart gestemd zou moeten worden. Als die resolutie werd aangenomen, zou de term planeet in resolutie 5A overal vervangen worden door klassieke planeet. Het toevoegen van één woord lijkt een futiliteit, merkte Jocelyn Bell-Burnell van de resolutiecommissie van de IAU fijntjes op, maar kleine ingrepen hebben vaak grote gevolgen. Als de eerder genoemde definitie alleen zou gelden voor de acht klassieke planeten, zou dat automatisch betekenen dat de dwergplaneten een tweede subklasse van planeten vertegenwoordigen. \n
Afhankelijk van de uitslag van de stemming, zou de vraag Is Pluto een planeet? op twee manieren beantwoord kunnen worden, constateerde Rick Fienberg, hoofdredacteur van het Amerikaanse maandblad Sky &Telescope. Als resolutie 5B niet wordt aangenomen, luidt het antwoord: \"Nee, Pluto is een dwergplaneet.\" Wordt resolutie 5B wel aangenomen, dan is het: \"Ja, Pluto is een dwergplaneet.\" Het had er alle schijn van dat de planeetdefinitiecommissie een laatste poging in het werk stelde om Pluto binnen de planetenfamilie te houden. \n
Planeetdeskundigen maakten zich rond het middaguur van 24 augustus ook nog druk over de volgorde waarin de verschillende resoluties in stemming gebracht zouden worden. Ze spelen een vuil spelletje, aldus de Uruguayaanse astronoom Julio Fernández. Als resolutie 5B wordt aangenomen, is dat van invloed op de inhoud van 5A. Dus het is onmogelijk om eerst over 5A te stemmen. Een officieel protest bij het dagelijks bestuur van de IAU haalde echter niets uit: om de volgorde te veranderen zou een statutenwijziging nodig zijn. \n
Halverwege de middag, tijdens de slotbijeenkomst van de algemene vergadering van de IAU, was de spanning in de grote zaal van het Congrescentrum van Praag te snijden. De eerste vier IAU-resoluties, over allerlei technische kwesties die te maken hadden met sterrenkundige coördinatensystemen, waren simpele hamerstukken geweest, maar nu kwamen de planeetresoluties aan bod. Stemgerechtigde IAU-leden hadden gele kaartjes uitgereikt gekregen om in de lucht te kunnen steken, en sterrenkundestudenten waren ingeschakeld om de uitgebrachte stemmen te tellen. \n
Resolutie 5A, over de definitie van een planeet, werd met een overgrote meerderheid van stemmen aangenomen, hoewel er nog wel wat onduidelijkheden over de precieze formulering uit de weg geruimd moesten worden. Vervolgens mochten een voor- en een tegenstander van resolutie 5B elk twee minuten lang een pleidooi houden voor een ja- of een nee-stem, en daarna bracht IAU-president Ekers ook die fel omstreden resolutie in stemming. Tot grote teleurstelling van Richard Binzel, woordvoerder van de planeetdefinitiecommissie, werd resolutie 5B met een overweldigende meerderheid verworpen. Om 15.32 uur viel het doek voor Pluto. \n
Pluto-oorlog\n
Er was één schrale troost voor het kleine ex-planeetje: hij zou voortaan beschouwd worden als het prototype van een nieuwe categorie: trans-Neptunische ijsdwergen in hydrostatisch evenwicht, oftewel: dwergplaneten met een omlooptijd van meer dan tweehonderd jaar. Eerder had de planeetdefinitiecommissie de naam plutonen voorgesteld voor die relatief grote, bolvormige ijsdwergen, maar daar hadden geologen fel tegen geprotesteerd, omdat de term pluton in de geologie al in gebruik is. Over een nieuwe naam voor de trans-Neptunische dwergplaneten werd men het in Praag niet eens. \n
Met de uitkomst van de Praagse planeetverkiezingen is een einde gekomen aan 76 jaar onduidelijkheid over de juiste classificatie van Pluto. Maar de Pluto-oorlog is voorlopig nog niet over. Sommige planeetonderzoekers zijn het pertinent oneens met de nieuwe definitie, en hebben al aangekondigd dat ze zich er niets van aan zullen trekken. Alan Stern, een van de leden van de eerste IAU-werkgroep die zich over het probleem boog, is wel heel uitgesproken. Als de IAU besluit dat de lucht groen is, betekent dat nog niet dat dat ook echt zo is, zegt hij. Niet zo gek natuurlijk: Stern is leider van NASAs New Horizons-missie, een onbemande ruimtevlucht naar Pluto die begin dit jaar werd gelanceerd. Sterns vijftien jaar durende lobby om New Horizons gerealiseerd te krijgen, was grotendeels gebaseerd op het gegeven dat NASA alle planeten van nabij had onderzocht, behalve Pluto. \n
Andere sterrenkundigen blijven volhouden dat Pluto in de planetenfamilie thuishoort om de eenvoudige reden dat hij bolvormig is, een (ijle) dampkring heeft, en omcirkeld wordt door drie manen. Maar het lijkt onwaarschijnlijk dat de IAU nog op de beslissing zal terugkomen. En mochten er al serieuze voorstellen worden gedaan om de huidige definitie te vervangen, dan zal daarover toch niet eerder gestemd kunnen worden dan tijdens de volgende algemene vergadering, in 2009 in Rio de Janeiro. \n
Opmerkelijk genoeg is Mike Brown, de ontdekker van Xena, tevreden met de uitslag, hoewel hij natuurlijk graag de geschiedenis ingegaan zou zijn als de ontdekker van de tiende planeet. En Brown maakt zich al helemáál niet druk over het veelgehoorde argument dat het voor schoolkinderen zo moeilijk te verteren zou zijn dat ze Pluto van de ene op de andere dag kwijtraken. Wie dat zegt is niet zozeer begaan met de schoolkinderen van nu, aldus Brown, maar met de herinnering aan de eigen kindertijd. Met die schoolkinderen komt het wel goed.", "slug": "pluto-eruit-geknikkerd", "language": "nl", "end_date_tuple": [], "sources": [], "location": [], "start_date_tuple": [2006, 10, 1, 0, 0, 0], "auto_excerpt": false, "type": "genericlistitem", "start_date": "2006-10-01 00:00:00", "categories": [], "view": "index"}, "title": "Pluto eruit geknikkerd"}, {"url": "/actueel/artikelen/_detail/gli/stemmen/", "items": [{"term": "IJsdwergen", "excerpt": "\n
Plutos lot is bezegeld. Zesenzeventig jaar na zijn ontdekking (en bijna tien jaar na de dood van de ontdekker) is de koude ijsklomp planeet-af. Een paar honderd astronomen, bijeen in een congresgebouw in Praag, besloten op 24 augustus met een overgrote meerderheid dat Pluto voortaan als dwergplaneet door het leven zal gaan. \n
Persoonlijk vind ik het niet zon gekke keus. Pluto is overduidelijk een van de talloze ijsdwergen in de Kuipergordel, en niet eens de grootste. Toen hij in 1930 door de Lowell-sterrenwacht tot negende planeet werd gebombardeerd, is er gewoon een foute beslissing genomen. Die is nu rechtgezet. \n
Maar zo simpel ligt het natuurlijk niet, anders had er niet over gestemd hoeven worden. Bij de keuze voor of tegen de planeetstatus van Pluto spelen allerlei emotionele, culturele, historische en politieke motieven een rol. Geen wonder dat sommige ontevreden planeetdseskundigen de IAU al omgedoopt hebben in Irrelevant Astronomical Union. In hun eigen publicaties zullen ze Pluto gewoon blijven aanduiden als een planeet. \n
Het lijkt allemaal verrassend veel op de spellingsoorlog die de afgelopen maanden in Nederland woedde. Een comité van deskundigen schrijft een nieuwe spelling voor, veel taalgebruikers voelen zich gepasseerd, er komt een alternatief, en uiteindelijk doet iedereen gewoon wat-ie zelf wil. \n
De vergelijking gaat trouwens nog verder. Tot vlak voor de stemming werd er in Praag stevig gedebatteerd over spaties, koppelstreepjes en aanhalingstekens, om toch maar vooral duidelijk te maken dat de term \"dwarf planet\" niet beschouwd moet worden als een subcategorie van \"planets\". Een groep planeetdeskundigen lobbyde zelfs nog voor een geheel nieuw woord: \"planetinos\". \n
Maar goed, de IAU heeft gesproken, en er is voorlopig geen weg terug. Dat veel astronomen protest aantekenen wil overigens absoluut niet zeggen dat er een foute beslissing is genomen: als Pluto wél een planeet zou zijn gebleven, waren andere wetenschappers de barricades opgegaan. \n
De planetensoap laat echter wel zien dat wetenschap en democratie moeilijk hand in hand gaan. Wetenschap is niet gewend om te gaan met visies en meningen. Wetenschappelijke vooruitgang boek je niet via een meerderheid van stemmen, maar via objectieve waarheidsvinding. Stemmen is voor twijfelaars. \n
De IAU en haar talrijke divisies en werkgroepen nemen wel meer beslissingen, onder andere over de naamgeving van objecten en structuren in het zonnestelsel. Een Saturnusmaantje hier, een krater daar aan ons wordt niets gevraagd, en de nieuwe namen worden ons eigenlijk gewoon door de strot geduwd iets wat we in deze tijd van internetpolls en burgerreferenda helemaal niet meer zijn gewend. \n
Maar na de Pluto-oorlog komt daar misschien verandering in. De emoties rond de naamgeving van planeetmaantjes lopen soms al hoog op, en vroeg of laat komt iemand op het idee om ook andere IAU-beslissingen in twijfel te trekken. Persoonlijk vind ik bijvoorbeeld dat Newton een grotere maankrater verdient, en dat het sterrenbeeld Hoofdhaar van Berenice wel opgeheven mag worden."}], "gli_item": {"publishers": [{"date": "2012-09-23 15:15:45", "url": "http://www.dekoepel.nl/zenit", "type": "publisher", "title": "Zenit"}], "script_content": "", "end_date": null, "title": "Stemmen", "pk_id": 31027, "tags": [{"type": "sitetag", "title": "IJsdwergen"}, {"type": "sitetag", "title": "Pluto"}], "excerpt": "\n
Plutos lot is bezegeld. Zesenzeventig jaar na zijn ontdekking (en bijna tien jaar na de dood van de ontdekker) is de koude ijsklomp planeet-af. Een paar honderd astronomen, bijeen in een congresgebouw in Praag, besloten op 24 augustus met een overgrote meerderheid dat Pluto voortaan als dwergplaneet door het leven zal gaan. \n
Persoonlijk vind ik het niet zon gekke keus. Pluto is overduidelijk een van de talloze ijsdwergen in de Kuipergordel, en niet eens de grootste. Toen hij in 1930 door de Lowell-sterrenwacht tot negende planeet werd gebombardeerd, is er gewoon een foute beslissing genomen. Die is nu rechtgezet. \n
Maar zo simpel ligt het natuurlijk niet, anders had er niet over gestemd hoeven worden. Bij de keuze voor of tegen de planeetstatus van Pluto spelen allerlei emotionele, culturele, historische en politieke motieven een rol. Geen wonder dat sommige ontevreden planeetdseskundigen de IAU al omgedoopt hebben in Irrelevant Astronomical Union. In hun eigen publicaties zullen ze Pluto gewoon blijven aanduiden als een planeet. \n
Het lijkt allemaal verrassend veel op de spellingsoorlog die de afgelopen maanden in Nederland woedde. Een comité van deskundigen schrijft een nieuwe spelling voor, veel taalgebruikers voelen zich gepasseerd, er komt een alternatief, en uiteindelijk doet iedereen gewoon wat-ie zelf wil. \n
De vergelijking gaat trouwens nog verder. Tot vlak voor de stemming werd er in Praag stevig gedebatteerd over spaties, koppelstreepjes en aanhalingstekens, om toch maar vooral duidelijk te maken dat de term \"dwarf planet\" niet beschouwd moet worden als een subcategorie van \"planets\". Een groep planeetdeskundigen lobbyde zelfs nog voor een geheel nieuw woord: \"planetinos\". \n
Maar goed, de IAU heeft gesproken, en er is voorlopig geen weg terug. Dat veel astronomen protest aantekenen wil overigens absoluut niet zeggen dat er een foute beslissing is genomen: als Pluto wél een planeet zou zijn gebleven, waren andere wetenschappers de barricades opgegaan. \n
De planetensoap laat echter wel zien dat wetenschap en democratie moeilijk hand in hand gaan. Wetenschap is niet gewend om te gaan met visies en meningen. Wetenschappelijke vooruitgang boek je niet via een meerderheid van stemmen, maar via objectieve waarheidsvinding. Stemmen is voor twijfelaars. \n
De IAU en haar talrijke divisies en werkgroepen nemen wel meer beslissingen, onder andere over de naamgeving van objecten en structuren in het zonnestelsel. Een Saturnusmaantje hier, een krater daar aan ons wordt niets gevraagd, en de nieuwe namen worden ons eigenlijk gewoon door de strot geduwd iets wat we in deze tijd van internetpolls en burgerreferenda helemaal niet meer zijn gewend. \n
Maar na de Pluto-oorlog komt daar misschien verandering in. De emoties rond de naamgeving van planeetmaantjes lopen soms al hoog op, en vroeg of laat komt iemand op het idee om ook andere IAU-beslissingen in twijfel te trekken. Persoonlijk vind ik bijvoorbeeld dat Newton een grotere maankrater verdient, en dat het sterrenbeeld Hoofdhaar van Berenice wel opgeheven mag worden.", "slug": "stemmen", "language": "nl", "end_date_tuple": [], "sources": [], "location": [], "start_date_tuple": [2006, 10, 1, 0, 0, 0], "auto_excerpt": false, "type": "genericlistitem", "start_date": "2006-10-01 00:00:00", "categories": [], "view": "index"}, "title": "Stemmen"}, {"url": "/actueel/artikelen/_detail/gli/tiende-planeet-heet-eris-naar-godin-van-de-twist/", "items": [{"term": "IJsdwergen", "excerpt": "\n
De dwergplaneet die vorig jaar buiten de baan van Pluto is ontdekt, heeft een officiële naam gekregen: Eris. Het maantje van het ijzige hemellichaam heet voortaan Dysnomia. Dat maakte de Internationale Astronomische Unie (IAU) vandaag bekend. \n
De dwergplaneet is groter dan Pluto, en werd dan ook lange tijd beschouwd als de tiende planeet. Hij draagt de catalogusaanduiding 2003 UB313, maar kreeg van zijn ontdekkers (onder leiding van Mike Brown van het California Institute of Technology) de bijnaam Xena, naar de hoofdpersoon uit de populaire tv-serie Xena: Warrior Princess. \n
Inmiddels heeft de IAU besloten dat Pluto geen echte planeet is maar een dwergplaneet. Dat geldt ook voor Xena. Beide hemellichamen zijn vorige week dan ook opgenomen in de lange lijst van planetoïden en ijsdwergen, onder de nummers 134340 en 136199. \n
Nu duidelijk is dat Xena geen planeet is, hoeft hij ook geen Romeinse godennaam te krijgen, zoals de andere planeten. In overleg met Brown en zijn collegas hebben twee naamgevingscommissies van de IAU nu gekozen voor de naam Eris. In de Griekse mythologie was Eris de godin van de twist een toepasselijke naam gezien de ophef rond de definitie van een planeet. \n
De maan van Eris is Dysnomia genoemd, naar de godin van de wetteloosheid. Saillant detail is dat de rol van Xena in de tv-serie gespeeld werd door de Amerikaanse actrice Lucy Lawless."}], "gli_item": {"publishers": [{"date": "2012-09-23 15:16:01", "url": "http://allesoversterrenkunde.nl", "type": "publisher", "title": "allesoversterrenkunde.nl"}], "script_content": "", "end_date": null, "title": "Tiende planeet heet Eris, naar godin van de twist", "pk_id": 31022, "tags": [{"type": "sitetag", "title": "Zon/Zonnestelsel"}, {"type": "sitetag", "title": "IJsdwergen"}], "excerpt": "\n
De dwergplaneet die vorig jaar buiten de baan van Pluto is ontdekt, heeft een officiële naam gekregen: Eris. Het maantje van het ijzige hemellichaam heet voortaan Dysnomia. Dat maakte de Internationale Astronomische Unie (IAU) vandaag bekend. \n
De dwergplaneet is groter dan Pluto, en werd dan ook lange tijd beschouwd als de tiende planeet. Hij draagt de catalogusaanduiding 2003 UB313, maar kreeg van zijn ontdekkers (onder leiding van Mike Brown van het California Institute of Technology) de bijnaam Xena, naar de hoofdpersoon uit de populaire tv-serie Xena: Warrior Princess. \n
Inmiddels heeft de IAU besloten dat Pluto geen echte planeet is maar een dwergplaneet. Dat geldt ook voor Xena. Beide hemellichamen zijn vorige week dan ook opgenomen in de lange lijst van planetoïden en ijsdwergen, onder de nummers 134340 en 136199. \n
Nu duidelijk is dat Xena geen planeet is, hoeft hij ook geen Romeinse godennaam te krijgen, zoals de andere planeten. In overleg met Brown en zijn collegas hebben twee naamgevingscommissies van de IAU nu gekozen voor de naam Eris. In de Griekse mythologie was Eris de godin van de twist een toepasselijke naam gezien de ophef rond de definitie van een planeet. \n
De maan van Eris is Dysnomia genoemd, naar de godin van de wetteloosheid. Saillant detail is dat de rol van Xena in de tv-serie gespeeld werd door de Amerikaanse actrice Lucy Lawless.", "slug": "tiende-planeet-heet-eris-naar-godin-van-de-twist", "language": "nl", "end_date_tuple": [], "sources": [], "location": [], "start_date_tuple": [2006, 9, 14, 0, 0, 0], "auto_excerpt": false, "type": "genericlistitem", "start_date": "2006-09-14 00:00:00", "categories": [], "view": "index"}, "title": "Tiende planeet heet Eris, naar godin van de twist"}, {"url": "/actueel/artikelen/_detail/gli/planetenverkiezingen/", "items": [{"term": "IJsdwergen", "excerpt": "
Sinds tal van kleine hemellichamen werden ontdekt die om de zon draaien, weet niemand meer wat een planeet is. Heeft ons zonnestelsel acht planeten, tien, of toch drieëntwintig? Deze maand wordt erover gestemd. \n
Aangifte heeft hij nooit gedaan, en de bewuste e-mail kan hij zo gauw ook niet meer vinden. Maar je schrikt wel als je met de dood wordt bedreigd, zegt Dave Jewitt van de Universiteit van Hawaii. Ik weet je te vinden en ik maak je af, schreef een gekke Amerikaanse vader hem in 1995. De reden? Jewitt had ergens laten vallen dat Pluto eigenlijk geen planeet is, en daar was zoonlief Billy ernstig van overstuur geraakt. Jewitt: Mensen voelen zich beledigd als iets wat ze vroeger op school hebben geleerd niet langer blijkt te kloppen. \n
Negen planeten draaien er rond de zon, en de aarde is er één van. Daar zijn we allemaal mee opgegroeid, behalve wie vóór 1930 in de schoolbankjes zat, want toen werd Pluto ontdekt. Maar over een paar weken is alles anders. Dan moet blijken of Pluto wel meetelt. En hoe het zit met Xena, een planeet die zelfs een slagje groter is dan Pluto. Straks horen we of we in een zonnestelsel leven met tien planeten, of drieëntwintig, of wie weet niet meer dan acht. En die vraag houdt de sterrenkundige gemoederen al jarenlang bezig. \n
Vroeger was het simpel. Zoals Amsterdammers sijsjes en drijfsijsjes kennen, zo kenden de Grieken sterren en dwaalsterren. Sterren staan stil ten opzichte van elkaar; dwaalsterren (planétès) verplaatsen zich. Er waren er zeven: de zon, de maan, Mercurius, Venus, Mars, Jupiter en Saturnus. Daar zijn ook de zeven dagen van de week naar genoemd. Pas in de zestiende eeuw bleek dat de aarde niet het middelpunt van het heelal is, en het woord planeet wordt sindsdien gebruikt voor hemellichamen die om de zon heen draaien. Zon en maan telden niet langer mee; de aarde kwam erbij, en toen waren er dus nog zes. Lekker overzichtelijk. \n
Dat we tegenwoordig negen planeten kennen, komt door de uitvinding van de telescoop. Daarmee kun je dingen zien die voor het blote oog verborgen blijven. Op die manier werd in 1781 Uranus ontdekt. In 1846 volgde Neptunus, en in 1930 de buitenste planeet Pluto. Die werd op initiatief van een elfjarig Engels meisje genoemd naar de Romeinse god van de onderwereld. (De hond van Mickey Mouse is eind 1930 vervolgens naar de nieuwe planeet genoemd.) \n
Maar Pluto is altijd een beetje een vreemde eend in de bijt geweest. Zijn baan om de zon is heel erg uitgerekt. De baan ligt bovendien scheef in het zonnestelsel. En de planeet zelf bleek veel kleiner te zijn dan verwacht. Met een middellijn van 2274 kilometer (minder dan de afstand Amsterdam-Athene) is Pluto zelfs een flink stuk kleiner dan de maan. Je kunt je afvragen of het wel een echte planeet is. \n
Tweehonderd jaar geleden zaten sterrenkundigen met hetzelfde dilemma. In 1801, twintig jaar na de ontdekking van Uranus, was Ceres gevonden een mini-planeetje tussen de banen van Mars en Jupiter. Planeet nummer acht. Korte tijd later volgden Pallas, Juno en Vesta, in hetzelfde gebied, en telde het zonnestelsel dus elf planeten zo stond het in 1839 nog in de sterrenkundeboeken. Maar toen er in de jaren veertig van de negentiende eeuw nóg zes van die steenklompen opdoken, werd duidelijk dat het hier om een heel ander soort hemellichaam ging. Tegenwoordig zijn er ruim honderdduizend van deze planetoïden bekend; Ceres is met 930 kilometer de grootste. \n
Geen wonder dat Dave Jewitt Pluto geen planeet vindt. Samen met zijn collega Jane Luu ontdekte Jewitt in 1992 een ijsbal buiten de baan van Neptunus. Binnen een paar jaar waren er nog tientallen gevonden; momenteel staat de teller boven de duizend. Als het bestaan van al die andere ijsdwergen in 1930 bekend was, had niemand het in zn hoofd gehaald om Pluto een planeet te noemen, aldus Jewitt, ook al zijn de meeste ijsdwergen een stuk kleiner: hooguit een paar honderd kilometer in middellijn. \n
Klinkt logisch. Dat vond ook de directie van het populaire Hayden Planetarium in New York. Daar werd zes jaar geleden een nieuwe expositie van het zonnestelsel geopend, met acht planeten, én een gordel van kleine, ijzige hemellichamen, waaronder Pluto. Tot grote ergernis van het publiek (Help! Ze nemen ons een planeet af!) en van astronomen die om welke reden dan ook een speciale band met Pluto hebben. Natúúrlijk is Pluto een planeet, zegt Pluto-expert Alan Stern van het Southwest Research Institute in Boulder. Dat is al meer dan vijfenzeventig jaar het geval, dus dat kun je niet zomaar terugdraaien. \n
Verwarring alom, want het blijkt dat er geen sluitende definitie van het begrip planeet bestaat. En daar is sinds de zomer van 2005 ernstig behoefte aan. Toen werd namelijk de ontdekking bekendgemaakt van een ijsdwerg die een tikje gróter is dan Pluto. Gevonden door Mike Brown van het California Institute of Technology in Pasadena, en voorlopig (met een knipoog) Xena genoemd, naar de hoofdpersoon uit de tv-serie Xena: Warrior Princess. \n
Brown ziet zichzelf natuurlijk graag opgenomen in het illustere lijstje van planeetontdekkers. Dús vindt hij dat Pluto uit cultureel-historisch oogpunt een planeet moet blijven, en dús is Xena óók een planeet, want groter. Veel andere astronomen vinden dat al die brokstukken buiten de baan van Neptunus, ongeacht hun afmetingen, het labeltje planeet niet verdienen. Hoog tijd voor een speciale werkgroep die zich moet buigen over de vraag wat wel en wat geen planeet is, aldus de Internationale Astronomische Unie (IAU), die het probleem twee jaar geleden al zag aankomen. \n
Per e-mail hebben ze anderhalf jaar lang vergaderd, vertelt werkgroeplid Stern, die zich nog steeds opwindt over het voorzitterschap van Iwan Williams van de Queen Mary University in Londen. Halverwege stemrondes veranderde hij bijvoorbeeld de procedures, briest Stern. Geen wonder dat er geen eensluidende aanbeveling uitkwam. In november 2005 werd de opdracht teruggegeven aan het bestuur van de IAU. Zonder definitie, maar met vier mogelijke strategieën. \n
De eerste mogelijkheid: bekijk of een hemellichaam zwaartekrachtgewijs heer en meester is over het deel van het zonnestelsel waarin het om de zon beweegt. Als Pluto in zn uppie om de zon zou draaien, was het een planeet, maar nu hij deel uitmaakt van een hele gordel van ijsdwergen, doet hij niet meer mee. Wel erg ingewikkeld om uit te leggen aan de man in de straat. \n
Optie twee (al even ongelukkig): gebruik het woord planeet alleen nog maar in combinatie met een passend voorvoegsel. Dan hebben we straks aardse planeten, reuzenplaneten, ijsdwergplaneten, enzovoort. Mogelijkheid drie: kijk gewoon naar de middellijn en noem alles wat groter is dan tweeduizend kilometer een planeet. Dus Ceres en de andere planetoïden niet, maar Pluto en Xena wel. Logisch en simpel, aldus Brown. \n
Maar ook zeer arbitrair, vindt Stern. Je kunt beter kijken of een hemellichaam door zijn eigen zwaartekracht rond is, vindt hij. Als je schoolkinderen vraagt om een planeet te tekenen, beginnen ze met een rondje. En dat is optie vier, die inhoudt dat er ruim twintig planeten in het zonnestelsel zijn: de negen van nu, plus de grootste ijsdwergen en planetoïden. \n
Mike Brown vindt het niks. Het klinkt wetenschappelijk, maar het is al net zo arbitrair, zegt hij. Dan kan ik ook wel zeggen dat de chemische samenstelling doorslaggevend moet zijn, of de aanwezigheid van een oppervlak. Veel andere wetenschappers, waaronder Jewitt, zijn de hele discussie inmiddels meer dan zat. Kan mij het schelen hoe je iets noemt, zegt hij. Die ijsdwergen worden er niet meer of minder interessant door. \n
Maar er staat meer op het spel dan de vraag hoeveel planeten er nu eigenlijk zijn. Als Xena (officieel 2003 UB313 geheten) de boekjes in gaat als een gewone ijsdwerg, mag Brown er als ontdekker een vrij willekeurige naam voor bedenken. Maar als het echt de tiende planeet is, moet een speciale IAU-commissie zich over de naamgeving buigen, en zal het hemellichaam zo goed als zeker naar een Romeinse godheid genoemd worden. \n
Vandaar dat de IAU begin dit jaar een zeskoppige commissie van wijzen aan het werk heeft gezet. Die bestaat naast planeetonderzoekers uit wetenschapshistoricus Owen Gingerich en auteur Dava Sobel. Eind juni zijn ze in het grootste geheim bijeengekomen op het IAU-hoofdkwartier in Parijs, en inmiddels ligt er een voorstel voor de definitie van een planeet bij het dagelijks bestuur. Aanstaande woensdag wordt die ontwerpresolutie bekendgemaakt, en op 24 augustus mogen drieduizend astronomen erover stemmen op de algemene vergadering van de IAU in Praag. \n
Dave Jewitt vindt het belachelijk. Wetenschap bedrijf je niet door middel van stemrondes, zegt hij. En trouwens, die hele IAU is een stelletje regelneven dat zichzelf heeft aangesteld, daar hebben wij nooit om gevraagd. En commissielid Iwan Williams vreest dat er nooit écht een eind aan de verwarring zal komen. Hoe de definitie straks ook luidt, vroeg of laat wordt er wel weer iets ontdekt dat zich net in de schemerzone bevindt, en dan begint de hele discussie weer opnieuw. \n
Eén ding is wel duidelijk: het begrip planeet raakt een gevoelige snaar. Geen geoloog maakt zich druk over een nauwkeurige definitie van een kiezel, een kei en een rotsblok, of over het precieze onderscheid tussen een beek en een rivier, maar sterrenkundigen raken in alle staten wanneer hun hokjesgeest wordt gekieteld. \n
En de kwestie laat ook het grote publiek bepaald niet koud, zoals onder andere blijkt uit de dreigmail van de vader van Billy. Kinderen zijn dol op Pluto, zegt Sterns collega Fran Bagenal van de Universiteit van Colorado. Ze zouden het vreselijk vinden als het kleine planeetje niet langer mee zou mogen doen. Bagenal is eigenlijk wel blij met het planeetdebat. We zouden de publieke belangstelling moeten aangrijpen om pr voor ons vakgebied te bedrijven, zegt ze. Dan geven we toch nog een positieve draai aan deze beschamende vertoning."}], "gli_item": {"publishers": [{"date": "2012-09-23 15:16:01", "url": "http://www.volkskrant.nl", "type": "publisher", "title": "de Volkskrant"}], "script_content": "", "end_date": null, "title": "Planetenverkiezingen", "pk_id": 31005, "tags": [{"type": "sitetag", "title": "IJsdwergen"}, {"type": "sitetag", "title": "Pluto"}], "excerpt": "
Sinds tal van kleine hemellichamen werden ontdekt die om de zon draaien, weet niemand meer wat een planeet is. Heeft ons zonnestelsel acht planeten, tien, of toch drieëntwintig? Deze maand wordt erover gestemd. \n
Aangifte heeft hij nooit gedaan, en de bewuste e-mail kan hij zo gauw ook niet meer vinden. Maar je schrikt wel als je met de dood wordt bedreigd, zegt Dave Jewitt van de Universiteit van Hawaii. Ik weet je te vinden en ik maak je af, schreef een gekke Amerikaanse vader hem in 1995. De reden? Jewitt had ergens laten vallen dat Pluto eigenlijk geen planeet is, en daar was zoonlief Billy ernstig van overstuur geraakt. Jewitt: Mensen voelen zich beledigd als iets wat ze vroeger op school hebben geleerd niet langer blijkt te kloppen. \n
Negen planeten draaien er rond de zon, en de aarde is er één van. Daar zijn we allemaal mee opgegroeid, behalve wie vóór 1930 in de schoolbankjes zat, want toen werd Pluto ontdekt. Maar over een paar weken is alles anders. Dan moet blijken of Pluto wel meetelt. En hoe het zit met Xena, een planeet die zelfs een slagje groter is dan Pluto. Straks horen we of we in een zonnestelsel leven met tien planeten, of drieëntwintig, of wie weet niet meer dan acht. En die vraag houdt de sterrenkundige gemoederen al jarenlang bezig. \n
Vroeger was het simpel. Zoals Amsterdammers sijsjes en drijfsijsjes kennen, zo kenden de Grieken sterren en dwaalsterren. Sterren staan stil ten opzichte van elkaar; dwaalsterren (planétès) verplaatsen zich. Er waren er zeven: de zon, de maan, Mercurius, Venus, Mars, Jupiter en Saturnus. Daar zijn ook de zeven dagen van de week naar genoemd. Pas in de zestiende eeuw bleek dat de aarde niet het middelpunt van het heelal is, en het woord planeet wordt sindsdien gebruikt voor hemellichamen die om de zon heen draaien. Zon en maan telden niet langer mee; de aarde kwam erbij, en toen waren er dus nog zes. Lekker overzichtelijk. \n
Dat we tegenwoordig negen planeten kennen, komt door de uitvinding van de telescoop. Daarmee kun je dingen zien die voor het blote oog verborgen blijven. Op die manier werd in 1781 Uranus ontdekt. In 1846 volgde Neptunus, en in 1930 de buitenste planeet Pluto. Die werd op initiatief van een elfjarig Engels meisje genoemd naar de Romeinse god van de onderwereld. (De hond van Mickey Mouse is eind 1930 vervolgens naar de nieuwe planeet genoemd.) \n
Maar Pluto is altijd een beetje een vreemde eend in de bijt geweest. Zijn baan om de zon is heel erg uitgerekt. De baan ligt bovendien scheef in het zonnestelsel. En de planeet zelf bleek veel kleiner te zijn dan verwacht. Met een middellijn van 2274 kilometer (minder dan de afstand Amsterdam-Athene) is Pluto zelfs een flink stuk kleiner dan de maan. Je kunt je afvragen of het wel een echte planeet is. \n
Tweehonderd jaar geleden zaten sterrenkundigen met hetzelfde dilemma. In 1801, twintig jaar na de ontdekking van Uranus, was Ceres gevonden een mini-planeetje tussen de banen van Mars en Jupiter. Planeet nummer acht. Korte tijd later volgden Pallas, Juno en Vesta, in hetzelfde gebied, en telde het zonnestelsel dus elf planeten zo stond het in 1839 nog in de sterrenkundeboeken. Maar toen er in de jaren veertig van de negentiende eeuw nóg zes van die steenklompen opdoken, werd duidelijk dat het hier om een heel ander soort hemellichaam ging. Tegenwoordig zijn er ruim honderdduizend van deze planetoïden bekend; Ceres is met 930 kilometer de grootste. \n
Geen wonder dat Dave Jewitt Pluto geen planeet vindt. Samen met zijn collega Jane Luu ontdekte Jewitt in 1992 een ijsbal buiten de baan van Neptunus. Binnen een paar jaar waren er nog tientallen gevonden; momenteel staat de teller boven de duizend. Als het bestaan van al die andere ijsdwergen in 1930 bekend was, had niemand het in zn hoofd gehaald om Pluto een planeet te noemen, aldus Jewitt, ook al zijn de meeste ijsdwergen een stuk kleiner: hooguit een paar honderd kilometer in middellijn. \n
Klinkt logisch. Dat vond ook de directie van het populaire Hayden Planetarium in New York. Daar werd zes jaar geleden een nieuwe expositie van het zonnestelsel geopend, met acht planeten, én een gordel van kleine, ijzige hemellichamen, waaronder Pluto. Tot grote ergernis van het publiek (Help! Ze nemen ons een planeet af!) en van astronomen die om welke reden dan ook een speciale band met Pluto hebben. Natúúrlijk is Pluto een planeet, zegt Pluto-expert Alan Stern van het Southwest Research Institute in Boulder. Dat is al meer dan vijfenzeventig jaar het geval, dus dat kun je niet zomaar terugdraaien. \n
Verwarring alom, want het blijkt dat er geen sluitende definitie van het begrip planeet bestaat. En daar is sinds de zomer van 2005 ernstig behoefte aan. Toen werd namelijk de ontdekking bekendgemaakt van een ijsdwerg die een tikje gróter is dan Pluto. Gevonden door Mike Brown van het California Institute of Technology in Pasadena, en voorlopig (met een knipoog) Xena genoemd, naar de hoofdpersoon uit de tv-serie Xena: Warrior Princess. \n
Brown ziet zichzelf natuurlijk graag opgenomen in het illustere lijstje van planeetontdekkers. Dús vindt hij dat Pluto uit cultureel-historisch oogpunt een planeet moet blijven, en dús is Xena óók een planeet, want groter. Veel andere astronomen vinden dat al die brokstukken buiten de baan van Neptunus, ongeacht hun afmetingen, het labeltje planeet niet verdienen. Hoog tijd voor een speciale werkgroep die zich moet buigen over de vraag wat wel en wat geen planeet is, aldus de Internationale Astronomische Unie (IAU), die het probleem twee jaar geleden al zag aankomen. \n
Per e-mail hebben ze anderhalf jaar lang vergaderd, vertelt werkgroeplid Stern, die zich nog steeds opwindt over het voorzitterschap van Iwan Williams van de Queen Mary University in Londen. Halverwege stemrondes veranderde hij bijvoorbeeld de procedures, briest Stern. Geen wonder dat er geen eensluidende aanbeveling uitkwam. In november 2005 werd de opdracht teruggegeven aan het bestuur van de IAU. Zonder definitie, maar met vier mogelijke strategieën. \n
De eerste mogelijkheid: bekijk of een hemellichaam zwaartekrachtgewijs heer en meester is over het deel van het zonnestelsel waarin het om de zon beweegt. Als Pluto in zn uppie om de zon zou draaien, was het een planeet, maar nu hij deel uitmaakt van een hele gordel van ijsdwergen, doet hij niet meer mee. Wel erg ingewikkeld om uit te leggen aan de man in de straat. \n
Optie twee (al even ongelukkig): gebruik het woord planeet alleen nog maar in combinatie met een passend voorvoegsel. Dan hebben we straks aardse planeten, reuzenplaneten, ijsdwergplaneten, enzovoort. Mogelijkheid drie: kijk gewoon naar de middellijn en noem alles wat groter is dan tweeduizend kilometer een planeet. Dus Ceres en de andere planetoïden niet, maar Pluto en Xena wel. Logisch en simpel, aldus Brown. \n
Maar ook zeer arbitrair, vindt Stern. Je kunt beter kijken of een hemellichaam door zijn eigen zwaartekracht rond is, vindt hij. Als je schoolkinderen vraagt om een planeet te tekenen, beginnen ze met een rondje. En dat is optie vier, die inhoudt dat er ruim twintig planeten in het zonnestelsel zijn: de negen van nu, plus de grootste ijsdwergen en planetoïden. \n
Mike Brown vindt het niks. Het klinkt wetenschappelijk, maar het is al net zo arbitrair, zegt hij. Dan kan ik ook wel zeggen dat de chemische samenstelling doorslaggevend moet zijn, of de aanwezigheid van een oppervlak. Veel andere wetenschappers, waaronder Jewitt, zijn de hele discussie inmiddels meer dan zat. Kan mij het schelen hoe je iets noemt, zegt hij. Die ijsdwergen worden er niet meer of minder interessant door. \n
Maar er staat meer op het spel dan de vraag hoeveel planeten er nu eigenlijk zijn. Als Xena (officieel 2003 UB313 geheten) de boekjes in gaat als een gewone ijsdwerg, mag Brown er als ontdekker een vrij willekeurige naam voor bedenken. Maar als het echt de tiende planeet is, moet een speciale IAU-commissie zich over de naamgeving buigen, en zal het hemellichaam zo goed als zeker naar een Romeinse godheid genoemd worden. \n
Vandaar dat de IAU begin dit jaar een zeskoppige commissie van wijzen aan het werk heeft gezet. Die bestaat naast planeetonderzoekers uit wetenschapshistoricus Owen Gingerich en auteur Dava Sobel. Eind juni zijn ze in het grootste geheim bijeengekomen op het IAU-hoofdkwartier in Parijs, en inmiddels ligt er een voorstel voor de definitie van een planeet bij het dagelijks bestuur. Aanstaande woensdag wordt die ontwerpresolutie bekendgemaakt, en op 24 augustus mogen drieduizend astronomen erover stemmen op de algemene vergadering van de IAU in Praag. \n
Dave Jewitt vindt het belachelijk. Wetenschap bedrijf je niet door middel van stemrondes, zegt hij. En trouwens, die hele IAU is een stelletje regelneven dat zichzelf heeft aangesteld, daar hebben wij nooit om gevraagd. En commissielid Iwan Williams vreest dat er nooit écht een eind aan de verwarring zal komen. Hoe de definitie straks ook luidt, vroeg of laat wordt er wel weer iets ontdekt dat zich net in de schemerzone bevindt, en dan begint de hele discussie weer opnieuw. \n
Eén ding is wel duidelijk: het begrip planeet raakt een gevoelige snaar. Geen geoloog maakt zich druk over een nauwkeurige definitie van een kiezel, een kei en een rotsblok, of over het precieze onderscheid tussen een beek en een rivier, maar sterrenkundigen raken in alle staten wanneer hun hokjesgeest wordt gekieteld. \n
En de kwestie laat ook het grote publiek bepaald niet koud, zoals onder andere blijkt uit de dreigmail van de vader van Billy. Kinderen zijn dol op Pluto, zegt Sterns collega Fran Bagenal van de Universiteit van Colorado. Ze zouden het vreselijk vinden als het kleine planeetje niet langer mee zou mogen doen. Bagenal is eigenlijk wel blij met het planeetdebat. We zouden de publieke belangstelling moeten aangrijpen om pr voor ons vakgebied te bedrijven, zegt ze. Dan geven we toch nog een positieve draai aan deze beschamende vertoning.", "slug": "planetenverkiezingen", "language": "nl", "end_date_tuple": [], "sources": [], "location": [], "start_date_tuple": [2006, 8, 12, 0, 0, 0], "auto_excerpt": false, "type": "genericlistitem", "start_date": "2006-08-12 00:00:00", "categories": [], "view": "index"}, "title": "Planetenverkiezingen"}, {"url": "/actueel/artikelen/_detail/gli/twinkling-stars-may-reveal-stuff-of-early-solar-sy/", "items": [{"term": "IJsdwergen", "excerpt": "
The Kuiper Belt, resting place of much of the detritus left over from the creation of the solar system, may contain many more small objects than previously thought. Australian astronomers scanned the outer reaches of the solar system by looking for a brief dimming of the light of distant stars as subkilometer-sized bodies passed in front of them. Preliminary results presented at a workshop here earlier this month* suggest that huge numbers of such objects lurk beyond the orbit of Neptune. Although most Kuiper Belt researchers are cautious, studies by some other teams suggest the Australians may be onto something. \"If this is true, it would be fantastic,\" says Alessandro Morbidelli of the Observatoire de la Côte d'Azur in Nice, France, because information about the smaller denizens of the Kuiper Belt cannot be found any other way. \n
Astronomers have found more than 1000 bodies in the Kuiper Belt, including an object known as 2003 UB313 (nicknamed Xena) that is slightly larger than Pluto. But because they are several billion kilometers away, even the most powerful telescopes can't see Kuiper Belt objects smaller than about a hundred kilometers across. Researchers are keen to know more about their size distribution, as it would shed light on the early youth of the solar system. \n
An effort to fill that gap has been going on since last year. The Taiwanese-American Occultation Survey (TAOS) operates three automated 50-centimeter telescopes at Lu-Lin Observatory, Taiwan, which scan starlight for telltale dimming that signals a Kuiper Belt object passing in front of, or \"occulting,\" the star. So far, the survey has drawn a blank. Team member Federica Bianco of the Harvard-Smithsonian Center for Astrophysics (CfA) in Cambridge, Massachusetts, says TAOS can't observe very brief dips in brightness, so it is capable of spotting only the relatively rare objects larger than a few kilometers in diameter. \n
But George Georgevits and Michael Ashley of the University of New South Wales in Sydney and Will Saunders of the Anglo-Australian Observatory in Siding Spring say the Kuiper Belt may teem with objects too small for TAOS to see. Using a fast detector at the 1.2-meter U.K. Schmidt Telescope in Siding Spring, they saw well over a thousand brief brightness dips, each lasting for a tenth of a second or less, while monitoring dozens of stars for about 2 weeks. \n
\"It's very important work, and they should certainly continue,\" Morbidelli says. \"But the results so far are very strange,\" because current theories of the evolution of the solar system do not predict huge numbers of small Kuiper Belt objects. Michael Brown of the California Institute of Technology in Pasadena, who discovered 2003 UB313, adds that \"the believability factor [of these results] isn't very high. Unfortunately, you can never go back and check.\" But Georgevits counters that he has checked and ruled out every other possible cause of the stellar winks. \n
So are the results real? \"Well, it seems they are observing something ,\" says David O'Brien of the Planetary Science Institute in Tucson, Arizona, although he adds that no one has yet carried out a detailed statistical analysis of the Australian results. According to O'Brien, collisions in the Kuiper Belt may have produced hordes of small objects. \"If confirmed, these results could tell us something about the strength properties of Kuiper Belt objects,\" he says. \n
Some other studies support the Australian results. Taiwanese astronomers have uncovered similar brief occultations of the well-known x-ray source Scorpius X-1 in data from NASA's Rossi X-ray Timing Explorer satellite. A team led by astronomer Ping-Shien Wu of the National Tsing Hua University in Hsinchu presented the finding in April at the Chinese Astronomical Society Taiwan's meeting in Taichung and is due to publish it in Nature next month. And at the Catania workshop, Françoise Roques of the Paris Observatory described three brief occultations detected with the 2-meter Bernard Lyot Telescope in the French Pyrenees, which Roques says may also represent small Kuiper Belt objects. \n
Not everyone is convinced. \"They have to do more checks on possible false alarms,\" says Matthew Lehner of CfA. For instance, the dips might be caused by unknown effects in Earth's atmosphere. To avoid these, you need to observe from space, says Lehner, who is part of a team that has pitched to NASA a $425 million occultation mission called Whipple, which would detect Kuiper Belt objects as well as comets in the much more distant Oort Cloud. \n
Meanwhile, Georgevits hopes to raise half a million dollars for a purpose-built ground-based telescope equipped with a very fast video camera. Such a device could survey the whole Kuiper Belt for a fraction of the cost of a space mission, he says. And although his team's preliminary results raised some eyebrows, everyone agrees on the need for a more comprehensive search. Says O'Brien: \"Small Kuiper Belt objects will never be observed directly. Occultation surveys have a lot of potential to fill in this gap.\" \n
* Trans Neptunian Objects: Dynamical and Physical Properties, Catania, Italy, 3-7 July."}], "gli_item": {"publishers": [{"date": "2012-09-23 15:15:59", "url": "http://www.sciencemag.org/", "type": "publisher", "title": "Science"}], "script_content": "", "end_date": null, "title": "Twinkling Stars May Reveal Stuff of Early Solar System", "pk_id": 31000, "tags": [{"type": "sitetag", "title": "Zon/Zonnestelsel"}, {"type": "sitetag", "title": "IJsdwergen"}], "excerpt": "
The Kuiper Belt, resting place of much of the detritus left over from the creation of the solar system, may contain many more small objects than previously thought. Australian astronomers scanned the outer reaches of the solar system by looking for a brief dimming of the light of distant stars as subkilometer-sized bodies passed in front of them. Preliminary results presented at a workshop here earlier this month* suggest that huge numbers of such objects lurk beyond the orbit of Neptune. Although most Kuiper Belt researchers are cautious, studies by some other teams suggest the Australians may be onto something. \"If this is true, it would be fantastic,\" says Alessandro Morbidelli of the Observatoire de la Côte d'Azur in Nice, France, because information about the smaller denizens of the Kuiper Belt cannot be found any other way. \n
Astronomers have found more than 1000 bodies in the Kuiper Belt, including an object known as 2003 UB313 (nicknamed Xena) that is slightly larger than Pluto. But because they are several billion kilometers away, even the most powerful telescopes can't see Kuiper Belt objects smaller than about a hundred kilometers across. Researchers are keen to know more about their size distribution, as it would shed light on the early youth of the solar system. \n
An effort to fill that gap has been going on since last year. The Taiwanese-American Occultation Survey (TAOS) operates three automated 50-centimeter telescopes at Lu-Lin Observatory, Taiwan, which scan starlight for telltale dimming that signals a Kuiper Belt object passing in front of, or \"occulting,\" the star. So far, the survey has drawn a blank. Team member Federica Bianco of the Harvard-Smithsonian Center for Astrophysics (CfA) in Cambridge, Massachusetts, says TAOS can't observe very brief dips in brightness, so it is capable of spotting only the relatively rare objects larger than a few kilometers in diameter. \n
But George Georgevits and Michael Ashley of the University of New South Wales in Sydney and Will Saunders of the Anglo-Australian Observatory in Siding Spring say the Kuiper Belt may teem with objects too small for TAOS to see. Using a fast detector at the 1.2-meter U.K. Schmidt Telescope in Siding Spring, they saw well over a thousand brief brightness dips, each lasting for a tenth of a second or less, while monitoring dozens of stars for about 2 weeks. \n
\"It's very important work, and they should certainly continue,\" Morbidelli says. \"But the results so far are very strange,\" because current theories of the evolution of the solar system do not predict huge numbers of small Kuiper Belt objects. Michael Brown of the California Institute of Technology in Pasadena, who discovered 2003 UB313, adds that \"the believability factor [of these results] isn't very high. Unfortunately, you can never go back and check.\" But Georgevits counters that he has checked and ruled out every other possible cause of the stellar winks. \n
So are the results real? \"Well, it seems they are observing something ,\" says David O'Brien of the Planetary Science Institute in Tucson, Arizona, although he adds that no one has yet carried out a detailed statistical analysis of the Australian results. According to O'Brien, collisions in the Kuiper Belt may have produced hordes of small objects. \"If confirmed, these results could tell us something about the strength properties of Kuiper Belt objects,\" he says. \n
Some other studies support the Australian results. Taiwanese astronomers have uncovered similar brief occultations of the well-known x-ray source Scorpius X-1 in data from NASA's Rossi X-ray Timing Explorer satellite. A team led by astronomer Ping-Shien Wu of the National Tsing Hua University in Hsinchu presented the finding in April at the Chinese Astronomical Society Taiwan's meeting in Taichung and is due to publish it in Nature next month. And at the Catania workshop, Françoise Roques of the Paris Observatory described three brief occultations detected with the 2-meter Bernard Lyot Telescope in the French Pyrenees, which Roques says may also represent small Kuiper Belt objects. \n
Not everyone is convinced. \"They have to do more checks on possible false alarms,\" says Matthew Lehner of CfA. For instance, the dips might be caused by unknown effects in Earth's atmosphere. To avoid these, you need to observe from space, says Lehner, who is part of a team that has pitched to NASA a $425 million occultation mission called Whipple, which would detect Kuiper Belt objects as well as comets in the much more distant Oort Cloud. \n
Meanwhile, Georgevits hopes to raise half a million dollars for a purpose-built ground-based telescope equipped with a very fast video camera. Such a device could survey the whole Kuiper Belt for a fraction of the cost of a space mission, he says. And although his team's preliminary results raised some eyebrows, everyone agrees on the need for a more comprehensive search. Says O'Brien: \"Small Kuiper Belt objects will never be observed directly. Occultation surveys have a lot of potential to fill in this gap.\" \n
* Trans Neptunian Objects: Dynamical and Physical Properties, Catania, Italy, 3-7 July.", "slug": "twinkling-stars-may-reveal-stuff-of-early-solar-sy", "language": "en", "end_date_tuple": [], "sources": [], "location": [], "start_date_tuple": [2006, 7, 21, 0, 0, 0], "auto_excerpt": false, "type": "genericlistitem", "start_date": "2006-07-21 00:00:00", "categories": [], "view": "index"}, "title": "Twinkling Stars May Reveal Stuff of Early Solar System"}, {"url": "/actueel/artikelen/_detail/gli/tiende-planeet-wellicht-groter-dan-pluto/", "items": [{"term": "IJsdwergen", "excerpt": "\n
De tiende planeet die vorig jaar is ontdekt in de buitendelen van het zonnestelsel, is dertig procent groter dan Pluto. Dat concluderen Duitse astronomen op basis van metingen met een infraroodtelescoop in Spanje. Uit de waargenomen warmtestraling van het planeetje (dat officieel 2003 UB313 heet) volgt een middellijn van 3000 kilometer. De resultaten zijn deze week gepubliceerd in Nature. \n
Fotos van het ijsplaneetje die in december zijn gemaakt met de Hubble Space Telescope lijken overigens op een veel kleinere middellijn te wijzen, zo meldde ontdekker Mike Brown van het California Institute of Technology vorige week. Op de Hubble-fotos lijkt 2003 UB313 hooguit een fractie groter te zijn dan Pluto. Maar de opnamen zijn nog niet volledig geanalyseerd, waarschuwt Brown."}], "gli_item": {"publishers": [{"date": "2012-09-23 15:16:01", "url": "http://www.volkskrant.nl", "type": "publisher", "title": "de Volkskrant"}], "script_content": "", "end_date": null, "title": "Tiende planeet wellicht groter dan Pluto", "pk_id": 30937, "tags": [{"type": "sitetag", "title": "Pluto"}, {"type": "sitetag", "title": "IJsdwergen"}], "excerpt": "\n
De tiende planeet die vorig jaar is ontdekt in de buitendelen van het zonnestelsel, is dertig procent groter dan Pluto. Dat concluderen Duitse astronomen op basis van metingen met een infraroodtelescoop in Spanje. Uit de waargenomen warmtestraling van het planeetje (dat officieel 2003 UB313 heet) volgt een middellijn van 3000 kilometer. De resultaten zijn deze week gepubliceerd in Nature. \n
Fotos van het ijsplaneetje die in december zijn gemaakt met de Hubble Space Telescope lijken overigens op een veel kleinere middellijn te wijzen, zo meldde ontdekker Mike Brown van het California Institute of Technology vorige week. Op de Hubble-fotos lijkt 2003 UB313 hooguit een fractie groter te zijn dan Pluto. Maar de opnamen zijn nog niet volledig geanalyseerd, waarschuwt Brown.", "slug": "tiende-planeet-wellicht-groter-dan-pluto", "language": "nl", "end_date_tuple": [], "sources": [], "location": [], "start_date_tuple": [2006, 2, 4, 0, 0, 0], "auto_excerpt": false, "type": "genericlistitem", "start_date": "2006-02-04 00:00:00", "categories": [], "view": "index"}, "title": "Tiende planeet wellicht groter dan Pluto"}, {"url": "/actueel/artikelen/_detail/gli/threes-company-for-pluto/", "items": [{"term": "IJsdwergen", "excerpt": "
Astronomers have discovered two new moons around Pluto, raising the planet's known number of satellites to three. Measuring some 50 to 150 kilometers across, the new moons are much smaller than Charon, the 1192-km diameter satellite of Pluto discovered in 1978. Astronomers believe the small moons, temporarily designated S/2005 P1 and S/2005 P2, may be rubble from the same primordial collision that gave birth to Charon and could shed new light on the early history of the outer solar system. \n
The new moons were first spotted on 15 June by Max Mutchler, an instrument analyst at the Space Telescope Science Institute in Baltimore, Maryland. He was studying photos of Pluto taken on 15 and 18 May by the Hubble Space Telescope as part of a dedicated satellite search. Last week, astronomers Marc Buie of Lowell Observatory in Flagstaff, Arizona, and Eliot Young of the Southwest Research Institute (SwRI) in Boulder, Colorado, also found the two tiny moons on Hubble photos made on 14 June 2002. The discovery was subsequently announced on Halloween in an electronic circular by the International Astronomical Union. \"I thought it was a Trick-or-Treat joke for a moment,\" says Jim Christy, the discoverer of Charon. \n
Alan Stern of SwRI, who led the discovery team together with Hal Weaver of Johns Hopkins University in Baltimore, says he is surprised by how compact Pluto's satellite system is. Charon orbits Pluto at a distance of some 22,000 kilometers, while the new moons are about 50,000 and 65,000 kilometers away. Christy says he thought additional satellites this close to the planet would be unlikely, given the disruptive gravitational tug of Pluto and Charon. \n
Attempts in September to see the new satellites with large ground-based telescopes were unsuccessful, and final confirmation of their existence will have to await new Hubble observations in mid-February 2006. By then, NASA will have launched its New Horizons spacecraft, set to flyby Pluto in the summer of 2015 (ScienceNOW, 11 August 2004:). \"We [now] have four objects to divide our attention among at Pluto, rather than two,\" says Stern, who is New Horizon's principal investigator. \"I wish we had a second spacecraft, given the richness of the system.\"
Background information on the discovery"}], "gli_item": {"publishers": [{"date": "2012-09-23 15:16:01", "url": "http://sciencenow.sciencemag.org/", "type": "publisher", "title": "sciencenow.org"}], "script_content": "", "end_date": null, "title": "Three's Company for Pluto", "pk_id": 30891, "tags": [{"type": "sitetag", "title": "Pluto"}, {"type": "sitetag", "title": "IJsdwergen"}], "excerpt": "
Astronomers have discovered two new moons around Pluto, raising the planet's known number of satellites to three. Measuring some 50 to 150 kilometers across, the new moons are much smaller than Charon, the 1192-km diameter satellite of Pluto discovered in 1978. Astronomers believe the small moons, temporarily designated S/2005 P1 and S/2005 P2, may be rubble from the same primordial collision that gave birth to Charon and could shed new light on the early history of the outer solar system. \n
The new moons were first spotted on 15 June by Max Mutchler, an instrument analyst at the Space Telescope Science Institute in Baltimore, Maryland. He was studying photos of Pluto taken on 15 and 18 May by the Hubble Space Telescope as part of a dedicated satellite search. Last week, astronomers Marc Buie of Lowell Observatory in Flagstaff, Arizona, and Eliot Young of the Southwest Research Institute (SwRI) in Boulder, Colorado, also found the two tiny moons on Hubble photos made on 14 June 2002. The discovery was subsequently announced on Halloween in an electronic circular by the International Astronomical Union. \"I thought it was a Trick-or-Treat joke for a moment,\" says Jim Christy, the discoverer of Charon. \n
Alan Stern of SwRI, who led the discovery team together with Hal Weaver of Johns Hopkins University in Baltimore, says he is surprised by how compact Pluto's satellite system is. Charon orbits Pluto at a distance of some 22,000 kilometers, while the new moons are about 50,000 and 65,000 kilometers away. Christy says he thought additional satellites this close to the planet would be unlikely, given the disruptive gravitational tug of Pluto and Charon. \n
Attempts in September to see the new satellites with large ground-based telescopes were unsuccessful, and final confirmation of their existence will have to await new Hubble observations in mid-February 2006. By then, NASA will have launched its New Horizons spacecraft, set to flyby Pluto in the summer of 2015 (ScienceNOW, 11 August 2004:). \"We [now] have four objects to divide our attention among at Pluto, rather than two,\" says Stern, who is New Horizon's principal investigator. \"I wish we had a second spacecraft, given the richness of the system.\"
Background information on the discovery", "slug": "threes-company-for-pluto", "language": "en", "end_date_tuple": [], "sources": [], "location": [], "start_date_tuple": [2005, 11, 1, 0, 0, 0], "auto_excerpt": false, "type": "genericlistitem", "start_date": "2005-11-01 00:00:00", "categories": [], "view": "index"}, "title": "Three's Company for Pluto"}, {"url": "/actueel/artikelen/_detail/gli/net-ontdekte-maantjes-bij-pluto-missen-nog-echte-n/", "items": [{"term": "IJsdwergen", "excerpt": "\n
Bij de kleine planeet Pluto zijn twee nieuwe maantjes ontdekt. Sinds 1978 is al bekend dat Pluto één relatief grote maan heeft, Charon geheten. Sterrenkundigen hopen dat de ontdekking van de nieuwe maantjes informatie oplevert over de ontstaansgeschiedenis van Pluto. \n
Pluto werd 75 jaar geleden ontdekt. Eigenlijk is het geen echte planeet, maar een zogeheten ijsdwerg, waarvan er inmiddels vele honderden gevonden zijn buiten de baan van Neptunus. De meeste ijsdwergen zijn veel kleiner dan Pluto, maar afgelopen zomer werd er een gevonden die groter is, en die ook vergezeld wordt door een maan. \n
De nieuwe maantjes zijn afgelopen voorjaar gefotografeerd door de Hubble Space Telescope. Ze zijn voorlopig S/2005 P1 en S/2005 P2 genoemd (de S staat voor satelliet; de P voor Pluto). In februari 2006 zijn nieuwe Hubble-waarnemingen gepland en zullen de maantjes waarschijnlijk echte namen krijgen. \n
Pluto heeft een middellijn van 2284 kilometer; Charon is met 1192 kilometer ongeveer half zo groot. De nieuwe maantjes zijn een stuk kleiner: naar schatting tussen 50 en 150 kilometer in middellijn. Ze draaien op grotere afstand rond de planeet dan Charon, met omlooptijden van 38 en 25 dagen. \n
Op 11 januari wordt de NASA-ruimtesonde New Horizons gelanceerd, die in 2015 op korte afstand langs Pluto zal vliegen. Met de ontdekking van de twee nieuwe maantjes moet New Horizons straks opeens vier objecten bestuderen in plaats van twee. \n
Het team van ontdekkers, onder leiding van Hal Weaver van de Johns Hopkins-universiteit in Baltimore, is er vrij zeker van dat er geen andere manen rond Pluto draaien die groter zijn dan twintig kilometer."}], "gli_item": {"publishers": [{"date": "2012-09-23 15:16:01", "url": "http://www.volkskrant.nl", "type": "publisher", "title": "de Volkskrant"}], "script_content": "", "end_date": null, "title": "Net ontdekte maantjes bij Pluto missen nog echte namen", "pk_id": 30890, "tags": [{"type": "sitetag", "title": "IJsdwergen"}, {"type": "sitetag", "title": "Pluto"}], "excerpt": "\n
Bij de kleine planeet Pluto zijn twee nieuwe maantjes ontdekt. Sinds 1978 is al bekend dat Pluto één relatief grote maan heeft, Charon geheten. Sterrenkundigen hopen dat de ontdekking van de nieuwe maantjes informatie oplevert over de ontstaansgeschiedenis van Pluto. \n
Pluto werd 75 jaar geleden ontdekt. Eigenlijk is het geen echte planeet, maar een zogeheten ijsdwerg, waarvan er inmiddels vele honderden gevonden zijn buiten de baan van Neptunus. De meeste ijsdwergen zijn veel kleiner dan Pluto, maar afgelopen zomer werd er een gevonden die groter is, en die ook vergezeld wordt door een maan. \n
De nieuwe maantjes zijn afgelopen voorjaar gefotografeerd door de Hubble Space Telescope. Ze zijn voorlopig S/2005 P1 en S/2005 P2 genoemd (de S staat voor satelliet; de P voor Pluto). In februari 2006 zijn nieuwe Hubble-waarnemingen gepland en zullen de maantjes waarschijnlijk echte namen krijgen. \n
Pluto heeft een middellijn van 2284 kilometer; Charon is met 1192 kilometer ongeveer half zo groot. De nieuwe maantjes zijn een stuk kleiner: naar schatting tussen 50 en 150 kilometer in middellijn. Ze draaien op grotere afstand rond de planeet dan Charon, met omlooptijden van 38 en 25 dagen. \n
Op 11 januari wordt de NASA-ruimtesonde New Horizons gelanceerd, die in 2015 op korte afstand langs Pluto zal vliegen. Met de ontdekking van de twee nieuwe maantjes moet New Horizons straks opeens vier objecten bestuderen in plaats van twee. \n
Het team van ontdekkers, onder leiding van Hal Weaver van de Johns Hopkins-universiteit in Baltimore, is er vrij zeker van dat er geen andere manen rond Pluto draaien die groter zijn dan twintig kilometer.", "slug": "net-ontdekte-maantjes-bij-pluto-missen-nog-echte-n", "language": "nl", "end_date_tuple": [], "sources": [], "location": [], "start_date_tuple": [2005, 11, 1, 0, 0, 0], "auto_excerpt": false, "type": "genericlistitem", "start_date": "2005-11-01 00:00:00", "categories": [], "view": "index"}, "title": "Net ontdekte maantjes bij Pluto missen nog echte namen"}, {"url": "/actueel/artikelen/_detail/gli/rumoer-rond-de-tiende-planeet/", "items": [{"term": "IJsdwergen", "excerpt": "
Luttele maanden geleden werd hij ontdekt: de tiende planeet in ons zonnestelsel. Maar ís het wel een planeet? En Pluto dan? Over wat een planeet is, wordt hevig getwist. \n
Mike Brown komt nauwelijks meer aan werken toe. Deze zomer maakte de Amerikaanse astronoom de ontdekking bekend van een tiende planeet. Sindsdien staat de telefoon op het California Institute of Technology niet stil, loopt Browns mailbox over, en is hij verwikkeld geraakt in een welles-nietes-affaire met Spaanse collegas. Nee, ik ga niet naar Cambridge, meldde hij eind augustus, aan de vooravond van een groot internationaal planetencongres in de Britse universiteitsstad. Ik maak even wat tijd vrij voor mijn pasgeboren dochtertje Lila. \n
Browns mede-ontdekkers David Rabinowitz (type oudere nerd, schuchter en met een net iets te grote bril) en Chad Trujillo (type vrolijke jonge postdoc met lange paardenstaart) moesten in Cambridge de honneurs waarnemen. Maar tijdens een rommelige persconferentie werden netelige vragen terzijde geschoven door de press officer van de Division of Planetary Sciences van de American Astronomical Society. Niemand lijkt zijn vingers te willen branden aan de perikelen rond de tiende planeet, die voorlopig alleen nog maar een nummer draagt en waarvan niemand weet of het eigenlijk wel een planeet ís. \n
2003 UB313 is het grootste object dat in het zonnestelsel ontdekt is sinds 1846. Groot nieuws dus. Brown had het zelf wereldkundig willen maken op het planetencongres in Cambridge. Aandacht verzekerd. In plaats daarvan deed hij het op 29 juli, midden in de zomer, op een vrijdagmiddag, het slechtst denkbare moment voor een persconferentie, in zijn eigen woorden. De reden: er waren mogelijk kapers op de kust, die na wat spiek- en jatwerk met de eer zouden kunnen gaan strijken. \n
Buitenbeentje \n
Dat er buiten de baan van Neptunus hemellichamen moeten bestaan die groter zijn dan Pluto, daar twijfelde Brown al een paar jaar niet aan. Sinds 1992 zijn er vele honderden ijsdwergen in deze koude buitendelen van het zonnestelsel ontdekt, en sterrenkundigen zijn het er vrijwel unaniem over eens dat je Pluto beter kunt bestempelen als de koning der ijsdwergen dan als het buitenbeentje onder de planeten. Maar hoewel er de laatste jaren een paar flinke zwaargewichten zijn gevonden (waaronder Quaoar en Sedna, door Browns eigen team), liet een nieuwe recordhouder op zich wachten. \n
Totdat 2003 UB313 zich aandiende. Zoals de naam al aangaf, werd hij ondekt op fotos die in 2003 al waren gemaakt, maar Brown hield het nieuws nog even onder de pet, om eerst meer over het hemellichaam te weten te komen. Zo kon de baan bepaald worden (langgerekt en sterk geheld, met een omlooptijd van 560 jaar), en werd informatie verkregen over de middellijn. Die is niet echt gemeten, maar afgeleid uit de waargenomen helderheid. Zelfs als je aanneemt dat de ijsdwerg honderd procent van het opvallende licht reflecteert, dan nog moet hij groter zijn dan Pluto, aldus Brown. \n
Een nieuwe planeet dus. Nummer tien. Tenminste, als je vindt dat Pluto óók een planeet is. Daar had Brown een paar jaar geleden nog zijn twijfels over, maar inmiddels is hij om. Pluto wordt al sinds vlak na de ontdekking in 1930 een planeet genoemd, en daar moet je niks meer aan willen veranderen, zegt hij nu. En dan is 2003 UB313 er dus ook een, en gaat Mike Brown de geschiedenisboekjes in als de ontdekker van de tiende planeet. Voor die vorm van onsterfelijkheid wil je je mening wel herzien. \n
Heftige emoties \n
Het had trouwens een haar gescheeld of de eer was te beurt gevallen aan José-Luis Ortiz en zijn collegas van het Andalusische Instituut voor Astrofysica in Granada. Een andere grote ijsdwerg die door Brown, Rabinowitz en Trujillo was gevonden, 2003 EL61, werd door het team van Ortiz gekaapt. Volgens Brown dan. De Spanjaarden hadden zitten neuzen op een website van de telescoop waarmee het object was gefotografeerd, wisten op die manier de positie aan de hemel uit te vogelen, en claimden een paar dagen later de ontdekking zonder melding te maken van hun werkwijze. Toen Brown hiervan op de hoogte werd gesteld, zag hij in gedachten ook 2003 UB313 aan zijn neus voorbijgaan, en werd in allerijl die vrijdagmiddagse persconferentie op poten gezet. \n
Op een maillijst van planetoïden- en ijsdwergenjagers liepen de emoties in de weken daarna hoog op. Ortiz gaf via een collega pas na heel lang aandringen zijn eigen visie op het voorval, en kwam met een semi-onschuldig verhaal dat nooit bewezen of weerlegd kan worden. Medestanders van Brown (die zelf ook niet aan de discussie deelnam) bleven rijkelijk strooien met onfrisse beschuldigingen en verdachtmakingen het online archief van de maillijst is een verrukkelijke informatiebron voor toekomstige wetenschapshistorici en -sociologen. \n
Hoe het ook zij, de Spanjaarden staan officieel te boek als de ontdekkers van EL61 (die weliswaar een slagje kleiner is dan Pluto, maar volgens Rabinowitz enorm veel interessanter); de Amerikanen hebben hun naam verbonden aan UB313. Hoe het nieuwe object gaat heten, is echter nog steeds niet bekend, omdat eerst vastgesteld moet worden of het gewoon de zoveelste ijsdwerg is, of misschien toch echt een tiende planeet. In het eerste geval mag Browns team een naam voorstellen (ze gebruiken nu Xena als bijnaam); in het laatste geval moet de Internationale Astronomische Unie erover beslissen. \n
Definitie \n
Dat beslissen valt nog lang niet mee. Een speciale commissie heeft zich de afgelopen weken gebogen over de definitie van een planeet. Over de planeetstatus van Mercurius, Venus, de aarde, Mars, Jupiter, Saturnus, Uranus en Neptunus bestaat geen twijfel. Maar telt Pluto ook mee? En zo ja, is dat dan uitsluitend op historische gronden? En wat betekent dat voor andere plutos die groter zijn? Hebben we straks acht, negen of tien planeten? En gaat het aantal de komende jaren nog groeien? Het panel is er nog niet uit, hoewel er inmiddels een voorstel ligt om de term planeet alleen nog maar te gebruiken met een passend bijvoeglijk voornaamwoord. \n
De vier kleine planeten in de binnendelen van het zonnestelsel (waaronder de aarde) heten dan de aardse (of terrestrische) planeten; Jupiter, Saturnus, Uranus en Neptunus zijn de gasreuzen (of de reuzenplaneten), en objecten als Pluto, Sedna en 2003 UB313 zouden dan trans-neptunische planeten genoemd worden. Over de vraag wat dat betekent voor de naamgeving is nog niets bekend, en het huidige voorstel wordt overigens niet door alle panelleden onderschreven. De Internationale Astronomische Unie heeft straks het laatste woord, hoewel het uiteindelijk natuurlijk de man in de straat is die bepaalt hoe hij Pluto wil noemen. \n
Browns voorstel is simpel: Pluto is een planeet omdat we dat nu eenmaal langgeleden zo hebben afgesproken, en dan is alles wat groter is dan Pluto óók een planeet. Grote kans dat hij straks ook de nummers 11, 12 en 13 ontdekt. Probleem blijft natuurlijk dat je de middellijn van zon object nooit precies kunt meten, dus er zullen altijd twijfelgevallen zijn. Andere astronomen, zoals Alan Stern van het Southwest Research Institute, willen terug naar acht. Pluto en zijn soortgenoten zijn dan allemaal ijsdwergen, die in feite veel minder uitzonderlijk zijn dan de echte planeten, vanwege hun enorme aantal. \n
En zo blijft de tiende planeet voorlopig nog een naamloos object, waar misschien geen pasklaar hokje voor bestaat. Wie weet wat er straks nog meer ontdekt wordt in de periferie van het zonnestelsel. De concurrentie tussen de teams van Brown en Ortiz is heviger dan ooit, en nu er sprake is van een nieuwe hype in de astronomie, staan andere astronomen ook te trappelen om aan de jacht deel te gaan nemen. Het wachten is op de volgende ontdekking. Wat is er ook eigenlijk mis met een zonnestelsel dat vijftig planeten telt? \n
De tiende planeet \n\nOfficiële aanduiding: 2003 UB313 \nOfficieuze naam: Xena \nOntdekkers: Mike Brown, David Rabionwitz en Chad Trujillo \nOntdekkingsdatum: 5 januari 2005 (op fotos uit 2003) \nBekendmaking ontdekking: 29 juli 2005 \nGeschatte middellijn: 2860 km (aarde: 12.756 km)\nSamenstelling: IJs en gesteenten \nHuidige afstand tot de zon: 14,6 miljard km \nKleinste afstand tot de zon: 5,7 miljard km (in het jaar 2257) (aarde: 147,1 miljoen km)\nOmlooptijd: 560 jaar \nBaanhelling: 44 graden\n\n
Kader: Definitie gezocht\n
Hoe definieer je een planeet? Een niet zelf lichtend hemellichaam in een vaste baan om de zon, zegt Van Dale. Maar dan zijn de tienduizenden planetoïden, met afmetingen van enkele tientallen tot een paar honderd kilometer, ook allemaal planeten, en dat kan niet de bedoeling zijn. Moet je dan een minimum afmeting voorschrijven, bijvoorbeeld alles wat groter is dan Pluto (2274 kilometer)? Ook geen bruikbaar idee: van verre hemellichamen is de middellijn niet nauwkeurig bekend, en het is ook raar om twee vrijwel identieke objecten anders te classificeren omdat de ene net een kilometertje kleiner is. \n
Samenstelling dan? Ook dat werkt niet, want de huidige planeten hebben al een zeer uiteenlopende opbouw, van gesteenten en metalen (Mercurius) via gas en vloeistof (Jupiter) tot ijs (Pluto). Ontstaanswijze? Klinkt logisch, ware het niet dat niet precies bekend is hoe de planeten zijn ontstaan, en dat je dat van een nieuw ontdekt hemellichaam natuurlijk ook niet meteen weet. Plaats in het zonnestelsel? Beetje gek de fysische eigenschappen zouden toch zwaarder moeten wegen dan de min of meer toevallige locatie. \n
Misschien moeten we wel gewoon toegeven dat het woord planeet een fossiel overblijfsel is uit de tijd dat het zonnestelsel nog overzichtelijk in elkaar zat. Dan is het ook niet zo erg om gewoon af te spreken dat alleen Mercurius, Venus, Aarde, Mars, Jupiter, Saturnus, Uranus en Neptunus zo genoemd mogen worden. Acht planeten, en daarmee basta. Dat de grote ijsdwerg Pluto een tijdje als planeet te boek heeft gestaan is dan een historische fout die eindelijk maar eens rechtgezet moet worden.
Website van Mike Brown"}], "gli_item": {"publishers": [{"date": "2012-09-23 15:15:52", "url": "http://www.intermediair.nl/", "type": "publisher", "title": "Intermediair"}], "script_content": "", "end_date": null, "title": "Rumoer rond de tiende planeet", "pk_id": 30881, "tags": [{"type": "sitetag", "title": "IJsdwergen"}, {"type": "sitetag", "title": "Zon/Zonnestelsel"}], "excerpt": "
Luttele maanden geleden werd hij ontdekt: de tiende planeet in ons zonnestelsel. Maar ís het wel een planeet? En Pluto dan? Over wat een planeet is, wordt hevig getwist. \n
Mike Brown komt nauwelijks meer aan werken toe. Deze zomer maakte de Amerikaanse astronoom de ontdekking bekend van een tiende planeet. Sindsdien staat de telefoon op het California Institute of Technology niet stil, loopt Browns mailbox over, en is hij verwikkeld geraakt in een welles-nietes-affaire met Spaanse collegas. Nee, ik ga niet naar Cambridge, meldde hij eind augustus, aan de vooravond van een groot internationaal planetencongres in de Britse universiteitsstad. Ik maak even wat tijd vrij voor mijn pasgeboren dochtertje Lila. \n
Browns mede-ontdekkers David Rabinowitz (type oudere nerd, schuchter en met een net iets te grote bril) en Chad Trujillo (type vrolijke jonge postdoc met lange paardenstaart) moesten in Cambridge de honneurs waarnemen. Maar tijdens een rommelige persconferentie werden netelige vragen terzijde geschoven door de press officer van de Division of Planetary Sciences van de American Astronomical Society. Niemand lijkt zijn vingers te willen branden aan de perikelen rond de tiende planeet, die voorlopig alleen nog maar een nummer draagt en waarvan niemand weet of het eigenlijk wel een planeet ís. \n
2003 UB313 is het grootste object dat in het zonnestelsel ontdekt is sinds 1846. Groot nieuws dus. Brown had het zelf wereldkundig willen maken op het planetencongres in Cambridge. Aandacht verzekerd. In plaats daarvan deed hij het op 29 juli, midden in de zomer, op een vrijdagmiddag, het slechtst denkbare moment voor een persconferentie, in zijn eigen woorden. De reden: er waren mogelijk kapers op de kust, die na wat spiek- en jatwerk met de eer zouden kunnen gaan strijken. \n
Buitenbeentje \n
Dat er buiten de baan van Neptunus hemellichamen moeten bestaan die groter zijn dan Pluto, daar twijfelde Brown al een paar jaar niet aan. Sinds 1992 zijn er vele honderden ijsdwergen in deze koude buitendelen van het zonnestelsel ontdekt, en sterrenkundigen zijn het er vrijwel unaniem over eens dat je Pluto beter kunt bestempelen als de koning der ijsdwergen dan als het buitenbeentje onder de planeten. Maar hoewel er de laatste jaren een paar flinke zwaargewichten zijn gevonden (waaronder Quaoar en Sedna, door Browns eigen team), liet een nieuwe recordhouder op zich wachten. \n
Totdat 2003 UB313 zich aandiende. Zoals de naam al aangaf, werd hij ondekt op fotos die in 2003 al waren gemaakt, maar Brown hield het nieuws nog even onder de pet, om eerst meer over het hemellichaam te weten te komen. Zo kon de baan bepaald worden (langgerekt en sterk geheld, met een omlooptijd van 560 jaar), en werd informatie verkregen over de middellijn. Die is niet echt gemeten, maar afgeleid uit de waargenomen helderheid. Zelfs als je aanneemt dat de ijsdwerg honderd procent van het opvallende licht reflecteert, dan nog moet hij groter zijn dan Pluto, aldus Brown. \n
Een nieuwe planeet dus. Nummer tien. Tenminste, als je vindt dat Pluto óók een planeet is. Daar had Brown een paar jaar geleden nog zijn twijfels over, maar inmiddels is hij om. Pluto wordt al sinds vlak na de ontdekking in 1930 een planeet genoemd, en daar moet je niks meer aan willen veranderen, zegt hij nu. En dan is 2003 UB313 er dus ook een, en gaat Mike Brown de geschiedenisboekjes in als de ontdekker van de tiende planeet. Voor die vorm van onsterfelijkheid wil je je mening wel herzien. \n
Heftige emoties \n
Het had trouwens een haar gescheeld of de eer was te beurt gevallen aan José-Luis Ortiz en zijn collegas van het Andalusische Instituut voor Astrofysica in Granada. Een andere grote ijsdwerg die door Brown, Rabinowitz en Trujillo was gevonden, 2003 EL61, werd door het team van Ortiz gekaapt. Volgens Brown dan. De Spanjaarden hadden zitten neuzen op een website van de telescoop waarmee het object was gefotografeerd, wisten op die manier de positie aan de hemel uit te vogelen, en claimden een paar dagen later de ontdekking zonder melding te maken van hun werkwijze. Toen Brown hiervan op de hoogte werd gesteld, zag hij in gedachten ook 2003 UB313 aan zijn neus voorbijgaan, en werd in allerijl die vrijdagmiddagse persconferentie op poten gezet. \n
Op een maillijst van planetoïden- en ijsdwergenjagers liepen de emoties in de weken daarna hoog op. Ortiz gaf via een collega pas na heel lang aandringen zijn eigen visie op het voorval, en kwam met een semi-onschuldig verhaal dat nooit bewezen of weerlegd kan worden. Medestanders van Brown (die zelf ook niet aan de discussie deelnam) bleven rijkelijk strooien met onfrisse beschuldigingen en verdachtmakingen het online archief van de maillijst is een verrukkelijke informatiebron voor toekomstige wetenschapshistorici en -sociologen. \n
Hoe het ook zij, de Spanjaarden staan officieel te boek als de ontdekkers van EL61 (die weliswaar een slagje kleiner is dan Pluto, maar volgens Rabinowitz enorm veel interessanter); de Amerikanen hebben hun naam verbonden aan UB313. Hoe het nieuwe object gaat heten, is echter nog steeds niet bekend, omdat eerst vastgesteld moet worden of het gewoon de zoveelste ijsdwerg is, of misschien toch echt een tiende planeet. In het eerste geval mag Browns team een naam voorstellen (ze gebruiken nu Xena als bijnaam); in het laatste geval moet de Internationale Astronomische Unie erover beslissen. \n
Definitie \n
Dat beslissen valt nog lang niet mee. Een speciale commissie heeft zich de afgelopen weken gebogen over de definitie van een planeet. Over de planeetstatus van Mercurius, Venus, de aarde, Mars, Jupiter, Saturnus, Uranus en Neptunus bestaat geen twijfel. Maar telt Pluto ook mee? En zo ja, is dat dan uitsluitend op historische gronden? En wat betekent dat voor andere plutos die groter zijn? Hebben we straks acht, negen of tien planeten? En gaat het aantal de komende jaren nog groeien? Het panel is er nog niet uit, hoewel er inmiddels een voorstel ligt om de term planeet alleen nog maar te gebruiken met een passend bijvoeglijk voornaamwoord. \n
De vier kleine planeten in de binnendelen van het zonnestelsel (waaronder de aarde) heten dan de aardse (of terrestrische) planeten; Jupiter, Saturnus, Uranus en Neptunus zijn de gasreuzen (of de reuzenplaneten), en objecten als Pluto, Sedna en 2003 UB313 zouden dan trans-neptunische planeten genoemd worden. Over de vraag wat dat betekent voor de naamgeving is nog niets bekend, en het huidige voorstel wordt overigens niet door alle panelleden onderschreven. De Internationale Astronomische Unie heeft straks het laatste woord, hoewel het uiteindelijk natuurlijk de man in de straat is die bepaalt hoe hij Pluto wil noemen. \n
Browns voorstel is simpel: Pluto is een planeet omdat we dat nu eenmaal langgeleden zo hebben afgesproken, en dan is alles wat groter is dan Pluto óók een planeet. Grote kans dat hij straks ook de nummers 11, 12 en 13 ontdekt. Probleem blijft natuurlijk dat je de middellijn van zon object nooit precies kunt meten, dus er zullen altijd twijfelgevallen zijn. Andere astronomen, zoals Alan Stern van het Southwest Research Institute, willen terug naar acht. Pluto en zijn soortgenoten zijn dan allemaal ijsdwergen, die in feite veel minder uitzonderlijk zijn dan de echte planeten, vanwege hun enorme aantal. \n
En zo blijft de tiende planeet voorlopig nog een naamloos object, waar misschien geen pasklaar hokje voor bestaat. Wie weet wat er straks nog meer ontdekt wordt in de periferie van het zonnestelsel. De concurrentie tussen de teams van Brown en Ortiz is heviger dan ooit, en nu er sprake is van een nieuwe hype in de astronomie, staan andere astronomen ook te trappelen om aan de jacht deel te gaan nemen. Het wachten is op de volgende ontdekking. Wat is er ook eigenlijk mis met een zonnestelsel dat vijftig planeten telt? \n
De tiende planeet \n\nOfficiële aanduiding: 2003 UB313 \nOfficieuze naam: Xena \nOntdekkers: Mike Brown, David Rabionwitz en Chad Trujillo \nOntdekkingsdatum: 5 januari 2005 (op fotos uit 2003) \nBekendmaking ontdekking: 29 juli 2005 \nGeschatte middellijn: 2860 km (aarde: 12.756 km)\nSamenstelling: IJs en gesteenten \nHuidige afstand tot de zon: 14,6 miljard km \nKleinste afstand tot de zon: 5,7 miljard km (in het jaar 2257) (aarde: 147,1 miljoen km)\nOmlooptijd: 560 jaar \nBaanhelling: 44 graden\n\n
Kader: Definitie gezocht\n
Hoe definieer je een planeet? Een niet zelf lichtend hemellichaam in een vaste baan om de zon, zegt Van Dale. Maar dan zijn de tienduizenden planetoïden, met afmetingen van enkele tientallen tot een paar honderd kilometer, ook allemaal planeten, en dat kan niet de bedoeling zijn. Moet je dan een minimum afmeting voorschrijven, bijvoorbeeld alles wat groter is dan Pluto (2274 kilometer)? Ook geen bruikbaar idee: van verre hemellichamen is de middellijn niet nauwkeurig bekend, en het is ook raar om twee vrijwel identieke objecten anders te classificeren omdat de ene net een kilometertje kleiner is. \n
Samenstelling dan? Ook dat werkt niet, want de huidige planeten hebben al een zeer uiteenlopende opbouw, van gesteenten en metalen (Mercurius) via gas en vloeistof (Jupiter) tot ijs (Pluto). Ontstaanswijze? Klinkt logisch, ware het niet dat niet precies bekend is hoe de planeten zijn ontstaan, en dat je dat van een nieuw ontdekt hemellichaam natuurlijk ook niet meteen weet. Plaats in het zonnestelsel? Beetje gek de fysische eigenschappen zouden toch zwaarder moeten wegen dan de min of meer toevallige locatie. \n
Misschien moeten we wel gewoon toegeven dat het woord planeet een fossiel overblijfsel is uit de tijd dat het zonnestelsel nog overzichtelijk in elkaar zat. Dan is het ook niet zo erg om gewoon af te spreken dat alleen Mercurius, Venus, Aarde, Mars, Jupiter, Saturnus, Uranus en Neptunus zo genoemd mogen worden. Acht planeten, en daarmee basta. Dat de grote ijsdwerg Pluto een tijdje als planeet te boek heeft gestaan is dan een historische fout die eindelijk maar eens rechtgezet moet worden.
Website van Mike Brown", "slug": "rumoer-rond-de-tiende-planeet", "language": "nl", "end_date_tuple": [], "sources": [], "location": [], "start_date_tuple": [2005, 10, 6, 0, 0, 0], "auto_excerpt": false, "type": "genericlistitem", "start_date": "2005-10-06 00:00:00", "categories": [], "view": "index"}, "title": "Rumoer rond de tiende planeet"}, {"url": "/actueel/artikelen/_detail/gli/tiende-planeet-onttroont-pluto/", "items": [{"term": "IJsdwergen", "excerpt": "\n
Vijfenzeventig jaar na de ontdekking van Pluto hebben Amerikaanse sterrenkundigen een tiende planeet in het zonnestelsel gevonden. De nieuwe planeet, die nog geen officiële naam heeft gekregen, lijkt als twee druppels water op Pluto, maar hij is een stuk groter. De ontdekking werd op vrijdag 29 juli bekendgemaakt op een persconferentie. \n
De planeet is ontdekt door een team van het California Institute of Technology (Caltech) onder leiding van Mike Brown. Brown en zijn collegas maken al jarenlang jacht op kleine, verre objecten in de buitengebieden van het zonnestelsel. Daarbij gebruiken ze de Samuel Oschin-telescoop van de sterrenwacht op Palomar Mountain in Californië. \n
De fotos waarop de planeet is gevonden, werden al gemaakt op 21 oktober 2003. De voorlopige aanduiding van de tiende planeet is 2003 UB313. Pas op 5 januari 2005 bleek uit een zorgvuldige computeranalyse dat één van de talloze lichtstipjes op de fotos heel langzaam van plaats verandert. \n
2003 UB313 beschrijft een grote, langgerekte baan om de zon, met een omlooptijd van niet minder dan 560 jaar. Die baan ligt enorm scheef ten opzichte van de banen van de andere planeten zelfs veel schever dan de baan van Pluto, die ook al een grote baanhelling vertoont. De nieuwe planeet komt nooit dichter bij de zon dan 5,7 miljard kilometer. In het verste punt van zijn baan staat hij zelfs op een afstand van 14,5 miljard kilometer van de zon bijna honderd maal zo ver als de aarde. \n
Niemand weet precies hoe groot 2003 UB313 is. Op de fotos is slechts een nietig lichtstipje zichtbaar. De waargenomen helderheid daarvan kan betekenen dat het hemellichaam relatief groot is, of een sterk reflecterend oppervlak heeft. Maar zelfs in het onwaarschijnlijke geval dat het oppervlak van de nieuwe planeet al het opvallende zonlicht weerkaatst, moet hij nog iets groter zijn dan Pluto. \n
IJsdwergen \n
Inmiddels is de tiende planeet gedetailleerd waargenomen met de 8-meter Gemini North Telescope op Mauna Kea, Hawaii. Uit die spectroscopische metingen blijkt dat het object qua samenstelling veel lijkt op Pluto, met een ijskoud oppervlak van bevroren methaan. Waarschijnlijk is het reflecterend vermogen dus ook gelijk: circa zestig procent. Dat betekent dat 2003 UB313 een middellijn heeft van 2860 kilometer ruim tachtig procent van de middellijn van de maan. Toekomstige metingen, onder andere met de Spitzer Space Telescope en met de Hubble Space Telescope, moeten daar meer duidelijkheid over verschaffen. \n
De afgelopen jaren heeft het Caltech-team van Brown meer ijzige objecten ontdekt in de buitengebieden van het zonnestelsel. Een daarvan, Sedna genaamd, werd vorig jaar gevonden, en is toen ook wel omschreven als de tiende planeet, hoewel van meet af aan duidelijk was dat hij een stuk kleiner is dan Pluto. Tegelijk met de vondst van 2003 UB313 werd de ontdekking bekend gemaakt van twee andere grote ijsdwergen: 2003 EL61 en 2005 FY9. Die draaien in kleinere banen, met omlooptijden van 285 en 307 jaar, maar net als Sedna zijn ze een stuk kleiner dan Pluto. \n
Al deze bevroren hemellichamen (in totaal zijn er al vele honderden ontdekt, sommige niet groter dan een paar honderd kilometer) maken deel uit van de Kuipergordel een uitgestrekte, afgeplatte band van ijzige mini-planeten, waarvan de eerste in 1992 werd gevonden. Veel van die objecten bewegen in vergelijkbare banen als Pluto, en de negende planeet (in 1930 ontdekt door Clyde Tombaugh) werd dan ook algemeen gezien als de koning der ijsdwergen. \n
Met de ontdekking van 2003 UB313 is koning Pluto echter van zijn troon gestoten. En daarmee is de discussie over de status van Pluto (én van 2003 UB313) opnieuw actueel. Veel sterrenkundigen zijn van mening dat de ijsdwergen een compleet andere categorie vormen dan de gewone planeten, en dat dus ook Pluto eigenlijk geen planeet is. \n
Brown heeft vanzelfsprekend een iets andere kijk op de zaak. Hij wil graag dat zijn team de geschiedenis ingaat als de ontdekker van de tiende planeet. Zijn voorstel is dat Pluto gewoon een planeet genoemd blijft worden (zoals al driekwart eeuw het geval is), en dat alle objecten in het zonnestelsel die groter zijn dan Pluto óók dat etiketje krijgen. Op die manier beschouwd is 2003 UB313 nummer tien. De verwachting is dat er binnen niet al te lange tijd nog een paar gevonden zullen worden.
Webpagina van Mike Brown over 2003 UB313"}], "gli_item": {"publishers": [{"date": "2012-09-23 15:16:01", "url": "https://www.eoswetenschap.eu/", "type": "publisher", "title": "Eos"}], "script_content": "", "end_date": null, "title": "Tiende planeet onttroont Pluto", "pk_id": 30863, "tags": [{"type": "sitetag", "title": "Zon/Zonnestelsel"}, {"type": "sitetag", "title": "IJsdwergen"}], "excerpt": "\n
Vijfenzeventig jaar na de ontdekking van Pluto hebben Amerikaanse sterrenkundigen een tiende planeet in het zonnestelsel gevonden. De nieuwe planeet, die nog geen officiële naam heeft gekregen, lijkt als twee druppels water op Pluto, maar hij is een stuk groter. De ontdekking werd op vrijdag 29 juli bekendgemaakt op een persconferentie. \n
De planeet is ontdekt door een team van het California Institute of Technology (Caltech) onder leiding van Mike Brown. Brown en zijn collegas maken al jarenlang jacht op kleine, verre objecten in de buitengebieden van het zonnestelsel. Daarbij gebruiken ze de Samuel Oschin-telescoop van de sterrenwacht op Palomar Mountain in Californië. \n
De fotos waarop de planeet is gevonden, werden al gemaakt op 21 oktober 2003. De voorlopige aanduiding van de tiende planeet is 2003 UB313. Pas op 5 januari 2005 bleek uit een zorgvuldige computeranalyse dat één van de talloze lichtstipjes op de fotos heel langzaam van plaats verandert. \n
2003 UB313 beschrijft een grote, langgerekte baan om de zon, met een omlooptijd van niet minder dan 560 jaar. Die baan ligt enorm scheef ten opzichte van de banen van de andere planeten zelfs veel schever dan de baan van Pluto, die ook al een grote baanhelling vertoont. De nieuwe planeet komt nooit dichter bij de zon dan 5,7 miljard kilometer. In het verste punt van zijn baan staat hij zelfs op een afstand van 14,5 miljard kilometer van de zon bijna honderd maal zo ver als de aarde. \n
Niemand weet precies hoe groot 2003 UB313 is. Op de fotos is slechts een nietig lichtstipje zichtbaar. De waargenomen helderheid daarvan kan betekenen dat het hemellichaam relatief groot is, of een sterk reflecterend oppervlak heeft. Maar zelfs in het onwaarschijnlijke geval dat het oppervlak van de nieuwe planeet al het opvallende zonlicht weerkaatst, moet hij nog iets groter zijn dan Pluto. \n
IJsdwergen \n
Inmiddels is de tiende planeet gedetailleerd waargenomen met de 8-meter Gemini North Telescope op Mauna Kea, Hawaii. Uit die spectroscopische metingen blijkt dat het object qua samenstelling veel lijkt op Pluto, met een ijskoud oppervlak van bevroren methaan. Waarschijnlijk is het reflecterend vermogen dus ook gelijk: circa zestig procent. Dat betekent dat 2003 UB313 een middellijn heeft van 2860 kilometer ruim tachtig procent van de middellijn van de maan. Toekomstige metingen, onder andere met de Spitzer Space Telescope en met de Hubble Space Telescope, moeten daar meer duidelijkheid over verschaffen. \n
De afgelopen jaren heeft het Caltech-team van Brown meer ijzige objecten ontdekt in de buitengebieden van het zonnestelsel. Een daarvan, Sedna genaamd, werd vorig jaar gevonden, en is toen ook wel omschreven als de tiende planeet, hoewel van meet af aan duidelijk was dat hij een stuk kleiner is dan Pluto. Tegelijk met de vondst van 2003 UB313 werd de ontdekking bekend gemaakt van twee andere grote ijsdwergen: 2003 EL61 en 2005 FY9. Die draaien in kleinere banen, met omlooptijden van 285 en 307 jaar, maar net als Sedna zijn ze een stuk kleiner dan Pluto. \n
Al deze bevroren hemellichamen (in totaal zijn er al vele honderden ontdekt, sommige niet groter dan een paar honderd kilometer) maken deel uit van de Kuipergordel een uitgestrekte, afgeplatte band van ijzige mini-planeten, waarvan de eerste in 1992 werd gevonden. Veel van die objecten bewegen in vergelijkbare banen als Pluto, en de negende planeet (in 1930 ontdekt door Clyde Tombaugh) werd dan ook algemeen gezien als de koning der ijsdwergen. \n
Met de ontdekking van 2003 UB313 is koning Pluto echter van zijn troon gestoten. En daarmee is de discussie over de status van Pluto (én van 2003 UB313) opnieuw actueel. Veel sterrenkundigen zijn van mening dat de ijsdwergen een compleet andere categorie vormen dan de gewone planeten, en dat dus ook Pluto eigenlijk geen planeet is. \n
Brown heeft vanzelfsprekend een iets andere kijk op de zaak. Hij wil graag dat zijn team de geschiedenis ingaat als de ontdekker van de tiende planeet. Zijn voorstel is dat Pluto gewoon een planeet genoemd blijft worden (zoals al driekwart eeuw het geval is), en dat alle objecten in het zonnestelsel die groter zijn dan Pluto óók dat etiketje krijgen. Op die manier beschouwd is 2003 UB313 nummer tien. De verwachting is dat er binnen niet al te lange tijd nog een paar gevonden zullen worden.
Webpagina van Mike Brown over 2003 UB313", "slug": "tiende-planeet-onttroont-pluto", "language": "nl", "end_date_tuple": [], "sources": [], "location": [], "start_date_tuple": [2005, 9, 1, 0, 0, 0], "auto_excerpt": false, "type": "genericlistitem", "start_date": "2005-09-01 00:00:00", "categories": [], "view": "index"}, "title": "Tiende planeet onttroont Pluto"}, {"url": "/actueel/artikelen/_detail/gli/ijsdwerg-sedna-lijkt-allochtoon/", "items": [{"term": "IJsdwergen", "excerpt": "\n
Het mysterieuze mini-planeetje Sedna, dat eerder dit jaar werd ontdekt, is misschien afkomstig uit een ander zonnestelsel. Dat concluderen twee Amerikaanse astronomen deze week in Nature. Het mini-planeetje zou binnengehaald kunnen zijn toen zijn moederster langgeleden op kleine afstand langs de zon vloog. \n
Sedna is een zogeheten ijsdwerg een klein hemellichaam waarvan er tienduizenden rond de zon draaien buiten de baan van de verre planeet Neptunus. IJsdwergen hebben afmetingen van een paar honderd kilometer. Het zijn waarschijnlijk de overblijfselen uit de ontstaansperiode van het zonnestelsel. Maar Sedna draait in een extreem grote, langgerekte baan, met een omlooptijd van 11.000 jaar. Hoe hij in die baan terecht is gekomen is een raadsel. \n
Scott Kenyon van de Harvard-universiteit en Benjamin Bromley van de Universiteit van Utah denken de oplossing te weten: Sedna is misschien een immigrant uit een ander zonnestelsel. Uit hun computersimulaties blijkt dat twee sterren die elkaar op kleine afstand passeren ijsdwergen kunnen uitwisselen door de wederzijdse zwaartekracht. Die komen dan in merkwaardige banen terecht, zoals die van Sedna. \n
Volgens Kenyon en Bromley is het ook mogelijk dat Sedna zich oorspronkelijk in een veel kleinere baan bevond, in de zogeheten Kuipergordel, waar de meeste ijsdwergen zitten. Door de zwaartekracht van de passerende ster zou een aantal ijsdwergen dan uit de Kuipergordel zijn geslingerd. Absolute zekerheid is er volgens de twee astronomen pas wanneer er ijsdwergen in steile omloopbanen worden gevonden: dat valt alleen te verklaren als ze afkomstig zijn uit een ander zonnestelsel."}], "gli_item": {"publishers": [{"date": "2012-09-23 15:16:01", "url": "http://www.volkskrant.nl", "type": "publisher", "title": "de Volkskrant"}], "script_content": "", "end_date": null, "title": "IJsdwerg Sedna lijkt allochtoon", "pk_id": 30764, "tags": [{"type": "sitetag", "title": "IJsdwergen"}], "excerpt": "\n
Het mysterieuze mini-planeetje Sedna, dat eerder dit jaar werd ontdekt, is misschien afkomstig uit een ander zonnestelsel. Dat concluderen twee Amerikaanse astronomen deze week in Nature. Het mini-planeetje zou binnengehaald kunnen zijn toen zijn moederster langgeleden op kleine afstand langs de zon vloog. \n
Sedna is een zogeheten ijsdwerg een klein hemellichaam waarvan er tienduizenden rond de zon draaien buiten de baan van de verre planeet Neptunus. IJsdwergen hebben afmetingen van een paar honderd kilometer. Het zijn waarschijnlijk de overblijfselen uit de ontstaansperiode van het zonnestelsel. Maar Sedna draait in een extreem grote, langgerekte baan, met een omlooptijd van 11.000 jaar. Hoe hij in die baan terecht is gekomen is een raadsel. \n
Scott Kenyon van de Harvard-universiteit en Benjamin Bromley van de Universiteit van Utah denken de oplossing te weten: Sedna is misschien een immigrant uit een ander zonnestelsel. Uit hun computersimulaties blijkt dat twee sterren die elkaar op kleine afstand passeren ijsdwergen kunnen uitwisselen door de wederzijdse zwaartekracht. Die komen dan in merkwaardige banen terecht, zoals die van Sedna. \n
Volgens Kenyon en Bromley is het ook mogelijk dat Sedna zich oorspronkelijk in een veel kleinere baan bevond, in de zogeheten Kuipergordel, waar de meeste ijsdwergen zitten. Door de zwaartekracht van de passerende ster zou een aantal ijsdwergen dan uit de Kuipergordel zijn geslingerd. Absolute zekerheid is er volgens de twee astronomen pas wanneer er ijsdwergen in steile omloopbanen worden gevonden: dat valt alleen te verklaren als ze afkomstig zijn uit een ander zonnestelsel.", "slug": "ijsdwerg-sedna-lijkt-allochtoon", "language": "nl", "end_date_tuple": [], "sources": [], "location": [], "start_date_tuple": [2004, 12, 4, 0, 0, 0], "auto_excerpt": false, "type": "genericlistitem", "start_date": "2004-12-04 00:00:00", "categories": [], "view": "index"}, "title": "IJsdwerg Sedna lijkt allochtoon"}, {"url": "/actueel/artikelen/_detail/gli/aliens-invade-kuiper-belt/", "items": [{"term": "IJsdwergen", "excerpt": "
Like fleas jumping from dog to dog, frozen miniplanets may hop from one star to another, astronomers have proposed. Computer simulations show that some of the icy objects in the outermost reaches of our solar system may actually be alien invaders that originally orbited another star. The exchange would have occurred when the other star had a close encounter with our newborn sun. \n
Beyond the orbit of Neptune, tens of thousands of icy bodies, with diameters between 100 and 1500 kilometers, constitute the so-called Kuiper belt. These Kuiper belt objects are thought to be leftovers from the formation of our solar system. However, the remote and extremely elongated orbits of some of these objects are hard to explain. Take Sedna, for example. The mysterious miniplanet, whose discovery was announced earlier this year (ScienceNOW, 15 March ), takes 11,000 years to complete one orbit and never gets closer to the sun than 10.5 billion kilometers--almost twice the average distance of Pluto.Now, Scott Kenyon of the Smithsonian Astrophysical Observatory in Cambridge, Massachusetts, and Benjamin Bromley of the University of Utah in Salt Lake City suggest that Sedna-like objects may have crossed over from another star to our sun during a close encounter. This likely took place when both stars were only a few tens of millions of years old and still resided in a densely populated cluster, the pair reports in the 2 December issue of Nature. \n
Alessandro Morbidelli of the Côte d'Azur Observatory in France and Harold Levison of the Southwest Research Institute in Boulder, Colorado, arrive at similar conclusions in a paper in the November issue of The Astronomical Journal. \"We developed the same idea independently,\" says Morbidelli. However, their simulations imply more than one encounter that happened much earlier than suggested by Kenyon and Bromley. \n
The case for interlopers is not yet clinched. An alternative and more likely scenario, according to Kenyon and Bromley's computer simulations, is that a passing star's gravity stirred up the Kuiper belt and flung some objects into large, eccentric orbits. To rule this out, Kenyon and Bromley say, astronomers must detect distant Kuiper belt objects with very steep orbits relative to the other planets. Morbidelli adds that finding large numbers of Sedna-like objects, even with low inclinations, would also indicate that they originally belonged to another star.
More on Sedna and its discovery"}], "gli_item": {"publishers": [{"date": "2012-09-23 15:16:01", "url": "http://sciencenow.sciencemag.org/", "type": "publisher", "title": "sciencenow.org"}], "script_content": "", "end_date": null, "title": "Aliens Invade Kuiper Belt", "pk_id": 30763, "tags": [{"type": "sitetag", "title": "IJsdwergen"}], "excerpt": "
Like fleas jumping from dog to dog, frozen miniplanets may hop from one star to another, astronomers have proposed. Computer simulations show that some of the icy objects in the outermost reaches of our solar system may actually be alien invaders that originally orbited another star. The exchange would have occurred when the other star had a close encounter with our newborn sun. \n
Beyond the orbit of Neptune, tens of thousands of icy bodies, with diameters between 100 and 1500 kilometers, constitute the so-called Kuiper belt. These Kuiper belt objects are thought to be leftovers from the formation of our solar system. However, the remote and extremely elongated orbits of some of these objects are hard to explain. Take Sedna, for example. The mysterious miniplanet, whose discovery was announced earlier this year (ScienceNOW, 15 March ), takes 11,000 years to complete one orbit and never gets closer to the sun than 10.5 billion kilometers--almost twice the average distance of Pluto.Now, Scott Kenyon of the Smithsonian Astrophysical Observatory in Cambridge, Massachusetts, and Benjamin Bromley of the University of Utah in Salt Lake City suggest that Sedna-like objects may have crossed over from another star to our sun during a close encounter. This likely took place when both stars were only a few tens of millions of years old and still resided in a densely populated cluster, the pair reports in the 2 December issue of Nature. \n
Alessandro Morbidelli of the Côte d'Azur Observatory in France and Harold Levison of the Southwest Research Institute in Boulder, Colorado, arrive at similar conclusions in a paper in the November issue of The Astronomical Journal. \"We developed the same idea independently,\" says Morbidelli. However, their simulations imply more than one encounter that happened much earlier than suggested by Kenyon and Bromley. \n
The case for interlopers is not yet clinched. An alternative and more likely scenario, according to Kenyon and Bromley's computer simulations, is that a passing star's gravity stirred up the Kuiper belt and flung some objects into large, eccentric orbits. To rule this out, Kenyon and Bromley say, astronomers must detect distant Kuiper belt objects with very steep orbits relative to the other planets. Morbidelli adds that finding large numbers of Sedna-like objects, even with low inclinations, would also indicate that they originally belonged to another star.
More on Sedna and its discovery", "slug": "aliens-invade-kuiper-belt", "language": "en", "end_date_tuple": [], "sources": [], "location": [], "start_date_tuple": [2004, 12, 1, 0, 0, 0], "auto_excerpt": false, "type": "genericlistitem", "start_date": "2004-12-01 00:00:00", "categories": [], "view": "index"}, "title": "Aliens Invade Kuiper Belt"}, {"url": "/actueel/artikelen/_detail/gli/planeet-of-ijsdwergr/", "items": [{"term": "IJsdwergen", "excerpt": "\n
Mercurius, Venus, Aarde, Mars, Jupiter, Saturnus, Uranus, Neptunus, Pluto, Sedna. Hebben we er een tiende planeet bij? Volgens sommige krantenkoppen wel. Sedna genoemd naar een Eskimo-godin is bijna even groot als Pluto, en draait elke 10.500 jaar in een enorme ellipsbaan om de zon. De ontdekking van de koude ijsbal werd op 15 maart wereldkundig gemaakt. \n
Astronomen die Sedna een planeet willen noemen, moet je echter met een kaarsje zoeken. Met een middellijn van 1700 kilometer half zo groot als de maan telt het hemellichaam nauwelijks mee. Het eind zou trouwens ook zoek zijn, want buiten de baan van Neptunus ligt een hele gordel van zulke ijsdwergen, en de komende jaren worden er vast nog veel meer grote exemplaren gevonden. \n
Toch heeft de ontdekking van Sedna (officieel 2003 VB12 geheten) ook onder sterrenkundigen tot opwinding geleid. In de afgelopen twaalf jaar zijn er weliswaar honderden ijsdwergen ontdekt in de buitenste regionen van het zonnestelsel, maar Sedna is anders. Door zijn uitzonderlijke baan biedt hij astronomen waardevolle informatie over de geboorte van de zon. \n
IJsdwergen zijn stijf bevroren overblijfselen uit de ontstaansperiode van het zonnestelsel. De meeste bevinden zich in de Kuipergordel, een paar miljard kilometer van de zon. Net als Pluto beschrijven ze trage, scheve ellipsbanen met omlooptijden van een paar honderd jaar. Pluto, met een middellijn van 2300 kilometer, is in feite de ongekroonde koning van de ijsdwergen. \n
De Kuipergordel heeft een vrij scherpe buitenrand, op zon 7,5 miljard kilometer afstand van de zon. Op grotere afstand kom je ook wel ijsdwergen tegen, maar die bewegen dan in zeer langgerekte banen, waarvan het laagste punt altijd binnen die magische grens valt. Waarschijnlijk gaat het om de buitenrand van de gas- en stofschijf waaruit een kleine vijf miljard jaar geleden de planeten ontstonden. \n
Sednas baan ligt echter ver buiten de Kuipergordel. Hij staat momenteel op ca. 13 miljard kilometer afstand van de zon, en dat is ongeveer de kleinste afstand die hij kan bereiken. Maar het grootste deel van de tijd brengt hij op veel en veel grotere afstanden door. Over een halve omloop (ruim vijfduizend jaar) staat Sedna maar liefst 135 miljard kilometer van de zon 900 maal zo ver als de aarde. \n
Volgens onderzoeksleider Mike Brown van het California Institute of Technology maakt Sedna dan ook geen deel uit van de Kuipergordel, maar gaat het om een object uit de Oortwolk, een hypothetische wolk van kometen op zeer grote afstand van de zon. Door de zwaartekracht van een passerende ster zou Sedna in zijn huidige, merkwaardige baan terecht zijn gekomen. \n
Sedna brengt maar relatief weinig tijd door in het binnenste deel van zijn baan, en op grotere afstand zou hij nooit zijn ontdekt. Dus tenzij er sprake is van een onwaarschijnlijk toeval, moet je aannemen dat er veel meer objecten zijn zoals Sedna, in extreem langgerekte ellipsbanen die volledig ver buiten de Kuipergordel liggen. En dat betekent dat de Oortwolk in de beginperiode van het zonnestelsel regelmatig werd opgeschud door de zwaartekracht van een passerende ster. \n
Volgens Brown ligt de conclusie voor de hand: de zon is ontstaan in een compacte sterrenhoop die inmiddels uiteen is gevallen. Andere sterren in die sterrenhoop hebben Sedna en zijn soortgenoten in hun huidige banen gedirigeerd. Het mini-planeetje is het levende bewijs van de theorie dat de zon in een drukke kraamkamer ter wereld kwam. \n
Of toch niet? Brian Marsden van het Harvard-Smithsonian Center for Astrophysics denkt dat Sedna ook uit de Kuipergordel gestoten kan zijn door de zwaartekrachtsstoringen van een groter object. In de allerbuitenste regionen van het zonnestelsel zou zich volgens Marsden een hemellichaam kunnen schuilhouden zo groot als de aarde. Misschien dat zon object de titel tiende planeet verdient."}], "gli_item": {"publishers": [{"date": "2012-09-23 15:15:52", "url": "http://www.intermediair.nl/", "type": "publisher", "title": "Intermediair"}], "script_content": "", "end_date": null, "title": "Planeet of ijsdwerg?", "pk_id": 30639, "tags": [{"type": "sitetag", "title": "IJsdwergen"}], "excerpt": "\n
Mercurius, Venus, Aarde, Mars, Jupiter, Saturnus, Uranus, Neptunus, Pluto, Sedna. Hebben we er een tiende planeet bij? Volgens sommige krantenkoppen wel. Sedna genoemd naar een Eskimo-godin is bijna even groot als Pluto, en draait elke 10.500 jaar in een enorme ellipsbaan om de zon. De ontdekking van de koude ijsbal werd op 15 maart wereldkundig gemaakt. \n
Astronomen die Sedna een planeet willen noemen, moet je echter met een kaarsje zoeken. Met een middellijn van 1700 kilometer half zo groot als de maan telt het hemellichaam nauwelijks mee. Het eind zou trouwens ook zoek zijn, want buiten de baan van Neptunus ligt een hele gordel van zulke ijsdwergen, en de komende jaren worden er vast nog veel meer grote exemplaren gevonden. \n
Toch heeft de ontdekking van Sedna (officieel 2003 VB12 geheten) ook onder sterrenkundigen tot opwinding geleid. In de afgelopen twaalf jaar zijn er weliswaar honderden ijsdwergen ontdekt in de buitenste regionen van het zonnestelsel, maar Sedna is anders. Door zijn uitzonderlijke baan biedt hij astronomen waardevolle informatie over de geboorte van de zon. \n
IJsdwergen zijn stijf bevroren overblijfselen uit de ontstaansperiode van het zonnestelsel. De meeste bevinden zich in de Kuipergordel, een paar miljard kilometer van de zon. Net als Pluto beschrijven ze trage, scheve ellipsbanen met omlooptijden van een paar honderd jaar. Pluto, met een middellijn van 2300 kilometer, is in feite de ongekroonde koning van de ijsdwergen. \n
De Kuipergordel heeft een vrij scherpe buitenrand, op zon 7,5 miljard kilometer afstand van de zon. Op grotere afstand kom je ook wel ijsdwergen tegen, maar die bewegen dan in zeer langgerekte banen, waarvan het laagste punt altijd binnen die magische grens valt. Waarschijnlijk gaat het om de buitenrand van de gas- en stofschijf waaruit een kleine vijf miljard jaar geleden de planeten ontstonden. \n
Sednas baan ligt echter ver buiten de Kuipergordel. Hij staat momenteel op ca. 13 miljard kilometer afstand van de zon, en dat is ongeveer de kleinste afstand die hij kan bereiken. Maar het grootste deel van de tijd brengt hij op veel en veel grotere afstanden door. Over een halve omloop (ruim vijfduizend jaar) staat Sedna maar liefst 135 miljard kilometer van de zon 900 maal zo ver als de aarde. \n
Volgens onderzoeksleider Mike Brown van het California Institute of Technology maakt Sedna dan ook geen deel uit van de Kuipergordel, maar gaat het om een object uit de Oortwolk, een hypothetische wolk van kometen op zeer grote afstand van de zon. Door de zwaartekracht van een passerende ster zou Sedna in zijn huidige, merkwaardige baan terecht zijn gekomen. \n
Sedna brengt maar relatief weinig tijd door in het binnenste deel van zijn baan, en op grotere afstand zou hij nooit zijn ontdekt. Dus tenzij er sprake is van een onwaarschijnlijk toeval, moet je aannemen dat er veel meer objecten zijn zoals Sedna, in extreem langgerekte ellipsbanen die volledig ver buiten de Kuipergordel liggen. En dat betekent dat de Oortwolk in de beginperiode van het zonnestelsel regelmatig werd opgeschud door de zwaartekracht van een passerende ster. \n
Volgens Brown ligt de conclusie voor de hand: de zon is ontstaan in een compacte sterrenhoop die inmiddels uiteen is gevallen. Andere sterren in die sterrenhoop hebben Sedna en zijn soortgenoten in hun huidige banen gedirigeerd. Het mini-planeetje is het levende bewijs van de theorie dat de zon in een drukke kraamkamer ter wereld kwam. \n
Of toch niet? Brian Marsden van het Harvard-Smithsonian Center for Astrophysics denkt dat Sedna ook uit de Kuipergordel gestoten kan zijn door de zwaartekrachtsstoringen van een groter object. In de allerbuitenste regionen van het zonnestelsel zou zich volgens Marsden een hemellichaam kunnen schuilhouden zo groot als de aarde. Misschien dat zon object de titel tiende planeet verdient.", "slug": "planeet-of-ijsdwergr", "language": "nl", "end_date_tuple": [], "sources": [], "location": [], "start_date_tuple": [2004, 3, 25, 0, 0, 0], "auto_excerpt": false, "type": "genericlistitem", "start_date": "2004-03-25 00:00:00", "categories": [], "view": "index"}, "title": "Planeet of ijsdwerg?"}, {"url": "/actueel/artikelen/_detail/gli/niemand-weet-wat-een-planeet-is/", "items": [{"term": "IJsdwergen", "excerpt": "\n
CNN corrigeerde zichzelf al, afgelopen maandag. s Morgens meldde de Amerikaanse nieuwszender op zijn website dat er een tiende planeet was gevonden; s middags was de kop veranderd en was er nog slechts sprake van het verste object in het zonnestelsel. Met de ontdekking van Sedna is de discussie over het aantal planeten in het zonnestelsel weer in alle hevigheid opgelaaid. \n
Mike Brown van het California Institute of Technology maakte het er op de persconferentie van NASA niet makkelijker op. Brown leidde het team dat het verre, koude mini-planeetje afgelopen november ontdekte. Als Pluto een planeet is, is Sedna ook een planeet, zei hij. Het punt is: volgens mij is Pluto geen planeet. Net als veel andere sterrenkundigen vindt Brown dat er geen negen planeten in het zonnestelsel zijn, maar acht. De leerboekjes moeten herschreven worden. \n
Zo makkelijk zal dat echter niet gaan. Plutofielen als Alan Stern van het Southwest Research Institute en John Davies van het Royal Observatory in Edinburgh vinden dat Pluto gewoon een planeet mag blijven heten. En uit een internet-poll van MSNBC blijkt dat minder dan één op de vijf mensen instemt met een degradatie van Pluto. De donkere vlaktes op de maan worden ook nog steeds maanzeeën genoemd, al weten we al lang dat er geen druppel water is,aldus Davies. \n
Wat is een planeet? Geen mens die het weet. Een hemellichaam in een baan om de zon. Maar er draaien ook honderdduizenden rotsblokken in een baan om de zon, sommige maar liefst een paar honderd kilometer groot. Die kun je moeilijk allemaal planeten noemen, hoewel Ceres (de eerst ontdekte planetoïde en tevens de grootste) begin negentiende eeuw wel een paar jaar dat etiketje opgeplakt kreeg. \n
Het ijzige hemellichaam Pluto wordt sinds zijn ontdekking in 1930 wél een planeet genoemd, ook al beschrijft hij een scheve ellipsbaan, en is hij met een middellijn van 2300 kilometer kleiner dan de maan. Als er in de loop van de jaren dertig nog meer van zulke ijsdwergen waren gevonden, was Pluto ook meteen zijn planeetstatus kwijtgeraakt, net als Ceres. Maar de tweede ijsdwerg werd pas in 1992 ontdekt, toen er al een hele generatie was opgegroeid met de wetenschap dat het zonnestelsel negen planeten telt. \n
Inmiddels zijn er vele honderden ijsdwergen bekend. Ze zwalken rond in de koude buitengebieden van het zonnestelsel, in net zulke scheve en elliptische banen als Pluto. Sommige zijn ruim duizend kilometer groot, en het kan niet lang duren of er wordt er een gevonden die groter is dan de negende planeet. Sedna (officieel 2003 VB12 geheten) heeft met ca. 1700 kilometer het record opnieuw verbroken, en is bovendien de verst verwijderde. \n
Als Pluto wél een planeet is, waarom Sedna dan niet? Is hij te klein, of staat hij te ver van de zon? En waar leg je dan de grens? Mogen ijsdwergen van 2000 kilometer groot straks wel planeten heten en objecten van 1999 kilometer niet? En trouwens, is het niet gek dat Pluto, tot nu toe het grootste ijsplaneetje van allemaal, niet voorkomt in de officiële catalogus van planetoïden en ijsdwergen? \n
Het is een beschamende vertoning: astronomen die de oorsprong van het heelal op het spoor zijn en de geheimen van zwarte gaten ontraadselen, hebben geen antwoord op de vraag wat een planeet is. Verhitte debatten, ruzies op symposia, scheldpartijen op internet, maar een oplossing lijkt niet in zicht. Zelfs de politiek correcte suggestie van planetoïdengoeroe Brian Marsden om Pluto dan maar in twee categorieën in te delen, is met hoongelach begroet. \n
Het is allemaal semantiek, aldus Robin Catchpole van het Royal Observatory in Greenwich. Het zonnestelsel, zegt hij, bevat gewoon een enorme verscheidenheid aan objecten, en trekt zich weinig aan van de hokjesgeest en de classificatiedrang van de mens. Maar zo lang het P-woord niet volledig uit het woordenboek wordt geschrapt, zal de discussie over het aantal planeten in het zonnestelsel nog wel even voortduren. \n
Sedna de tiende planeet? Geen sprake van. Pluto de negende? Nog even misschien, maar de degradatie laat waarschijnlijk niet lang meer op zich wachten. En wat dan nog acht is ook een mooi getal. "}], "gli_item": {"publishers": [{"date": "2012-09-23 15:16:01", "url": "http://www.volkskrant.nl", "type": "publisher", "title": "de Volkskrant"}], "script_content": "", "end_date": null, "title": "Niemand weet wat een planeet is", "pk_id": 30636, "tags": [{"type": "sitetag", "title": "Zon/Zonnestelsel"}, {"type": "sitetag", "title": "IJsdwergen"}], "excerpt": "\n
CNN corrigeerde zichzelf al, afgelopen maandag. s Morgens meldde de Amerikaanse nieuwszender op zijn website dat er een tiende planeet was gevonden; s middags was de kop veranderd en was er nog slechts sprake van het verste object in het zonnestelsel. Met de ontdekking van Sedna is de discussie over het aantal planeten in het zonnestelsel weer in alle hevigheid opgelaaid. \n
Mike Brown van het California Institute of Technology maakte het er op de persconferentie van NASA niet makkelijker op. Brown leidde het team dat het verre, koude mini-planeetje afgelopen november ontdekte. Als Pluto een planeet is, is Sedna ook een planeet, zei hij. Het punt is: volgens mij is Pluto geen planeet. Net als veel andere sterrenkundigen vindt Brown dat er geen negen planeten in het zonnestelsel zijn, maar acht. De leerboekjes moeten herschreven worden. \n
Zo makkelijk zal dat echter niet gaan. Plutofielen als Alan Stern van het Southwest Research Institute en John Davies van het Royal Observatory in Edinburgh vinden dat Pluto gewoon een planeet mag blijven heten. En uit een internet-poll van MSNBC blijkt dat minder dan één op de vijf mensen instemt met een degradatie van Pluto. De donkere vlaktes op de maan worden ook nog steeds maanzeeën genoemd, al weten we al lang dat er geen druppel water is,aldus Davies. \n
Wat is een planeet? Geen mens die het weet. Een hemellichaam in een baan om de zon. Maar er draaien ook honderdduizenden rotsblokken in een baan om de zon, sommige maar liefst een paar honderd kilometer groot. Die kun je moeilijk allemaal planeten noemen, hoewel Ceres (de eerst ontdekte planetoïde en tevens de grootste) begin negentiende eeuw wel een paar jaar dat etiketje opgeplakt kreeg. \n
Het ijzige hemellichaam Pluto wordt sinds zijn ontdekking in 1930 wél een planeet genoemd, ook al beschrijft hij een scheve ellipsbaan, en is hij met een middellijn van 2300 kilometer kleiner dan de maan. Als er in de loop van de jaren dertig nog meer van zulke ijsdwergen waren gevonden, was Pluto ook meteen zijn planeetstatus kwijtgeraakt, net als Ceres. Maar de tweede ijsdwerg werd pas in 1992 ontdekt, toen er al een hele generatie was opgegroeid met de wetenschap dat het zonnestelsel negen planeten telt. \n
Inmiddels zijn er vele honderden ijsdwergen bekend. Ze zwalken rond in de koude buitengebieden van het zonnestelsel, in net zulke scheve en elliptische banen als Pluto. Sommige zijn ruim duizend kilometer groot, en het kan niet lang duren of er wordt er een gevonden die groter is dan de negende planeet. Sedna (officieel 2003 VB12 geheten) heeft met ca. 1700 kilometer het record opnieuw verbroken, en is bovendien de verst verwijderde. \n
Als Pluto wél een planeet is, waarom Sedna dan niet? Is hij te klein, of staat hij te ver van de zon? En waar leg je dan de grens? Mogen ijsdwergen van 2000 kilometer groot straks wel planeten heten en objecten van 1999 kilometer niet? En trouwens, is het niet gek dat Pluto, tot nu toe het grootste ijsplaneetje van allemaal, niet voorkomt in de officiële catalogus van planetoïden en ijsdwergen? \n
Het is een beschamende vertoning: astronomen die de oorsprong van het heelal op het spoor zijn en de geheimen van zwarte gaten ontraadselen, hebben geen antwoord op de vraag wat een planeet is. Verhitte debatten, ruzies op symposia, scheldpartijen op internet, maar een oplossing lijkt niet in zicht. Zelfs de politiek correcte suggestie van planetoïdengoeroe Brian Marsden om Pluto dan maar in twee categorieën in te delen, is met hoongelach begroet. \n
Het is allemaal semantiek, aldus Robin Catchpole van het Royal Observatory in Greenwich. Het zonnestelsel, zegt hij, bevat gewoon een enorme verscheidenheid aan objecten, en trekt zich weinig aan van de hokjesgeest en de classificatiedrang van de mens. Maar zo lang het P-woord niet volledig uit het woordenboek wordt geschrapt, zal de discussie over het aantal planeten in het zonnestelsel nog wel even voortduren. \n
Sedna de tiende planeet? Geen sprake van. Pluto de negende? Nog even misschien, maar de degradatie laat waarschijnlijk niet lang meer op zich wachten. En wat dan nog acht is ook een mooi getal. ", "slug": "niemand-weet-wat-een-planeet-is", "language": "nl", "end_date_tuple": [], "sources": [], "location": [], "start_date_tuple": [2004, 3, 20, 0, 0, 0], "auto_excerpt": false, "type": "genericlistitem", "start_date": "2004-03-20 00:00:00", "categories": [], "view": "index"}, "title": "Niemand weet wat een planeet is"}, {"url": "/actueel/artikelen/_detail/gli/niemand-weet-waar-de-komeet-ijs-haalt/", "items": [{"term": "IJsdwergen", "excerpt": "
Onderzoek met de Hubble-telescoop wijst uit dat er in de Kuipergordel wel veel grote, maar vreemd genoeg bijna geen kleine ijsballen rondvliegen. \n
In de natuur zijn kleine dingen altijd talrijker dan grote. Er zijn meer zandkorrels dan rotsblokken, meer regenwormen dan koeien, en meer dwergsterren dan superreuzen. Meestal is er zelfs een wiskundig verband: als je de grote en middelgrote exemplaren hebt geteld, kun je uitrekenen hoeveel kleintjes er zijn, of het nu gaat om eilanden, vissen of meteorieten. \n
Maar in de Kuipergordel is iets geks aan de hand. De Kuipergordel een brede zone in het zonnestelsel buiten de baan van de planeet Neptunus bestaat uit ijzige hemellichamen die waarschijnlijk uit de ontstaansperiode van het zonnestelsel dateren. Tot nu toe zijn er ruim achthonderd van deze ijsdwergen ontdekt, met afmetingen van een paar honderd kilometer. \n
Afgelopen winter is met de Hubble Space Telescope in een klein gebiedje aan de sterrenhemel in het sterrenbeeld Maagd gezocht naar veel kleinere ijsdwergen, vanaf zon vijfentwintig kilometer in middellijn. Volgens de statistiek zou Hubble een stuk of 85 van die kleine ijsballen hebben moeten vinden. In plaats daarvan werden er zegge en schrijve drie ontdekt. \n
Zeer interessant onderzoek, aldus Dan Durda van het Southwest Research Institute in Boulder, Colorado, een specialist als het gaat om de kleine objecten in het zonnestelsel. Zon inventarisatie vertelt je iets over de vroege geschiedenis van het zonnestelsel, maar ook over de inwendige structuur van de ijsdwergen. Volgens Durda is het resultaat alleen te verklaren door aan te nemen dat de kleinste ijsdwergen lang geleden door onderlinge botsingen uiteen zijn geslagen. \n
De ontdekking is nog niet officieel gepubliceerd, maar onderzoeksleiders Gary Bernstein en David Trilling van de Universiteit van Pennsylvania hebben deze week een preprint van hun artikel op internet gezet. De resultaten van onze speurtocht zijn in de verste verte niet in overeenstemming met de theoretische verwachtingen, schrijven ze. \n
Makkelijk was de speurtocht niet. Zelfs de gevoelige Advanced Camera for Surveys aan boord van de Hubble-telescoop kan zulke kleine, donkere objecten op miljarden kilometers afstand nauwelijks zien. Pas na een zeer uitgebreide computeranalyse van vele uren waarnemingsmateriaal kwamen ze aan het licht. Alleen niet in de verwachte aantallen. \n
Achteraf bezien is Durda overigens niet echt verbaasd over de ontdekking van Bernstein, Trilling en hun collegas. Ook de planetoïdengordel telt volgens hem minder kleine exemplaren dan je in eerste instantie zou verwachten. Objecten met afmetingen van enkele tientallen kilometers spatten bij een onderlinge botsing het makkelijkst uit elkaar, zegt hij. De planetoïden, die voornamelijk tussen de banen van Mars en Jupiter om de zon draaien, bestaan uit steen in plaats van ijs, maar kennelijk maakt dat niet zo veel uit voor het eindresultaat van een botsingsfase. \n
Dat ook de veel dunner bevolkte Kuipergordel lang geleden zon heftige botsingsfase heeft doorgemaakt, hadden de meeste astronomen niet verwacht. Wat dat betreft werpt de ontdekking inderdaad nieuw licht op de allervroegste geschiedenis van het zonnestelsel. Maar er is ook een probleem: als er zo weinig kleine ijsdwergen zijn, waar komen de kortperiodieke kometen in de binnendelen van het zonnestelsel dan vandaan? \n
Volgens de standaardtheorie zijn korpteriodieke kometen (met een omlooptijd van minder dan tweehonderd jaar) afkomstig uit de Kuipergordel, en zijn het in werkelijkheid ontsnapte ijsdwergen. Maar als er zo weinig kleine ijsdwergen zijn, is het waargenomen aantal kometen eigenlijk niet goed te verklaren. \n
Misschien, zegt Durda, zullen toekomstige zoekacties met veel gevoeliger instrumenten uitwijzen dat de ijsballenschaarste niet langer van toepassing is op de allerkleinste exemplaren, met afmetingen van een paar kilometer. Dat zou een gedeeltelijke oplossing kunnen vormen voor het kometenprobleem.
Kuiper Belt Page"}], "gli_item": {"publishers": [{"date": "2012-09-23 15:16:01", "url": "http://www.volkskrant.nl", "type": "publisher", "title": "de Volkskrant"}], "script_content": "", "end_date": null, "title": "Niemand weet waar de komeet ijs haalt", "pk_id": 30529, "tags": [{"type": "sitetag", "title": "Kometen"}, {"type": "sitetag", "title": "IJsdwergen"}], "excerpt": "
Onderzoek met de Hubble-telescoop wijst uit dat er in de Kuipergordel wel veel grote, maar vreemd genoeg bijna geen kleine ijsballen rondvliegen. \n
In de natuur zijn kleine dingen altijd talrijker dan grote. Er zijn meer zandkorrels dan rotsblokken, meer regenwormen dan koeien, en meer dwergsterren dan superreuzen. Meestal is er zelfs een wiskundig verband: als je de grote en middelgrote exemplaren hebt geteld, kun je uitrekenen hoeveel kleintjes er zijn, of het nu gaat om eilanden, vissen of meteorieten. \n
Maar in de Kuipergordel is iets geks aan de hand. De Kuipergordel een brede zone in het zonnestelsel buiten de baan van de planeet Neptunus bestaat uit ijzige hemellichamen die waarschijnlijk uit de ontstaansperiode van het zonnestelsel dateren. Tot nu toe zijn er ruim achthonderd van deze ijsdwergen ontdekt, met afmetingen van een paar honderd kilometer. \n
Afgelopen winter is met de Hubble Space Telescope in een klein gebiedje aan de sterrenhemel in het sterrenbeeld Maagd gezocht naar veel kleinere ijsdwergen, vanaf zon vijfentwintig kilometer in middellijn. Volgens de statistiek zou Hubble een stuk of 85 van die kleine ijsballen hebben moeten vinden. In plaats daarvan werden er zegge en schrijve drie ontdekt. \n
Zeer interessant onderzoek, aldus Dan Durda van het Southwest Research Institute in Boulder, Colorado, een specialist als het gaat om de kleine objecten in het zonnestelsel. Zon inventarisatie vertelt je iets over de vroege geschiedenis van het zonnestelsel, maar ook over de inwendige structuur van de ijsdwergen. Volgens Durda is het resultaat alleen te verklaren door aan te nemen dat de kleinste ijsdwergen lang geleden door onderlinge botsingen uiteen zijn geslagen. \n
De ontdekking is nog niet officieel gepubliceerd, maar onderzoeksleiders Gary Bernstein en David Trilling van de Universiteit van Pennsylvania hebben deze week een preprint van hun artikel op internet gezet. De resultaten van onze speurtocht zijn in de verste verte niet in overeenstemming met de theoretische verwachtingen, schrijven ze. \n
Makkelijk was de speurtocht niet. Zelfs de gevoelige Advanced Camera for Surveys aan boord van de Hubble-telescoop kan zulke kleine, donkere objecten op miljarden kilometers afstand nauwelijks zien. Pas na een zeer uitgebreide computeranalyse van vele uren waarnemingsmateriaal kwamen ze aan het licht. Alleen niet in de verwachte aantallen. \n
Achteraf bezien is Durda overigens niet echt verbaasd over de ontdekking van Bernstein, Trilling en hun collegas. Ook de planetoïdengordel telt volgens hem minder kleine exemplaren dan je in eerste instantie zou verwachten. Objecten met afmetingen van enkele tientallen kilometers spatten bij een onderlinge botsing het makkelijkst uit elkaar, zegt hij. De planetoïden, die voornamelijk tussen de banen van Mars en Jupiter om de zon draaien, bestaan uit steen in plaats van ijs, maar kennelijk maakt dat niet zo veel uit voor het eindresultaat van een botsingsfase. \n
Dat ook de veel dunner bevolkte Kuipergordel lang geleden zon heftige botsingsfase heeft doorgemaakt, hadden de meeste astronomen niet verwacht. Wat dat betreft werpt de ontdekking inderdaad nieuw licht op de allervroegste geschiedenis van het zonnestelsel. Maar er is ook een probleem: als er zo weinig kleine ijsdwergen zijn, waar komen de kortperiodieke kometen in de binnendelen van het zonnestelsel dan vandaan? \n
Volgens de standaardtheorie zijn korpteriodieke kometen (met een omlooptijd van minder dan tweehonderd jaar) afkomstig uit de Kuipergordel, en zijn het in werkelijkheid ontsnapte ijsdwergen. Maar als er zo weinig kleine ijsdwergen zijn, is het waargenomen aantal kometen eigenlijk niet goed te verklaren. \n
Misschien, zegt Durda, zullen toekomstige zoekacties met veel gevoeliger instrumenten uitwijzen dat de ijsballenschaarste niet langer van toepassing is op de allerkleinste exemplaren, met afmetingen van een paar kilometer. Dat zou een gedeeltelijke oplossing kunnen vormen voor het kometenprobleem.
Kuiper Belt Page", "slug": "niemand-weet-waar-de-komeet-ijs-haalt", "language": "nl", "end_date_tuple": [], "sources": [], "location": [], "start_date_tuple": [2003, 9, 6, 0, 0, 0], "auto_excerpt": false, "type": "genericlistitem", "start_date": "2003-09-06 00:00:00", "categories": [], "view": "index"}, "title": "Niemand weet waar de komeet ijs haalt"}, {"url": "/actueel/artikelen/_detail/gli/comet-factory-found-to-have-too-little-inventory/", "items": [{"term": "IJsdwergen", "excerpt": "
On a typical beach, there are countless more grains of sand than boulders. Likewise, astronomers know that dwarf stars far outnumber giants and that there are more small meteorites than large ones. \n
But the icy outer reaches of our solar system appear to deviate from this rule of thumb. A meticulous search for small objects in this nether-space beyond Neptune known as the Kuiper belt has turned up fewer than 4% of the expected number. And that's a problem for astronomers, because the Kuiper belt is thought to be the source of the stream of comets that swing into the inner solar system. The result has left researchers wondering where the precursors of comets might be hiding. \"This is very exciting work,\" says small planetary body specialist Dan Durda of the Southwest Research Institute in Boulder, Colorado. \n
The Kuiper belt is made up of lumps of dirty ice--probably leftovers from the birth of the solar system--known as trans-Neptunian objects (TNOs). Most astronomers agree that Pluto and its moon, Charon, would be better classified as the largest TNOs. So far, more than 800 TNOs have been found, most of them more than 100 kilometers across. \n
Using the eagle-eyed Advanced Camera for Surveys on board the Hubble Space Telescope, a team of astronomers led by Gary M. Bernstein and David E. Trilling of the University of Pennsylvania in Philadelphia has carried out the first sensitive search for very faint (and hence relatively small) TNOs in a tiny patch of sky in the constellation Virgo. Based on the known numbers of large bodies, the scientists had expected the search to turn up some 85 TNOs down to 20 kilometers across. Instead, they found three. \n
In a paper submitted to the Astrophysical Journal , the researchers say that their results are \"wildly inconsistent\" with the observed number of short-period comets--comets with orbital periods of less than 200 years--that are believed to be small TNO escapees. As a result, they write, \"models for the origin of [short-period comets] are missing some important process.\" \n
The dearth of small bodies suggests that the Kuiper belt experienced an intense collision phase in which icy bodies smaller than about 100 kilometers in diameter were smashed to smithereens. \"This new find is a valuable clue to the early collisional history of the outer solar system,\" Durda says. He also points out that the new result may shed light on how easily TNOs are broken apart, which is a clue to their internal structure. \n
A similar deviation from the expected size distribution has been found in the more dense and rocky asteroid belt between the orbits of Mars and Jupiter, notes Durda. If the asteroid belt is any guide, the distribution of TNOs may be biased toward those with diameters of a few kilometers. Such small objects are harder to break apart by collisions. \n
If a future survey were to turn up a plethora of TNO pipsqueaks, these could be the wellspring of short-period comets.
Kuiper Belt Page"}], "gli_item": {"publishers": [{"date": "2012-09-23 15:15:59", "url": "http://www.sciencemag.org/", "type": "publisher", "title": "Science"}], "script_content": "", "end_date": null, "title": "Comet 'factory' found to have too little inventory", "pk_id": 30530, "tags": [{"type": "sitetag", "title": "Kometen"}, {"type": "sitetag", "title": "IJsdwergen"}], "excerpt": "
On a typical beach, there are countless more grains of sand than boulders. Likewise, astronomers know that dwarf stars far outnumber giants and that there are more small meteorites than large ones. \n
But the icy outer reaches of our solar system appear to deviate from this rule of thumb. A meticulous search for small objects in this nether-space beyond Neptune known as the Kuiper belt has turned up fewer than 4% of the expected number. And that's a problem for astronomers, because the Kuiper belt is thought to be the source of the stream of comets that swing into the inner solar system. The result has left researchers wondering where the precursors of comets might be hiding. \"This is very exciting work,\" says small planetary body specialist Dan Durda of the Southwest Research Institute in Boulder, Colorado. \n
The Kuiper belt is made up of lumps of dirty ice--probably leftovers from the birth of the solar system--known as trans-Neptunian objects (TNOs). Most astronomers agree that Pluto and its moon, Charon, would be better classified as the largest TNOs. So far, more than 800 TNOs have been found, most of them more than 100 kilometers across. \n
Using the eagle-eyed Advanced Camera for Surveys on board the Hubble Space Telescope, a team of astronomers led by Gary M. Bernstein and David E. Trilling of the University of Pennsylvania in Philadelphia has carried out the first sensitive search for very faint (and hence relatively small) TNOs in a tiny patch of sky in the constellation Virgo. Based on the known numbers of large bodies, the scientists had expected the search to turn up some 85 TNOs down to 20 kilometers across. Instead, they found three. \n
In a paper submitted to the Astrophysical Journal , the researchers say that their results are \"wildly inconsistent\" with the observed number of short-period comets--comets with orbital periods of less than 200 years--that are believed to be small TNO escapees. As a result, they write, \"models for the origin of [short-period comets] are missing some important process.\" \n
The dearth of small bodies suggests that the Kuiper belt experienced an intense collision phase in which icy bodies smaller than about 100 kilometers in diameter were smashed to smithereens. \"This new find is a valuable clue to the early collisional history of the outer solar system,\" Durda says. He also points out that the new result may shed light on how easily TNOs are broken apart, which is a clue to their internal structure. \n
A similar deviation from the expected size distribution has been found in the more dense and rocky asteroid belt between the orbits of Mars and Jupiter, notes Durda. If the asteroid belt is any guide, the distribution of TNOs may be biased toward those with diameters of a few kilometers. Such small objects are harder to break apart by collisions. \n
If a future survey were to turn up a plethora of TNO pipsqueaks, these could be the wellspring of short-period comets.
Kuiper Belt Page", "slug": "comet-factory-found-to-have-too-little-inventory", "language": "en", "end_date_tuple": [], "sources": [], "location": [], "start_date_tuple": [2003, 9, 5, 0, 0, 0], "auto_excerpt": false, "type": "genericlistitem", "start_date": "2003-09-05 00:00:00", "categories": [], "view": "index"}, "title": "Comet 'factory' found to have too little inventory"}, {"url": "/actueel/artikelen/_detail/gli/whence-the-cometsr/", "items": [{"term": "IJsdwergen", "excerpt": "
When astronomers discovered a reservoir of icy bodies in the nether-space beyond the orbit of Neptune, they thought they had identified the main source of comets that periodically swing into the inner solar system. But now, a meticulous search for small objects in this so-called Kuiper belt has turned up fewer than 4% of the expected number. The puzzling find may shed new light on the early evolution of the solar system. \n
The Kuiper belt is made up of lumps of dirty ice--probably leftovers from the birth of the solar system--known as trans-Neptunian objects (TNOs). Most astronomers agree that the planet Pluto and its moon, Charon, would be better classified as the largest TNOs. So far, more than 800 TNOs have been found, most of them more than 100 kilometers across. \n
Using the eagle-eyed Advanced Camera for Surveys on board the Hubble Space Telescope, a team of astronomers led by Gary Bernstein and David Trilling of the University of Pennsylvania in Philadelphia has carried out the first sensitive search for very faint (and hence relatively small) TNOs in a tiny but typical patch of sky in the constellation Virgo. Based on the known numbers of large bodies, the scientists had expected the search to turn up some 85 TNOs as small as 20 kilometers across. Instead, they found three. \n
In a paper submitted to the Astrophysical Journal, the researchers say their results are \"wildly inconsistent\" with the observed number of short-period comets--comets with orbital periods of less than 200 years--that are believed to be small TNO escapees. \n
\"This is very exciting work,\" says small planetary body specialist Dan Durda of the Southwest Research Institute in Boulder, Colorado. The dearth of small bodies suggests that the Kuiper belt experienced a bout of intense collisions in which icy bodies a few tens of kilometers in diameter were smashed to smithereens. \"This new find is a valuable clue to the early collisional history of the outer solar system,\" Durda says. As for the short-period comet problem, Durda thinks it's possible the comet precursors are not missing at all, but just too small to be seen by Hubble's prying eyes. At the same time, he says, it's also possible the observed number of comets could be generated by fewer TNOs than researchers had assumed.
Kuiper Belt Page"}], "gli_item": {"publishers": [{"date": "2012-09-23 15:16:01", "url": "http://sciencenow.sciencemag.org/", "type": "publisher", "title": "sciencenow.org"}], "script_content": "", "end_date": null, "title": "Whence the comets?", "pk_id": 30531, "tags": [{"type": "sitetag", "title": "IJsdwergen"}, {"type": "sitetag", "title": "Kometen"}], "excerpt": "
When astronomers discovered a reservoir of icy bodies in the nether-space beyond the orbit of Neptune, they thought they had identified the main source of comets that periodically swing into the inner solar system. But now, a meticulous search for small objects in this so-called Kuiper belt has turned up fewer than 4% of the expected number. The puzzling find may shed new light on the early evolution of the solar system. \n
The Kuiper belt is made up of lumps of dirty ice--probably leftovers from the birth of the solar system--known as trans-Neptunian objects (TNOs). Most astronomers agree that the planet Pluto and its moon, Charon, would be better classified as the largest TNOs. So far, more than 800 TNOs have been found, most of them more than 100 kilometers across. \n
Using the eagle-eyed Advanced Camera for Surveys on board the Hubble Space Telescope, a team of astronomers led by Gary Bernstein and David Trilling of the University of Pennsylvania in Philadelphia has carried out the first sensitive search for very faint (and hence relatively small) TNOs in a tiny but typical patch of sky in the constellation Virgo. Based on the known numbers of large bodies, the scientists had expected the search to turn up some 85 TNOs as small as 20 kilometers across. Instead, they found three. \n
In a paper submitted to the Astrophysical Journal, the researchers say their results are \"wildly inconsistent\" with the observed number of short-period comets--comets with orbital periods of less than 200 years--that are believed to be small TNO escapees. \n
\"This is very exciting work,\" says small planetary body specialist Dan Durda of the Southwest Research Institute in Boulder, Colorado. The dearth of small bodies suggests that the Kuiper belt experienced a bout of intense collisions in which icy bodies a few tens of kilometers in diameter were smashed to smithereens. \"This new find is a valuable clue to the early collisional history of the outer solar system,\" Durda says. As for the short-period comet problem, Durda thinks it's possible the comet precursors are not missing at all, but just too small to be seen by Hubble's prying eyes. At the same time, he says, it's also possible the observed number of comets could be generated by fewer TNOs than researchers had assumed.
Kuiper Belt Page", "slug": "whence-the-cometsr", "language": "en", "end_date_tuple": [], "sources": [], "location": [], "start_date_tuple": [2003, 9, 2, 0, 0, 0], "auto_excerpt": false, "type": "genericlistitem", "start_date": "2003-09-02 00:00:00", "categories": [], "view": "index"}, "title": "Whence the comets?"}], "html": "\n